Kazutoki Umezu op het Moers Festival 1983. Vet aangezet, lekker saxofoonspel, maar een veel te leukige en leutige mix van Ayler, bop-licks en andere direct herkenbare citaten. Punkjazz. Zo lang het overtuigend en serieus Ayler-achtig is, trek ik het, als er een vette beat is ook nog, zo gauw het leutig wordt, haak ik af. Waarom niet gewoon de hele tijd echt vet en lekker spelen… De punkjazz-feel en het saxofoonspel redden deze plaat.

Het WSQ in vroege opnames, 1977. Tweedehands gekocht en nauwelijks naar geluisterd omdat andere opnames me beter bevielen.
Onlangs downloade ik een concert van het WSQ uit 1980, in Rome, met Max Roach als gast en luisterde er helemaal naar – dat is een uitzondering. Er valt zoveel te luisteren: zoveel live opnames (audience recordings, radio-uitzendingen) en nooit heruitgegeven LPs die beschikbaar worden gemaakt.
Later kreeg het WSQ meer vorm, en werd de klank hechter. Ik heb ze één of twee keer live gehoord (in het BIMhuis). Uiteraard nog met Julius Hemphill. Hier wordt nog veel ‘doorelkaargetoeterd’ en onbegeleid gesoleerd. Dat werkte live waarschijnlijk uitstekend (aan de reacties van het publiek te horen) maar op LP minder.

Instrumentale gitaarmuziek uit de kraakscene met veel surfinvloeden. Band van Dolf Planteijd. Paar keer live gezien. De vaart zit er enorm in en er wordt gewoon goed en fris gespeeld. Ik ben verrast hoe leuk ik het nog steeds vind. “[by the way, the record should be played at 45rpm preferably]”. Ik zette ‘m eerst op 33 toeren en dan klinkt de bas wel heel vet. Precies de muziek die je gaat maken als je ‘lekker’ in het geluid van de elektrische gitaar gaat zitten, op kant twee zitten momenten die vooruitwijzen naar Earth. Opnames zijn uit 1989.
(Online is geen afbeelding van de hoes te vinden).
(Nog dank, Morzelpronk – ik had niet genoeg geld mij me en kreeg de LP toch mee).
Ik ben groot liefhebber van de hardbop platen van Coltrane. Ik kan er bij werken, ik kan ze meeneurieën, ik krijg er een goed humeur van. Ik heb er eindeloos naar geluisterd sinds ik ze ‘ontdekte’ in 1985 (eerst Blue Train en Tenor Conclave), ik kan er nog steeds opnieuw naar luisteren. Heeft toch te maken met een balans tussen klassieke vorm en het zoekende in Coltrane’s spel.
Black Pearls is nooit mijn favoriet geweest. Sessie uit 1958, Coltrane probeert er zijn sheets-of-sounds aanpak uit en dat klinkt nog niet helemaal overtuigend. Zo herinnerde ik me het tenminste. Werd ook pas in 1964 uitgegeven. Maar ben deze ochtend verrast over het energieke spel. Pfff, zou ik de afgelopen jaren echt naar te veel twee- en derderangs bop hebben geluisterd?

Nog een gitaarplaat, uit 1985, jaar van de muziek, waarin nieuwe muziek uit Cuba werd gepromoot, blijkbaar, gelimiteerde oplage cadeau gegeven aan Nederlandse componisten. Stukken van Brouwer, uiteraard, Gramatges, Angulo en Fariñas. Lekker post-serieel avant-gardistisch met Robby Faverey en Stanley Noordpool op gitaar. Ik kan daar eindeloos naar luisteren.

http://www.discogs.com/viewimages?release=1513037
De zon schijnt, misschien dat gitaarmuziek nu goed valt. Nog een oude LP, John Williams speelt het gitaarconcert opus 67 van Malcolm Arnold en het eerste gitaarconcert van Leo Brouwer, met de London Sinfonietta. Opnames uit 1977.
Het stuk van Malcolm Arnold heeft een paar fraaie passages in het langzame deel, en de gitaarpartij is mooi geschreven. De snellere delen vertonen een soort quasi-klassiekerige filmmuziekesthetica die ik onverteerbaar vind – het eerste deel vind ik onluisterbaar.
Leo Brouwer is zonder twijfel mijn favoriete gitaarcomponist. Zijn concert voor gitaar en klein orkest lijkt vooral een bewerking van motieven uit zijn briljante solostukken en dat pakt een stuk minder goed uit. Gitaar plus. Stukken vooruitstrevender dan Arnold, maar het gebruik van destijds vooruitstrevende compositiemethodes voor de orkestscore is ‘volgens het boekje’ – wat overigens betekent dat er best wat te genieten valt (hmm, heel fraaie zachte passage met bijna-drone voor trombone en strijkers (?)). Ik prefereer Brouwer voor gitaar solo. Hij denkt vanuit de gitaar en komt zo tot prachtige resultaten. Ik ken geen componist die hem dat nadoet of heeft nagedaan.

http://plum.cream.org/williams/records/035.htm
In de ‘studio’ aan het werk. Vinyl nummer zeven: Song for Biko (1978) van de Zuid-Afrikaanse bassist Johnny Dyani, met Don Cherry, Dudu Pukwana en Makaya Ntshoko. Met een losse ritmische aanpak die niet helemaal freejazz wordt, op het eerste gehoor vreemde bassfiguren, ostenati en tegenritmes van Dyani, melodieuze thema’s en meeslepend spel van Cherry en Pukwana. Mooi. Diep en ‘uplifiting’.
Van de hoestekst, Johnny Dyani: “I am a folk musician, and I don’t like to see my work described as jazz because it introduces connotations that I don’t regard as relevant”.

Dubbel-LP waarvoor ik, als ik het me goed herinner, de volle prijs heb betaald. Historische live-opnames. Veel naar geluisterd, ook al klinkt de ritmesectie op veel tracks als ongenuanceerde tweekwartsklop en was JATP een veredelde jamsessie. Met Coleman Hawkins, Buck Clayton, Willie Smith, Dizzy Gillespie…. Electrifying indeed.
De werkelijke aantrekkelijkheid van deze muziek ligt in de ontmoeting tussen Bird & Pres. Lester Young op z’n aller-allerbest, en Charlie Parker in een swing-context waardoor des te beter te horen is hoe radicaal, vernieuwend en adembenemd de weg is die hij is ingeslagen. Dat kun je nog steeds voelen. Hij fietst er dwars doorheen, alsof een nieuwe dimensie zich ontvouwt. (Dat wonder, dat iets van 50 of 65 jaar geleden nog steeds ‘fris’ kan klinken).

http://www.jazzdisco.org/charlie-parker/discography/session-index/#460128
Ik heb een tijdje klassieke gitaarmuziek op vinyl gekocht. Ver in het cd-tijdperk, tweedehands, zo lang het maar een paar gulden per plaat was, liefst Renaissance of twintigste-eeuws. Dit is een opname uit 1978 van John Williams die stukken van Ponce (1882 – 1948) speelt. Had er jaren niet naar geluisterd, ben altijd gecharmeerd geweest van de stukjes van Ponce (die tot de top van de gitaarliteratuur horen), maar had nu toch even nodig om er echt in te komen. Harde wind, klepperende deuren en goederentreinen; niet helemaal weer en tijdstip voor klassiek gitaar. Klassiek gitaar is iets voor de vroege ochtend. Ik heb ergens een cassettebandje met andere uitvoeringen van deze stukken, die heb ik altijd beter gevonden. Soms lijkt het alsof je de stukken net iets vloeiender of ritmischer kunt (moet) spelen dan deze interpretatie van Williams.

http://plum.cream.org/williams/records/036.htm
7”. 2008 productie van Moha! door Jeff Carey (supercollider3 & premix). MoHa! in meer gestructureerdere vorm – met als effect grotere fragmentatie. De sound is ‘dense’ en soms heel gelaagd. “A beautifully evil cartoon score – fractured and malevolent and funny” schreef The Wire. Live was het overweldigend, gebalde energie.
