• Leesdagboek 2016

Inleiding

Heel 2016 hield ik een soort leesdagboek bij. Ik schreef meestal korte notities, maar soms ook langere stukjes over de boeken die ik las. Boeken die ik uitlas, en ook boeken die ik niet uitlas. Gedrukte boeken, geleend van de bibliotheek of gekocht, en evengoed epubs. Ik schreef – een uitzondering daargelaten – niet over de boeken die ik ‘raadpleegde’ of ‘doornam’: de honderden aangeklikte pdf’s waar ik doorheen las, en de honderden online artikelen (die ik helemaal of deels las). Daardoor ligt de nadruk op boeken die ik in de eerste plaats voor mijzelf en mijn eigen plezier las, en minder op wat ik las om ‘onderzoeksredenen’. Nooit was het doel om een recensie te schrijven, doel was eerder om inzicht te krijgen in mijn eigen leesgedrag. Daarnaast wilde ik simpelweg eens een overzicht hebben van wat ik zoal in een jaar lees. Een enkele keer werd ik door een boek getriggerd, meestal niet tot ‘terugschrijven’, maar om een belangrijk moment uit mijn leesgeschiedenis op te schrijven.

Ik schreef het leesdagboek uitsluitend voor mijzelf. Dan kun je ongestraft uitglijers maken: 0verenthousiast zijn over boeken die dat helemaal niet verdienen; zonder argumenten heftig je afkeuring uitspreken. In januari 2017 las ik alle aantekeningen door, en schoonde ze op: weg met de uitglijers. En weg met het hyperpersoonlijke. Wat overblijft is wel een beeld van wat lezen is: altijd gebrekkig.

Soms staan er data bij de aantekeningen. Later in het jaar liet ik die weg. (Slecht idee, achteraf). Ik geef wel auteurs en titels, maar geen volledige bibliografische gegevens. Ik vermoed dat ik alle gevallen wel te herleiden valt om welk boek in welke uitgave het gaat. Ik heb geen eindredactie gedaan, en stilistische onhandigheden laten staan.


0102 Thomas Pynchon: Bleeding Edge

Stukken herlezen, omdat ik er over moet schrijven. (Een paar hoofdstukken, en daarna via de zoekfunctie in de epub). (En behalve Bleeding Edge ook nog wat Mason & Dixon via de zoekfunctie). (Toch een interessante manier van herlezen. Onderwerp voor een essay).


0103–0104 Frans Kellendonk: De brieven

Wat moet ik hier over zeggen? 400 pagina’s brieven van een begaafd stilist (cliché) en kritisch lezer en vertaler, die zich ontwikkelt van hardstuderende wat saaie homo tot vooraanstaand schrijver met zeer conservatieve opvattingen over familie en gezelligheid als hoekstenen van de samenleving. Ultimately pretty boring. Interessant als inkijkje in de literaire wereld van eind jaren zeventig en begin jaren tachtig. (De Revisor, uitgeverij Tabula, Oek de Jong). De Mystiek lichaam-affaire interesseert me niet. Ik vond die roman indertijd – ik las ‘m vlak na verschijnen – een goed geschreven, meeslepend en nogal conservatief en ouderwets boek. (Veel later herlas ik Bouwval, en dat herinner ik me als erg precies en goed). Wel indrukwekkend: Kellendonks werkethos en zijn vertaalopvattingen. Als het daar over gaat, raak ik geïnteresseerd. Verfrissend is het ontbreken van een verhouding tot het Hollandse literaire ‘wereldje’ (Kellendonk maakt in 1 zin duidelijk wat er schort aan WF Hermans’ essays). Daartegenover staat diepgaande interesse voor niet altijd even meeslepende Angelsaksische auteurs. En o, die adoratie van Henry James… (Natuurlijk is James een waanzinnig goed roman- en novelle-auteur, en razend moeilijk, veel moeilijker dan Proust, veel moeilijker dan Joyce, omdat de sociale mores die geïmpliceerd zijn in de weergave van gedachten en handelingen van de personages ons volstrekt vreemd zijn, veel vreemder dan Leopold Blooms omzwervingen en fantasieën). Het boek wordt ingeleid door een adorerend tekstje van Oek de Jong en Jaap Goedegebuure: korte zinnen die drie keer hetzelfde zeggen. (Met andere woorden: ik begrijp dus niet waarom andere schrijvers zo ingenomen zijn met deze brievenverzameling. Zo vreselijk interessant is het niet. Kellendonks weet zijn opvattingen zeer precies en scherp te verwoorden, maar de opvattingen zijn best doorsnee. Die precisie en scherpte maakt ze prettig om te lezen, en toegegeven, Kellendonks vanzelfsprekende verwijzingen naar en samenvattingen van contemporaine filosofie en wetenschap zijn zeldzaam in de niet-zo-intellectuele Nederlandse cultuur). Anyway, genoeg.


0105–0204 Robert MacFarlane: Landmarks

Ook een beetje conservatief – maar daar ontkom je bij MacFarlane’s onderwerp bijna niet aan: omdat het gaat over behoud van taal en behoud van landschap en behoud van het vermogen om de natuur te laten spreken.

0201

Inmiddels halverwege (eindelijk). Erg goed. (Gelezen in de trein, ’s ochtends, dat werkt het best). Over de verschillende manieren om je (als mens) tot het landschap te verhouden (en dat over te brengen in taal). (En waarom dat dus belangrijk is). Een uur met MacFarlane (lezen), en je hoort meer – voelt je meer betrokken – dan in een dag samen zijn (met sommige mensen).

0204

Uitgelezen. Erg goed. Zin om de boeken te lezen die hij noemt & bespreekt.


0106 Metamodernism

Online gelezen, inleiding op de term ‘metamodernism’, en daarna de proloog van Lieven de Cauter’s nieuwe boek over metamodernisme. Achtergrond, op de hoogte blijven van de theorie, een paar aan knopingspunten voor Sonic Acts’ thematiek (Günther Anders, toch).


0107 Valeria Luiselli: Valse papieren

Begonnen in Valeria Luiselli’s Valse papieren. Zeer geprezen. Ik begrijp wel waarom. Precieze stijl en toch ongrijpbaar. Ik vind het te ongrijpbaar. Haar essay over Brodsky zegt me helemaal niets – al weet ze wel het beeld van de oude vrouw op het kerkhof in je hoofd te prenten. Het is omzeilend schrijven van iemand die geen plek heeft op de wereld. (Ik lees wel door).

0113

Uitgelezen, zij het niet in de juiste volgorde. Het bekoort me niet. Het is essayerende literatuur in optima forma (een genre dat me bevalt), maar ze geeft geen toegang tot een wereld, of een andere blik. (Er is niets – behalve dat beklijvende beeld van de schrijfster in haar kamer, licht uit, die kijkt naar haar overbuurman in het licht).


0107–0108 Omar Muñoz-Cremers: De toekomst hervonden

Bijna een jaar aan posts van Omar gelezen op zijn blog over de toekomst – veel ideeën, aansporingen, en richtingaanwijzers. Solar punk had ik gemist (als term, niet de ideeën).


0113 Jeroen Theunissen: Hier woon je

Nee, dit is geen poëzie. Het zijn de gedachten van de vader van een juist geboren kind. Geen poëzie? Maar hoe had hij het dan moeten opschrijven? (Theunissen is één van onze betere schrijvers, maar hij is geen dichter voor mij).


0113–0114 Gabriella Coleman: Hacker, Hoaxer, Whistleblower, Spy: The Many Faces of Anonymous

Ademloos zitten lezen. Antropologie en geschiedens van Anynomous en 4chan, enzovoorts. Erg goed.


0114 Anonymous: Hypersphere

Voortgekomen uit /lit/ op 4chan (neem ik aan?) Briljant. Briljant. Met appeltje-F en G zo’n 50 pagina’s gelezen en daarna meer. Dit is de Ulysses van de internetcultuur. Eindelijk. Trap onder de kont van de literatuur, shame-on het gebrek aan voorstellingsvermogen van al die IKEA-romanschrijvers, om te bulderen van het lachen. En intelligent.


0117 Jan-Willem Anker: Het plein

Beschrijft wonen op een pleintje in de vogelbuurt van Amsterdam Noord. Gelezen? Nou, eerder snel doorgewerkt. Wel goed.


0116 Tom McCarthy: Satin Island

Nieuwe roman van Tom McCarthy. Nodigde hem ooit uit om een lezing te geven bij Mediamatic, lang voor hij een roman publiceerde. Ik kende zijn stukken over literatuur uit de Mute. Vond die erg goed. Ben niet in staat echt te onthouden wat hij schrijft (in zijn romans). Hoeveel mij bekende ideeën hij ook verwerkt. Misschien nu wel?

0127

Net te vlakke stijl. Te vlakke ideeën – ik kan ze al raden (antropologie, Levi-Strauss keer twee). Jammer. Opgehouden op 1/5. Ongetwijfeld ten onrechte.


0120 William Fotheringham: Bernard Hinault

Prachtig portret van Bernard Hinault door één van de beste wielerjournalisten, William Fotheringham. (Echt een portret, vrijwel van literaire klasse – wat karaktertekening betreft). In 1 avond uitgelezen, halfziek in bed.


0121–0213 Peter Cossins: De monumenten

Niet heel goed vertaalde (of soms wat slecht geschreven) geschiedenis van de vijf wielermonumenten. Wel de juiste mix van geschiedenis, sportsociologie, wedstrijdverslagen en korte biografietjes van renners.


0126 Twilight of the Anthropocene Idols

Nieuw boek, met teksten van Tom Cohen, Claire Colebrook en Hillis Miller. De deconstructivisten ontdekken het Antropoceen en de ecologie.


0126 Short-Circuit, a Counterlogistics Reader

Uit de Occupy / Tiqqun hoek. Ik lees de twee lezingen over het Antropoceen, en daarin wordt exact uitgelegd wat ik twee weken geleden uitlegde aan de studenten in Den Haag: de hele Antropoceen – einde van de mens / individu (Verlichting, individualisme, Foucault) thematiek. Helder. (Heel ‘colloquial’).


0128 Robert MacFarlane: De laatste wildernis

In de trein beginnen te lezen: MacFarlane’s boek over de Britse ‘wildernis’ in de Nederlandse vertaling (2007) – omdat ik Landmarks niet in mn tas had gestopt, en ik toch daar zin in had. Mooi.

0321

Verder. Weer in de trein.

0601

Uitgelezen.


Graham Greene: The Other Side of the Bridge

Kort verhaal van Graham Greene – wel aardig om eens te lezen, een klassiek-moderne 20e eeuwse vorm van literatuur met een moraal aan het einde. Greene is zo’n favoriete ‘doorlezer’ voor veel literatuurliefhebbers. Ik snap dat maar vind er eigenlijk niks aan, het is te ouderwets, gericht op een intermenselijke moraal en niets anders. (Ofzo).


0702 Early Fiction in England

From Geoffrey Monmouth to Chaucer. Penguin Classic. Vooral de inleidingen gelezen – waarin verteld wordt hoe hier langzaam individualisme, interioriteit en fictie worden ontdekt, wat vervolgens toch flink wordt tegengesproken door ten minste een deel van de gekozen ‘fictie’. Aantal stukken gelezen (o.a. Monmouth).


0802 Jan Lauweryns: Nouvelle

Dit is wel poëzie. En goeie.


0802 nY28

In de trein, vooral over Laurent Berlant, en natuurlijk Frank Keizer. Nieuwe perspectieven, heel politiek, maar het is mij vaak te particulier, te persoonlijk. Grote flashbacks van de jaren zeventig en de ‘persoonlijke ontplooiing’. Interessant, dat wel. Maar ook: zo ver ik er af sta. (Ik deel bijvoorbeeld niet de diepgaande interesse in het werk van Chris Kraus). (Al begin ik wel te begrijpen waarom haar schrijven wel belangrijk is, en geen hyperpersoonlijk gezeur).


William Gaddis: JR

Weer begonnen te lezen in JR, begin van januari. Pak het nu weer echt op. Steengoed. Zoveel beter als al het andere dat ik lees. En zo begrijpelijk: wat Gaddis fileert is onze al te bekende realiteit.

(Maar ik las niet verder). (Maar waarom niet?)


0215 Han van der Vegt: Navigatiesystemen

Hij lag al in de bibliotheek voor ik de kans kreeg om ‘m zelf te kopen: eindelijk de ‘echte’ gedichtenbundel van Han van der Vegt, Navigatiesystemen, met de officieële boekuitgave van De paladijnen – maar ja, wat betekent ‘officiele boekuitgave’ nog? Ik had de meeste gedichten dus al gelezen, in de tijdschriften waarin ze waren gepubliceerd, en vanochtend thuis (omdat F. R. naar school bracht en ik een half uur extra had) en in de trein alles behalve De paladijnen (weer) gelezen. Een volstrekt eigen visie en een volstrekt eigen vorm (SF in metrum) en volstrekt overtuigend: poëzie die je een andere wereld toont die precies de onze is. Enz. enz.

(Ik las een recensie van iemand die alleen niet begreep waarom de bundel de ondertitel ‘zes gedichten voorbij de menselijkheid’ draagt – dat begrijp ik weer niet, want dat is ongeveer het meest in het oog springende, het eerste waar je begint – transformaties voorbij de menselijkheid (die van de Verlichting, de Romantiek, het westerse denken). Anyway.)


0215 Velimir Chlebnikov: Poëzie 2

Vertaling van een fikse partij gedichten van Chlebnikov, door Willem Weststeijn. Subliem (en in sommige gevallen zie je verwantschap tussen Han van der Vegt’s gedichten en deze). Duidelijk een eigen beheer uitgave – van Weststeijn zelf? Weststeijn is voor zover ik weet (heb ooit nog college van ‘m gehad, als AiO) gepensioneerd, heeft tijd om eindelijk te vertalen wat vertaald dient te worden, en zal ook voldoende geld hebben (pensioen na zo’n 40 jaar universitair docentschap) om dit te bekostigen (hoop ik).


0216–0218 George Orwell: Aan de grond in Londen en Parijs

Van de bibliotheek geleend. Heb me eigenlijk nooit in Orwell verdiept. In zijn romans ben ik niet zo geïnteresseerd, wel in zijn reportages. Dit is goed, en ik ‘1 adem’ uitgelezen – (over 3 dagen verspreid) – wat betekent: een soepele stijl, niet te moeilijke, en nieuwe inhoud. Goed beeld van de absolute onderkant van de maatschappij.


0219 Bonnieul & Fressoz: The Shock of the Anthropocene

Een vrij definitief boek over de hypothese van het Antropoceen. Terecht felle kritiek op de ecomodernisten en terecht felle uithalen naar de figuur van ‘en nu hebben we inzicht’. Dat inzicht (in de ecologische collaps) hadden we al lang, al in de jaren vijftig, zestig. Er is alleen nooit werkelijk iets mee gedaan. We zijn alleen maar meer gaan consumeren, meer gaan uitbuiten.


0220–0221 Leo Tolstoi: Hadji Murat

In de nieuwe vertaling van Froukje Slofstra (en om die reden leende ik het en ook omdat het over Rusland versus Tetsjenië gaat). Maar ik kom er niet doorheen. Ik ‘zie’ niets voor me. Verhaal noch personages gingen voor me leven. Ligt aan mij. Tot ik dan het boek terzijde legde, en toen toch weer oppakte om de laatste hoofdstukken te lezen. Toen pakte het me alsnog. Middenstuk overgeslagen, de laatste veertig pagina’s gelezen. 


Cormac MacCarthy: Suttree

Van de bibliotheek geleend. Meende dat het een nieuwe vertaling was. Las zo’n 40 pagina’s. Erg goed, maar niet ‘mijn ding’. Ik heb geen enkel boek van Cormac McCarthy uitgelezen, en als ik er 1 zou lezen dan zou het wel deze zijn (Suttree). (Het verval, de armoede, enzovoorts – ik lees het liever bij iemand anders).


0226–0229 Ilija Trojanow: Smeltend ijs

Smeltend ijs een roman van Ilija Trojanow. Ik leende ‘m en ging ‘m lezen omdat Verso Books ‘m ging vertalen. Drie pogingen. Opgegeven. Overdreven literaire stijl met idiote vergelijkingen en metaforen die je niets laten ‘zien’ en tussenhoofdstukjes die experimenteel lijken maar voor mij niks doen. Het onderwerp mag dan actueel zijn, wat erover wordt gemeld is triviaal, en al even triviaal het verloop van het verhaal. Overdrijf ik in mijn negatieve kritiek?


0228–0302 / 0306 Curzio Malaparte: Kaputt

Het is mij een raadsel waarom dit boek zo’n grote reputatie heeft: Curzio Malaparte’s Kaputt. Relaas van een rijkeluis in de oorlog. Maar dat is precies wat me er aan tegenstaat: het perspectief van de rijkeluis.

Las dan toch 150 à 200 pagina’s. Het is adequaat en soms mooi geschreven. Nee, niet adequaat – maar netjes literair. Het is onecht, vals, opportunistisch. Malaparte is me onsympathiek en ik begrijp zijn houding niet. (Of: ik heb geen sympathie voor zijn houding). (Waar ik Pound en Céline wel kan volgen – in hun woede, hun haat, hun verkeerd gerichte wil om de wereld een betere plek te maken, hun verkeerde keuzes). Waar D’Annunzio een schertsfiguur werd, is Malaparte een niet te vertrouwen ‘fake’.

En ik lees die 200 pagina’s eigenlijk alleen vanwege de ‘intertekst’ met Bolaño’s 2666 (als die er is).


0303 Robert Walser: De wandeling

Nee, Robert Walser zal nooit mijn favoriete auteur worden. Ik begrijp de aantrekkelijkheid van zijn schriftuur, maar mij trekt het niet. Ongeveer 2/3 gelezen, en Sebald’s essay had ik al eerder eens gelezen.


0301–0315 George Orwell: Dagboeken

Keuze uit de dagboeken. Reportage – en daardoor indrukwekkend. Raar dat ik jarenlang heb gedacht dat Orwell een vervelende rechtse schrijver was. Dat kwam door Animal Farm (nooit gelezen omdat iedereen dat las op de middelbare school – dun boekje en over dieren), en 1984 (ook nooit gelezen). De vroege dagboeken zijn het interessants (reportage). De latere oorlogs- en huishouddagboeken: het is me een raadsel waarom dat vertaald moest worden.


0203 Nestorkroniek

Nestorkroniek, in de Nederlandse vertaling. Was benieuwd.

2703

Nawoord gelezen. En in de tussentijd zo nu en dan wat hier en daar. Interessant omdat het het fundament is van zowel Russisch, Oekraïnsch en ook nog Pools (?) nationalisme.


0305 Metropolis M

Hele Metropolis doorgewerkt, zittend bij de zandbak. Zelfs als het expliciet sociaalpolitiek is gericht – lijkt het toch in de eerste plaats om het kunstdiscours te gaan.


0229 Laboria Cuboniks: XF

Eindelijk dan helemaal gelezen – te lang gedacht dat het een herhaling was van 1995-achtige onverantwoordelijk SF meng-maar-alles theorie. De quotes die steeds online opduiken pakken niet waar het in dit manifest over gaat. Ik blijk eerder zelf een xenofeminst te zijn (tot op zekere hoogte) – ik kan me vinden in de roep om een feminisme voorbij de identity politics, een die universeel wil zijn, en voor wie wetenschap niet mannelijk of vrouwelijk is, die niet gelooft in de strikte moderne scheiding tussen natuur en cultuur, en die politiek is.


Friedrich Schlegel: Athenaeum

Nee, niet alles gelezen, maar wel aardig wat van Schlegels in het Nederlands vertaalde stukken voor Athenaeum. Heel vroege Romantiek. Afwisseling van interessante beschouwingen en ideeën en dingen die eigenlijk alleen interessant zijn voor Germanisten die deze periode bestuderen. Ook veel dat best vanuit huidig oogpunt niet echt to-the-point is (dat gedoe over Wilhelm Meister…)


0310 Anna Tsing: The Mushroom at the End of the World

Leeservaring van het jaar.

0408

Uitgelezen. Heb het al aan veel mensen aangeraden. Hier is, diep vanuit de ruïne, hoop – ook al is het op een bestaan aan de rand van het kapitalisme.


0312 Omar Muñoz-Cremers: Kritische massa

25 albumbesprekingen – een geschiedenis van de popmuziek. In 1 adem uitgelezen. Zin om meteen 25 van zulke stukjes te schrijven, over 25 albums.


Hans Groenewegen: De lezer

Zijn niet afgemaakte boek over mystiek en poëzie. Veel van de essays las ik al in zijn andere essaybundels. Ik las eerst het lange nawoord van Marc Kregting. Wist niet dat Groenewegen – voor mij een zeer degelijke, invoelende, uitweidende, niet zo actueel overkomende zeer overwogen poëzielezer (ik vond zijn essays altijd goed, maar ook wat saai) – jarenlang voor De Waarheid schreef, en in 1989 Oost-Berlijns verslaggever was. Wat een tijdsbeeld ineens. Down memory-lane. Kenden de mensen bij Perdu die met zijn essays wegliepen die achtergrond eigenlijk? (Niet dat het uitmaakt). Lees wat heen en weer, onder andere over Riekus Waskowsky. (Wiens gedichten ik ooit met aandacht las – Pound-referentie).


Rudolf Sloboda: De laatste regel

Uitgegeven door Douane. Nee, niet helemaal gelezen. Maar wel hier en daar een flink stuk. Typisch Oost-Europese literatuur, focus op één individu en zijn problemen met het leven. Intelligent – maar ook vanuit hedendaags perspectief beperkt. Ben ik geïnteresseerd in dit (redelijk briljant) gezever? Niet echt.


Ta-Nehisi Coates: Tussen de wereld en mij

Veel te doen over dit boek. Ta-Nehisi Coates: Tussen de wereld en mij. Ik las het in het Nederlands (lekker lopende vertaling van Rutger Cornets de Groot). Er staat weinig in dat me verbaasd, of dat ik niet wist. De urgentie waarmee hij zijn verhaal overbrengt maakt indruk. En waar het eigenlijk om draait: de uitbuiting door het kapitalisme, die zich ook meester maakt van de lichamen, en waar ‘zwart’ Amerika meer dan anderen onder lijdt en onder geleden heeft. C’est ca. (En opnieuw: geen pleidooi voor identity politics – ook dit boek is kenmerkend in het overstijgen daarvan – naar een nieuwe verbinding).


Friedrich Hölderlin: De dood van Empedokles

Poging nummer zoveel om Hölderlin te lezen. Waarom blijf ik dat proberen? Om wat anderen over hem schrijven. Nu de Nederlandse vertaling van de drie Empedokles-fragmenten (en inleiding). (En een echt behoorlijk slecht geschreven inleiding… dat doet weinig goeds vermoeden over de vertaling).

Afgebroken.


Fiston Mwanza Mujila: Tram 83

Tram 83 kwam ik tegen in een lijstje nieuwe Afrikaanse romans. Ik wil iets lezen dat over het nu gaat en echt ergens over gaat (niet over de trubbels van betrekkelijk rijke intellectuele oudere jongeren in New York). Iets dat hout snijdt. Deze dus. En lastig om erin door te dingen – wat een goed teken is.

0326

Uitgelezen. Hallucinant zeg je dan.


0329 Karl-Ove Knausgaard: Vrouw

Veel te uitgesponnen, dit laatste deel, Vrouw van Knausgaard’s ‘Strijd’. Maar al die beschrijvingen van het dagelijks leven zijn zeer waardevol: wat zouden we er nog van weten over 20, 30 jaar, als hij het niet zo had opgeschreven? (Boodschappen doen, de kinderen in bad doen, koken, ontbijt maken – en de strijd om ook nog wat werk gedaan te krijgen).

0407

Pfff, zo tegen pagina 200 (van de meer dan 1000!) wordt het wel erg saai en valt hij in herhalingen. Dat is natuurlijk ook het punt, en het doet niets af aan de zin van dit boek – maar wil ik het verder lezen? Wil ik zin na zin ‘parsen’ in mijn hoofd en ‘compileren’ tot een beeld, of een inzicht? Er valt zoveel meer te lezen en gisteravond, of eergisteravond, lezend in bed, vlak voor het in slaap vallen, miste ik de precieze, dichtere, complexere schrijfwijze (van gedichten bijvoorbeeld).

Waarom lees je? Om het bestaan in een leven om te zetten? Om je bestaan te animeren, lees: tot leven te brengen?

0412

Pfff. Begint echt saai te worden. Ben begonnen hier en daar te lezen. Waarom een heel stuk over Hitler – eigenlijk een samenvatting van biografieën –. Ik lees dit verder niet. Ik lees wel de samenvatting.

(En dan een paar bladzijden Proust (wow!), of Musil (kom ik ook niet doorheen….), of 4 bladzijden Heinrich Mann).


Robert Creeley: For Love

Pakte weer eens Creeley uit de kast, en las een goed deel van For Love, op zoek naar de gedichten die favoriet waren (en nog steeds zijn). Opnieuw, opnieuw verrast door het ritme en de frasering. Inderdaad zo precies en complex als een solo van Charlie Parker.


Wolfgang Streeck: Gekochte tijd

Menno Grootveld – van Leesmagazijn – gaf me de tip lang geleden, lang voordat het boek vertaald was. Als betere analyse dan die van Piketty. Streeck’s Gekochte tijd. De uitgesteld crisis van het democratisch kapitalisme. Het is moeizaam geschreven, maar de grote lijn is duidelijk, en over die grote lijn wil ik graag preciezere kennis. Maar wat een taai boek – en dat terwijl het verhaal over de ondergang (tja) van het democratisch kapitalisme zo glashelder is… het is taai omdat Streeck eigenlijk van binnenuit dat systeem wil (blijven) redeneren. Precies dat maakt het boek zo goed. (Vermoed ik, na 40 pagina’s).

In de dagen daarna bleef ik doorlezen. En las het uit. Erg goede, duidelijke en depressief makende analyse, waardoor ik wel iets meer sympathie heb gekregen voor de populistische oprispingen, en ineens minder bang werd voor de uitslag van het onzin-referendum over het verdrag met Oekraïne. Staatsvolk versus marktvolk. De markt heeft gewonnen, en zoveel tijd gekocht dat de democratie en een groot deel van wat ik ‘beschaving’ zou noemen (sociale voorzieningen etc.) te gronde zijn gegaan. Hoe opnieuw beginnen. (Daarom Anna Tsing lezen).

Helemaal uitgelezen. Streeck heeft ook geen oplossing. Hij is fel.


Ulrich Beck: De wereldrisicomaatschappij

Klassieker. Gek genoeg niet gelezen tot nu toe – eigenlijk vooral omdat ik een tijdje lang dacht dat het hetzelfde boek was als z’n klassieker uit 1986. Steengoed en heel helder. Ulrich Beck: Wereldrisocomaatschappij.

0504

Eindelijk uitgelezen. Doorgewerkt en doorgeworsteld. Een deel is steengoed, een ander deel saai – bekend verhaal – of te veel gericht op een analyse van wat risico is.


Mexico

Doorgebladerd en doorgelezen: een matig geschreven en soms matig vertaalde tentoonstellingscatalogus. Zag ‘m liggen bij de bibliotheek – en omdat ik eigenlijk nauwelijks iets weet van Mexico, en van de interesse van Amerikaanse en Europese schrijvers (en kunstenaars) voor het Mexico van de eerste helft van de 20e eeuw, en niks over Mexico’s geschiedenis… Boek heet Mexico…


Marcel Proust: Swanns kant op

De nieuwe vertaling van Rokus Hofstede en Martin de Haan. Begonnen. Meteen door tot pagina 25. Meteen zin om alles te herlezen: ik begrijp er zoveel meer van dan toen ik 17 was.

Ik herlees ongeveer een kwart. Wanneer zal ik de tijd nemen om het helemaal te herlezen? (Waarom komt er altijd iets anders tussendoor?)


Timothy Morton: Dark Ecology

Naast de eindredactie van het Sonic Acts’ Dark Ecology boek, lees ik Tim’s nieuwe boek (in druk, snel over laten komen uit de VS – de pdf van de proofs had ik al). Erg goed – hoe over the top het soms ook lijkt.

0430

Uitgelezen. We blew his mind in Nikel.


0425 Marcel Proust: Treurnissen

Vroeg werk van Proust, vertaald door Paul Claes. Hoe briljant hij ook is, ik kan zijn vertaalhouding niet uitstaan. Bij hem bestaat alles alleen als literatuur en in dienst van literatuur. Deze Proust-borduursels zijn aardig, en je ziet ook waar de enorme sprong zit tussen dit precieuze gedoe en de visie van de Recherche – hier is geen leven, in de Recherche zijn al deze inzichten deel geworden van een leven – en dan is er inzicht in plaats van poëtisch gebabbel. Ongeveer de helft gelezen. Eigenlijk alleen interessant voor literatuurwetenschappers…


0427 Koningsdag-boeken

Maar liefst 12 boeken gekocht – voor in totaal 12 euro. Daarbij Maartje Draak’s boek over Ierse mythen, de Nederlandse vertaling van Cu Chulain (oh spelling) ooit uitgeven door Tabula, de vertaling van Vrouwen van Hermann Broch, twee Brecht-Suhrkamps waaronder de Dreigroschenoper (goh, één van de eerste Duitse boeken die ik las – moet ik eens herlezen), verhalen van Henry James in een Penguin die helaas meteen uit elkaar viel, Dürrenmat’s Die Physiker, en twee essaybundels van Vestdijk in perfecte staat, verder nog wat Iers, en Dylan Thomas’ Onder het melkwoud. Wat zitten bladeren en lezen.


2804 

Was bij mn moeder. Pak dan altijd wat boeken uit de kast. Nu een bundel met reisverhalen, waaruit ik een 20tal bladzijden van Wilfred Thesiger lees over de ‘moerasarabieren’, dat ik waarschijnlijk al eens eerder had gelezen. En een stukje van Paul Morand over Venetië, omdat het vertaald was door Geerten Meijsing, en dat volstrekt overbodig bleek te zijn.


Simon Vestdijk: essays

Ik kocht twee Vestdijks, mooie exemplaren van Poolse ruiter en Gestalten rondom mij (zo heet dat toch?). Gisteravond begon ik er wat in te lezen. Au. Slordig geschreven op zins- en alineaniveau, overbodige woorden in zinnen, overbodige zinnen in alinea’s, aanzetjes om op gang te komen die niemand hoeft te lezen maar die niet zijn weggestreept, en veel te veel nietszeggendheid. En als het wel wat zegt, dan de meest voordehandliggende kennis over een schrijver, en niks gecheckt. Lag de lat toen zoveel lager? Of pikte ik er per ongeluk de slechtste stukken uit? Ik verkeerde in de veronderstelling dat Vestdijks essays de tand des tijds hadden doorstaan?


nY29

Met veel over SF en over het Antropoceen. Slaat dus ook daar aan (of: Samuel Vriezen heeft het ook ontdekt, niet de SF, die kende hij al, maar de Antropoceen-discussie). Interessant nummer. Ik lees het meeste ‘ademloos’ en met veel interesse. Ik lees het helemaal uit (op 3 mei).


Michel Serres: Het contract met de natuur

Vreemd eigenlijk dat ik dit boek niet eerder heb gelezen. 1990 (Nederlandse vertaling iets later). Heb er altijd over geweten. En nooit gelezen. Nu aan begonnen. (Ik ben er wel ooit in begonnen, maar begreep het toen heel anders, denk ik).

En eind mei uitgelezen.

(Een paar regels over geschreven in de ‘Reading List’ voor Dark Ecology).


Edgar Caïro: De smaak van Sranan Libre

Wil al jaren Edgar Caïro lezen. Leende nu deze roman. En raakte nu wel ineens 75 pagina’s ver. Wat een stem, energie, taalexplosie. Uitgelezen. Erg goed.


McKenzie Wark: Molecular Red

Toch lezen, ondanks de recensie in de nY – waar ik het wel mee eens kan zijn. Juist die recensie, die de tekortkomingen van het boek laten zien, geven mij ruimte om het toch te lezen. Schiet tekort, maar voldoet dan wel weer als een overzicht van een aantal onderwerpen waar ik verder niet in zal duiken. Zijn politieke inzet schiet mijns inziens zeker tekort. En literatuurwetenschappelijk is het zeer beperkt van waarde. Ok. Iets minder negatief. In grote lijnen een interessante insteek. Maar wat het te melden heeft over Bogdanov, Platonov, Feyerabend, Mach, Haraway, Barad, en Robinson blijft te veel aan de oppervlakte, dat is de beperking van het boek. (Het boek omzeilt bijvoorbeeld alle interessante aspecten van Platonov en alle problematische). Op elke bladzijde het woord marxistisch. Wat hij wil is interessant. Maar dat maakt het boek nog niet goed. (En wat hij wil met theorie is – in theorie, zoals hij het uitlegt – interessant. Maar het is niet wat hij zelf doet).


Rigoni Stern: De sergeant in de sneeuw

Tja, zo lees ik soms romans. De eerste veertig pagina’s, een stuk in het midden, de laatste twintig. In de zon in het Amsterdamse Bos. En dan het nawoord, om vervolgens te besluiten het boek niet helemaal te lezen. Ook al is het goed. Een precies verslag.


Willem van Toorn: Zolang de berg van aarde is

Tja, die essays van Willem van Toorn. Ik weet het niet. Hij schrijft goed en over dingen die me interesseren – het landschap. Maar het is elke keer alsof hij niet diep genoeg denkt, niet genoeg lagen aanboort, niet voldoende de complexiteit blootlegt, of niet genoeg de implicaties doordenkt. Het blijft daardoor wat oppervlakkig, en dreigt dan een persoonlijk lamentatie te worden, of het bekende verhaal over het verzakken van de Groningse bodem en de horizonvervuiling van windmolens, gekoppeld aan zeer terechte kritiek op neoliberale kaalslag en corruptie. Daar is het onderwerp te belangrijk voor. Het is te gemakkelijk wat hij doet. (En dan nog een beetje gezellig schrijverstoerisme eraan gekoppeld). Begrijp me goed: het is uitstekend geschreven, en daardoor kan ik het lezen. Maar het niveau is een beetje te veel dat van de hedendaagse krantenjournalistiek. Meer filosofie graag.

Wel helemaal gelezen. Sommige stukken zijn beter dan anderen. Het is een beeld van Europa, en het is in veel gevallen, te particulier. Autobiografische observaties die wel (goed) inzicht geven in de ontwikkeling (bijvoorbeeld van Joegoslavië) van Europa.


Martijn Benders: Sauceschritt

Benders is in alles een dichter en voelt zich een dichter, maar hij schrijft niet altijd goede gedichten. (Er staan wel een paar sterke in, maar ook heel veel middelmatige, en nog meer waarvan ik me afvraag: waarom?) Hij lijkt geen oor voor taal te hebben, en lijkt niet te begrijpen wat een goed gedicht is. (De beste gedichten in deze bundel zijn de vertalingen en hertalingen – en die maken het ook weer interessant).


Adorno & Horkheimer: Dialectiek van de Verlichting

Nooit gelezen. Nederlandse vertaling uit de boekenkast van mijn vader – die ‘m ook nooit gelezen heeft. Benieuwd naar de analyse van de Odyssee. Blijkt de goede keuze te zijn na Serres. Verdere verdieping. Alle filosofie – en de filosofische aanpak – die ik eerder misliep, en nu veel beter, en makkelijker begrijp. (Maar ook dit keer lees ik het niet uit).


Etienne Balibar: The Philosophy of Marx

Ben op zoek naar een goede en aantrekkelijke inleiding op Marx. Omdat ik nauwelijks Marx heb gelezen en alleen die ene zin altijd in mijn hoofd heb: Marx voor wie filosofie gaat over het veranderen van de materieële wereld. Ik geloof niet dat dit boekje van Balibar die inleiding is. Misschien beter gewoon wat stukjes van Marx lezen. (En las nog zoveel meer stukjes van PDFs, Sutcliffe over Scarlatti, over Platonov, enz.)


Ewald Engelen: Een ongeluk in slow-motion

Wilde ik al lang lezen. Ewald Engelen’s columns geschreven na en over de bankencrisis. Fel geschreven kritiek, totaal terechte ondergravingen en doorprikken van leugens, onkunde, enzovoorts. Waarom klinkt het voor mij dan altijd wat gratuit? Omdat Engelen niet op systeemverandering uit is. Hij wil het bestaande systeem, maar dan zonder de leugens en zonder de luchtkastelen.


Flassbeck & Lapavitsas: Tegen de trojka

Boek over de euro-crisis en de Griekse crisis. Niet alles gelezen. Voor de economische en begrotingsanalyses heb ik geen geduld. De enige indruk die ik ervan krijg is dat economen niet kunnen rekenen, sterker, zelfs het meest fundamentele inzicht in wat calculatie is ontberen. Ik moet dan altijd aan mijn middelbare schooldocent economie denken die de meest simpele wiskundige vergelijking (niveau brugklas) zo beroerd wist uit te leggen dat je niet alleen dacht ‘hij begrijpt het zelf niet’, maar zelfs de wiskundebollebozen in de klas het spoor volledig bijster raakten. Economen goochelen met tijd zonder enig besef van wat ze aan het doen zijn. Wat ik ook leer uit dit boek is dat een aantal harde economische wetten die ik ooit leerde (meer geld in omloop brengen leidt tot inflatie) volgens de huidige economen niet opgaan. Het meeste wat ik lees over de ‘theorie’ van de neoliberale economen komt op mij volstrekt absurd over, niet eens onlogisch, maar gewoon onzin. Wat een diepe ellende. Van dit boekje en de remedies die het beschrijft wordt ik dan ook weer niet heel blij. Het zijn verstandige remedies, maar ook die zullen niet veranderen, alleen de economie misschien voor even weer wat op gang trekken.


Edgar Caïro: Kollektieve schuld

Roman van Edgar Cairo, oorspronkelijk uit 1976, hier heruitgegeven in de ‘derde spreker’ reeks (1981) – met een werkelijk vreselijke blurb van de Novib: ‘Via deze romans en verhalen uit de Derde Wereld ontmoet de lezer mensen uit een andere cultuur, maakt kennis met hun samenleving en met de problemen die zij in hun dagelijkse leven tegenkomen.’ Indertijd precies de reden waarom ik weigerde boeken uit die reeks te lezen. Maar ik vrees ook dat we in 35 jaar weinig zijn opgeschoten.

De taalenergie van Cairo is indrukwekkend. (Het boek vond ik gratis in zo’n ruilkast).


Gertrude Stein: Het dagboek van Alice B. Toklas

De oude Van Gennep-vertaling, voor niks uit zo’n ruilkastje gehaald. Nooit gelezen – sowieso heb ik heel weinig Gertrude Stein gelezen. Lees het begin, stukken uit het midden, kriskras. Met een mengeling van interesse, plezier om de zinnen, irritatie (er zit een zelfgenoegzaamheid in), en verveling.


0525 Michel Serres: De wereld onder de duim

Ondertitel ‘Lofzang op de internetgeneratie’. Niets nieuws (voor mij) in dit boekje van Michel Serres. Maar een plezier om te lezen. Hij gaat weliswaar alle problemen uit de weg – (de macht van technologie, wie heeft de macht, wie formatteert, hoe de goede kennis te vinden, hoe het rumoer om te vormen tot handelen naar kennis, hoe juist te handelen met de voorhanden kennis) – de beschrijving van de paradigmawisseling is helder neergezet.


Alberto Moravia: De culturele revolutie in China

Uit de zwarte beertjes reeks, 1969. Goed om te zien en lezen wat voor totaal andere tijd het was, 1969. Toen was dit een goedkope pocket,  in een reeks met Franz Fanon, en de biografie evan Ho Tsji Min, en een aanprijzing van Elridge Cleaver achterin. Alsof het mainstream was. Misschien was het mainstream. Ik lees het begin. Sommige dingen zijn opnieuw of nog steeds relevant (over armoede en rijkdom), andere achterhaald. Boek voor niks uit zo’n ruilkast.


Hella Haasse: Een kom water, een test vuur

Ook uit de ruilkast. Derde druk. Mooi uitgegeven. Met een heel bescheiden flaptekst. Een tijdje geleden probeerde ik oude essays van Vestdijk te lezen. Matig geschreven, gespeend van actualiteit. Wat een verademing zijn deze essays van Haasse. Helder. Goed geschreven. Onderzoekend. Precies. Met onderkoelde gepassioneerdheid. (Verademing ook, vergeleken bij Hermans scherpe maar in de kern vaak kleinzielige polemiek en Mulisch’ pseudo-intellectualiteit). Hier en daar is het antropologisch achterhaald – maar lucide verwoordt zodat het je toch naar inzichten leidt.


Isabelle Stengers: In Catastrophic Times

Boek is al uit 2008. Daarom veel over GMO. Vorig jaar vertaald. De verengelsing van Stengers’ Frans leest nooit echt lekker en soepel. Maar wat ze schrijft is belangrijk. Dus helemaal doorgewerkt.


0602 Robert MacFarlane: Mountains of the Mind

Aan begonnen nadat ik (eindelijk) De laatste wildernis had uitgelezen. Weer heel helder. Uitgelezen in Noorwegen, Rusland en in het vliegtuig terug. Minder geïnteresseerd, want bergbeklimmen is niet mijn sport, noch kenmerkend voor mijn relatie tot het landschap. Maar ik moest toch wat lezen.


0605 Dante Alighieri: Paradiso

Een warme zomerdag. Met R. op het balkon (in de ochtend) en in het Amsterdamse Bos (middag) en bij het speelplaatsje aan de Amstel (late middag). Ik begon bij Canto I van het Paradijs, in de vertaling van Frans van Dooren (die met wat anachronismen en wat ondichterlijke formules in ieder geval de economie en helderheid van Dante behoudt), en eindigde bij het ondergaan de zon met Canto XXXIII.


Karl Marx: Er waart een spook door Europa

Bloemlezing uit het werk van Marx, met een inleiding door Jan Tromp – die inleiding las ik, was informatief, al geeft ze ook weinig inzicht in wat Marx’ werk zo radicaal en nog steeds interessant maakt. (Tromp doet alsof Marx’ analyse van het kapitalisme al mainstream was in 1850). In ieder geval heb ik nu een paar dingen weer op een rij.

0625

Uitgelezen. Wat een plezier om te lezen! Zin om nu Het Kapitaal te lezen – want, gemeten naar het lange hoofdstuk dat ik las in deze bloemlezing – is het een monumentale roman. En meer dan dat: een nauwgezette analyse die nog steeds stand houdt. (Marx lezen is ook uitvinden dat je hem al gelezen hebt – ook al heb je zijn eigen teksten nooit gelezen).


0607 Baris Bicakci: Radeloos als we waren

Was in de bibliotheek. Leende deze alleen omdat het een uitgave van Leesmagazijn is, en omdat het een Turkse roman is. Ik weet hoegenaamd niets van Turkse literatuur (buiten Nazim Hikmet en Orhan Pamuk). Begon te lezen. Meteen meegesleept. Maar niet uitgelezen. Omdat ik geen zin had in verhalen over veertig jaar oude mannen?


0617 John Berger: Het varken aarde

Nooit gelezen. Erg geprezen. In begonnen na terugkomst uit Noorwegen. Goed geschreven, je ziet alles voor je. Maar er is iets in deze evocatie van het Franse platteland dat me tegenstaat. Ik lees ongeveer de helft van het boek. Stop dan. Het is ook de evocatie van een gewelddadig platteland. (Latere gedachte: misschien opnieuw lezen, na vakantie in de Limousin).


0620 William T. Vollmann: The Dying Grass

Eindelijk verder in The Dying Grass. Vollmann. Het ligt al maanden in de kast, klaar, met de bladwijzer op p. 58. Het is onwaarschijnlijk goed, en in alle opzichten te veel. Vollmann droomt het verleden opnieuw en brengt het tot leven – in alle complexiteit – en veel genuanceerder dan welke nonfictie-auteur, romancier, documentairemaker of kunstenaar dan ook. Maar het is zo veel… Je moet bijna beroepslezer zijn, of zo’n lezer die duizendpagina’s dikke thrillers en fantasy doorwerkt.


0620 Andrei Platonov: Tsjevengoer

Naar de bibliotheek, en daarna een fiks stuk uit deze roman – niet mijn stijl (dat harde Russische sentimentalisme dat steeds omslaat in absurditeit) (terwijl het fel realistisch is), maar door alles wat ik over Platonov heb gelezen ben ik wel veel meer geïnteresseerd geraakt. Idioot boek – maar zou wel eerst weer wat preciezer de (filologische) geschiedenis van deze roman willen weten.


0622 Jo Tollebeek: De paarden van Waterloo

Waarom lees ik dit nou weer snel door? Omdat ik geïnteresseerd ben in historiografie? Niet zo’n best boekje met zeer matig interview (dat in Elsevier stond).


0622 Don Delillo: Great Jones Street

Omdat ik de nieuwe roman van Delillo nog steeds niet heb gekocht. En daar ook niet aan toe zal komen nu ik Vollmann lees. Herlas ik het begin van Great Jones Street. Toch wel erg goed. (Al ben ik in dat Amerikaanse – celebrity, media – niet meer zo geïnteresseerd).


Metropolis M

Hele nummer gelezen.


Neural: Obfuscation

Nummer van Neural over ‘obfuscation’. Tja, alle sympathie voor Alessandro dat hij maar doorgaat om dit gedrukt uit te geven. Belangrijk ook. Ik lees weinig nieuws (maar dat ligt aan mijn internet-browse-gedrag), en obfuscation gaat ons echt niet redden. Ik mis een kritischere uiteenzetting. En al die 100 woorden ‘recensies’ zijn alleen maar een ‘signaal’: dit is er ook.


Afasi Nikitin: De reis over drie zeeën

Oud-Russisch reisverslag. Waarom lees ik dit? Voor plezier. Waarom beleef ik juist hier plezier aan? De beknoptheid. De blik uit een verleden. De omgang met het vreemde.


Lauren Binet: De zevende functie van de taal

Waarom lees ik dit? Het is een soort Kuifje-detective, een imitatie van Eco’s Naam van de Roos (maar die is veel beter, althans in mijn herinnering). Eigenlijk niet meer dan een niemendal, een aardig tussendoortje, vooral leuk als je al die filosofen hebt gelezen en geïnteresseerd bent in de Franse cultuur anno 1980 (de neergang zette in). Maar omdat het allemaal Kuifjes-achtig is, zit het tegen de satire aan. En dat doet toch ook afbreuk. Ik moet er niet echt om lachen – waarschijnlijk omdat er al hard is afgerekend met de scene die Binet beschrijft (en dat ook nu weer gebeurd). Of de grappen zijn zo ‘inside’ dat ik ze zelfs niet snap? Binet’s soepele stijl loodst je wel door de tekst, maar – ik ben nu op p. 70 – ontbeert het m.i. alle relevantie. (Lees het niet uit).


Don Delillo: Zero K

Toch nog een ‘vintage’ DeLillo – de bekende thema’s en motieven (en angsten) (en preoccupaties en fascinaties). (Zelfde gebruik van hedendaagse videokunst en land art). Goed. Stijl is exact – ‘overbelicht’ (zoals ik het ooit noemde – maar nooit kon beargumenteren waarom het ‘overbelicht’ is) – (de woorden maximaal op zichzelf, alsof uitgelicht tegen een achtergrond die door het teveel aan licht verdwijnt). Wat moet ik er meer over zeggen?


Astrid Roemer: Suriname-Nederland trilogie

Geleend van de bibliotheek. Al een tijdje van plan om de boeken van Roemer te lezen. Door toegenomen interesse in de Surinaamse cultuur. (Dank Jurgen Lisse, Andile, Ellen). Edgar Caïro kan ik nu lezen. Astrid Roemer niet. Las 10 pagina’s aan het begin, en daarna los en vast stukken uit de drie romans, en het einde. Ik hoor de stem van Roemer (zag de documentaire waarin ze na jaren zwijgen zich laat filmen en interviewen). Maar ik kan het toch niet lezen. Ik probeerde te analyseren waarom. De korte zinnen. Ik ‘zie’ niets. Ik ‘hoor’ ook niet werkelijk iets (behalve de vertelstem van Roemer die zich steeds inleeft in het perspectief van een karakter). Ik zie niets gebeuren. Het probleem zit ‘m denk ik in het instabiele gebruik van werkwoordstijden. De werkwoordstijden wisselen per zin. Van voltooid verleden tijd naar tegenwoordige tijd naar onvoltooid verleden tijd. Daardoor wisselt continu het tijdsperspectief. Dat zorgt – bij mij – voor heel moeizaam lezen. Omdat je ook wisselt tussen vertellersstem (achteraf), vrije indirecte rede, en een actief nu. Precies daarom gaat het, denk ik. Dat onzeker tijdsperspectief weerspiegelt de ervaring van de karakters (en van de verteller?) Moet ik langzamer lezen?

(En kijk wat ik verder niet lezen kan: de conventionele thrillers en romans waarin personages in een decor handelen, en een plot wordt afgewikkeld. Boeken die geacht worden makkelijk leesbaar te zijn, maar waar ik halverwege nog steeds de personages niet uit elkaar kan houden en het plot niet volg. Het is zeker ook een beperking in mijn leesvaardigheid – omdat ik op zoek ben en getriggerd wordt door andere elementen. Het ritme van de syntaxis bijvoorbeeld).


Maurice Leblanc: Arsène Lupin versus Herlock Sholmes

Natuurlijk Arsène Lupin is een mythe. Maar mij ontgaat toch een beetje de reden waarom dit vertaald moest worden. Twee verhalen gelezen en het is toch wel erg gedateerd, zonder dat het daardoor extra charme heeft. Van Leblanc zou ik wel graag zijn boek over fietsen lezen (Voici les ailes heet dat meen ik).


J.A. Schasz: Reize door het Aapenland

Met irritant zelfgenoegzaam voorwoord van Komrij. Het verhaal is een plezier om te lezen. Of ik het uitlees weet ik niet. Op en top 18e eeuw – in goede zin.


Sylvain Tesson: Berezina

Met Napoleon in de zijspan. Leesvoer voor de zondag. Tesson is een verschrikkelijk irritante gast, zo’n ingenomen rechtse klootzak (die soms gelijk heeft, maar dat dan weer veel overduidelijk zal laten merken). Maar hij kan wel schrijven. Ik ben niet geïnteresseerd in Napoleon, maar blij met de update van mijn kennis over de proletarische keizer. Het avontuur: rijden met een motor met zijspan, dwars door Rusland blijkt irritant macho-gedoe te zijn.


Riccardo Petrella: Een ander verhaal voor de wereld

Had ik dit boekje niet al eens in handen gehad? En opzij gelegd: want dit verhaal ken ik? Het zijn de conclusies die ikzelf ook al getrokken had. Die hoef je niet meer te lezen. Petrella werd genoemd als belangrijk econoom en theoreticus door iemand anders die ik op zijn woord geloof en ik zag dit boekje bij toeval in de bibliotheek. Las het toch weer grotendeels – Petrella heeft helemaal gelijk. En al zijn het de conclusies die ik zelf ook al had getrokken, zo’n samenvatting is toch fijn om te lezen. (En inmiddels zijn we iets verder, en zijn er iets positievere geluiden – denk aan de discussie over het basisinkomen en het verder afbrokkelend krediet van de graaiers.)


Giorgio Agamben: Avontuur

Klein boekje, vijf vignetten maken één essay. Vreemd (of juist niet) hoe Agamben me bijna iedere keer weet te inspireren. In dit boekje over het avontuur, over de demon, over tyche, ananke, elpis, hernieuwt hij mijn liefde voor de middeleeuwse literatuur. (Of maakt hij me duidelijk waarom ik hou van de middeleeuwse avonturenroman). Hier voel ik me thuis – wat Agamben denkt vloeit voort uit de filologie, uit liefde voor het woord.


Leonardo Sciascia: De dood van Raymond Roussel

Sciascia. De enige detectiveverhalen die ik lezen kan. Glasheldere stijl. Hard als de zon van Sicilië (zo stel ik me voor). Ik zou eigenlijk iedere maand een boek(je) van Sciascia moeten herlezen. (Want ik dacht dat ik deze niet gelezen had, maar ik had het gelezen).


Velominati: De regels

Hmm.  Die tientallen regels over wat wel en wat niet te doen als je wielrent zijn wel geinig. De meeste ken je. Je kent er al snel een stuk meer als je in Europa bent opgegroeid. De anekdotes zijn slecht geschreven, nog slechter vertaald, en eigenlijk helemaal niet leuk. Lol op de fiets is wel leuk. Diezelfde lol in een boekje is helemaal niet meer zo leuk. Dit boekje is vooral leuk voor Amerikanen. Niet voor Europeanen. Wel leuk: dat je nu naar regels kunt verwijzen. Of er mee oneens kunt zijn.


Nell Zink: Misplaatst

Roman. De naam was ergens blijven haken, Nell Zink. Met een half oog gezien op een website misschien. Ik leende het van de bibliotheek. Zocht pas daarna haar naam op. Opgepikt door Jonathan Franzen en dat is voor mij niet echt een aanbeveling. Ik lees 10 bladzijden, dan hier en daar een stukje. Lijkt een redelijk geschreven klassieke roman te zijn die je evengoed ongelezen kunt laten. (Later lees ik een recensie, nee, een anti-imperial-self essay (in The Baffler) waardoor erg ga twijfelen aan mijn beslissing om het niet te lezen. Maar dan heb ik het boek al teruggebracht naar de bibliotheek.)


Graham Harman: Bells and Whistles

Essays waarin meest heel helder nog eens wordt uitgelegd waar het in OOO om gaat. Een aantal gelezen, deels in het vliegtuig. Harman lezen is altijd een feest: om zijn heldere schrijfstijl.


Jacques LeGoff: De cultuur van middeleeuws Europa

Natuurlijk had ik dit boek al veel eerder moeten lezen. Een jaar of dertig geleden, toen de Nederlandse vertaling uitkwam. Ik liet dat toen na. Vond het te dik. (Pas na het uitlezen van Gravity’s Rainbow – in 1 week, liggend in het Vondelpark, met woordenboek – vond ik geen boek meer te lang of te dik). Vermoedde saaiheid. Het boek is allesbehalve saai. Het begint met de schets van de ontwikkelingen in de vroege middeleeuwen die ik al jaren wilde lezen, van Romeins Rijk via ‘volksverhuizingen’ (vluchtelingen) naar de eerste Europese ‘rijken’ (of naties?). Dit ga ik lezen. Dacht ik. Vakantieleesvoer voor in de Limousin. De Limousin bloeide in de middeleeuwen. Ik nam ook vertalingen van de troubadours mee.

Voor het eerst in lange tijd: een boek dat me opslokt. (En dat relevant lijkt te zijn – ook voor de duiding van wat er nu allemaal aan de hand is).

Las het uit op de camping in de Limousin. Dit boek heeft in de afgelopen vijftig jaar het beeld van de Middeleeuwen bepaalt. Terwijl ik het las realiseerde ik me dat het verhaal over de Middeleeuwen zoals ik dat op de lagere school, en later op de middelbare school, verteld kreeg, grotendeels van Le Goff afkomstig is. (Kan dat? Klopt dat?). Le Goff lezen was daarom geen ontdekkingsavontuur, maar een herinnering van wat ik al wist.


Ernst van Altena: Daar ik tot zang wordt aangespoord

Ernst van Altena’s versie van de troubadours. Eindelijk helemaal gelezen. Kan me niet helemaal vinden in zijn keuze (en voorkeuren), maar het is wel fantastisch wat hij in vertaling heeft gepresteerd. Natuurlijk had ik graag meer Arnaut Daniel gelezen: bij zijn gedichten – misschien niet de allermeest virtuoze – voel je dat er meer aan de hand is: de geboorte van het lyrisch subject? (Wat schrijft Agamben daar weer over?)


Ezra Pound: The Cantos

Vorig jaar las ik op de camping in de Limousin de verzamelde gedichten van HC ten Berge. Altijd al één van mijn favoriete Nederlandse dichters, en verantwoordelijk voor een deel van mijn literaire vorming: hij vertaalde Pound, hij introduceerde de Amerikaanse dichters van na de oorlog: Creeley, Olson, Snyder. Hij vertaalde de Inuit-mythes en zorgde ervoor dat de Nederlandse literatuur geïnjecteerd werd met antropologische interesse, een oprechte fascinatie voor andere culturen. (Ten Berge is extreem belangrijk geweest voor de Nederlandse literatuur, helaas werd dat in de jaren negentig niet zo gezien door een aantal door-en-door Hollandse literatuurjongens). Die camping en de gedichten van Ten Berge klopten bij elkaar. Daarom nam ik ditmaal The Cantos van Ezra Pound mee, plus de vrij summiere maar wel overzichtscheppende Guide van Cookson. Ik heb een fiks deel van The Cantos gelezen, sommige bestudeerd, en meerdere keren gelezen, andere alleen snel doorgelezen. Er zijn stukken die ik nooit gelezen heb, of nooit met aandacht. Mijn plan was om één van de secties met aandacht te lezen. Ik dacht aan het tweede deel, omdat ik meende dat ik een aantal daarvan indertijd heb overgeslagen. Het liep anders. Ik heb behoorlijk wat uren met The Cantos in handen gezeten (die dikke uitgave van Faber & Faber waar ik eigenlijk een hekel aan heb omdat hij gewoon te dik is, maar ja, ik heb nooit een andere uitgave gekocht). Ik heb inderdaad de tweede sectie voor een groot deel ‘doorgewerkt’. Ik las hele stukken die ik me niet herinnerde, maar die ik blijkbaar eerder gelezen heb omdat er potloodaantekeningen bij bleken te staan. Ik herlas wat Cantos die ik goed kende, ik las er een stel die nieuw voor me leken te zijn. Wat ik vooral deed was grip proberen te krijgen op de thema’s die steeds in verschillende gedaantes terugkeren. Ik deed dat vooral door Cookson’s introducties van de afzonderlijke Cantos te lezen (of herlezen), en op grond daarvan Cantos te lezen of herlezen. Door die benadering begrijp ik nu meer van het thema van natuurlijke groei versus onnatuurlijke vormen van geldschepping, woeker en krediet, en begrijp ik beter hoe Pound door de politieke context van zijn tijd tot zijn ideeën over economie en geld komt. De analogiën met onze tijd zijn angstaanjagend.


Edward James: De Franken

Nog een boekje dat ik leende om mijn kennis van de vroege Middeleeuwen aan te scherpen. Ik had het al eens eerder in huis gehad, maar toen niet gelezen. Nu wel. Interessante studie over de Franken, vooral omdat duidelijk wordt hoe vreselijk weinig we zeker weten over die tijd. We hebben Gregorius van Tours’ geschiedenis – maar die is uitermate onbetrouwbaar (wanneer het over ‘feiten’ gaat). Er zijn wat archeologische gegevens. Er zijn een paar andere onbetrouwbare kronieken. En de rest is speculatie, in elkaar zetten, interpretatie, bronnenkritiek. Wat een verschil – qua leeservaring – met het lezen van de boeken van Barry Cunliffe over de Kelten: daar overheerste de fascinatie voor hoeveel we kunnen afleiden uit de archeologische data.


Atlas of the Medieval Age

Of zoiets. Ik weet de titel niet meer precies. Van de bibliotheek geleend, zo’n boek met op elke spread één onderwerp uit de Middeleeuwen, met illustraties. Ik dacht zo mijn kennis van de Middeleeuwen op te krikken, maar de kwaliteit van de teksten bleek abominabel.


Belcampo: De zwerftocht van Belcampo

Wie leest er nog Belcampo? Ik vrees dat ik ‘m vooral niet vergeten ben omdat hij uit Rijssen komt. Mijn moeder komt uit Rijssen (en wil er nooit naar terug). Mijn grootouders woonden er. Ik heb er zelf de eerste twee jaar van mijn leven – waarvan ik me niets herinner – gewoond. Door Rijssen ben ik Belcampo niet vergeten. Ik leende een epub van De zwerftocht van Belcampo bij de bibliotheek. Voor het geval ik iets Nederlands zou willen lezen tijdens de vakantie. Jaren dertig, crisis. Belcampo besluit door Europa te zwerven, op weg naar Zuid-Italië. Hij is werkloos. Hij is een zwerver. Aardig om te lezen. Beetje te ironisch. Die typische Nederlandse ironie. Alles niet helemaal serieus kunnen nemen. Het betekent toch niks. Het mist iets van de invoeling met de anderen aan de marge van, of buiten de maatschappij die het werk van Orwell uit diezelfde tijd kenmerkt. Terwijl Belcampo zelf toch ook een zwerver is. Halverwege wilde ik al ophouden te lezen, zoals zo vaak. Interesse afgezwakt. Maar dan komen een paar opmerkingen die mijn aandacht pakten. De idee dat de mens maar een voertuig is van zijn parasieten en bacteriën! En nog zo een paar dingen, bijvoorbeeld over de onmogelijkheid om de hele geschiedenis in beeld te krijgen, dat allemaal tussen wat obligate uitweidingen over de Italiaanse rennaissance door (of niet obligaat, maar wel bekend omdat Belcampo het geijkte beeld van de rennaissance verwoordt), en hoe het hem op de verschillende etappes van zijn reis vergaat. Ook wordt Belcampo gaandeweg steeds invoelender ten opzichte van zijn mede-zwervers. Dus toch uitgelezen. Op het einde na dan, een soort uitweiding over geschiedenis die heel hedendaags aandoet maar ten onder gaat in pseudofilosofie. Ik probeerde daarna nog wat korte verhalen van hem te lezen (niet de beroemde, latere, uit Verborgenheden), maar die vond ik niet veel boven het niveau van een causerie op een blog uitsteken. Grappig voor heel eventjes. (Vroeger werd dat dus gedrukt).


Willem Brakman: Come-back

Bijna al de romans van Brakman – en dat zijn er veel – zijn ver-eboekt en te leen bij de bibliotheek. (De gedrukte uitgaves zijn al lang verbannen naar het magazijn). Goede herinnering aan het lezen van Brakman op de camping (zijn fantasie die steeds net wel of net niet grotesk wordt) deden me besluiten om er weer eentje mee te nemen op vakantie. Come-back ditmaal, een van zijn Enschederomans. (Om begrijpelijke redenen – ik ben in Almelo opgegroeid – lees ik liever Brakman’s fantasie in Twentse stoffering dan in Haagse). Ik las het begin op parkeerplaatsen aan de autosnelweg, op weg naar de Limousin. Koos daarna voor ander leesvoer. Even wachten tot ik weer zin heb in Brakman’s subtiel ontsporende fantasie.


Hakon Ovreas: Arthur wordt beroemd

Ik lees veel meer boeken dan ik hier noem. Ik herlees en herlees een aantal bijna continu (Richard Scarry’s Mijn eerste woordenboek, en het rode ‘woordenboek’ van Van Dale). R.’s favorieten. Dat is leuk, omdat voorlezen leuk is. Soms boeit het boek me. Soms niet. Arthur wordt beroemd was een plezier om te lezen, R. luisterde ‘met rode oortjes’ – al is het boek voor kinderen die net iets ouder zijn dan zij nu is – wilde niet dat ik ophield. Het is erg precies geschreven, beschrijft stapsgewijs wat er gebeurt, en hoe Arthur het beleeft. Een vorm van dagelijks realisme waarin de fantasie van de kinderen plaatsvindt (en deel is van de geleefde realiteit). Ik vond erg goed hoe bepaalde motieven in het verhaal nergens toe leiden, juist geen plotelement worden, al zijn ze wel element van de geleefde realiteit.


Kenneth Grahame: De wind in de wilgen

De meeste kinderboeken vermeld ik niet. Waarom deze wel? Het is een klassieker. Ik las R. tijdens de vakantie de eerste drie hoofdstukken voor. Daarna wilde ze niet meer. Het ontgaat me waarom dit nu nog steeds wordt gelezen. het boek is anno 2016 vanuit Nederlands perspectief vrijwel onbegrijpelijk. De plot is wel te volgen. Onbegrijpelijk is hoe de personages handelen en denken. Alle zinnen in dit boek zijn doortrokken van de Engelse ‘politeness’. Netjes zijn. Dankjewel zeggen. Exact weten hoe je te gedragen. Ja zeggen terwijl je nee bedoelt. Het omgekeerde voorgeven te willen doen om je zin te krijgen. (En begrijpen dat de anderen dat ook continu doen). Wat een verschrikkelijk vervelend gemanipuleer van de pad. En niemand zegt ‘m waar het op staat (want de pad is van de hogere klasse en je hoort onderdanig en vriendelijk te zijn). Al voorlezend uit de Nederlandse vertaling kon ik de aandrang om de tekst te veranderen niet onderdrukken. (Ik vond de tekst en de motivaties van de personages al bijna even moeilijk te volgen als een roman van Henry James.)


Joseph Vogl: Het spook van het kapitaal

Bestseller in Duitsland. Een literatuurwetenschapper schrijft een boek over de ontwikkeling van de politieke economie van de 18e eeuw tot nu. Van de eerste kredietcrisis tot ons gefinancialiseerde neoliberalisme. En hoewel er eigenlijk niets in staat dat je nog niet wist, is het toch een enorm belangrijke en fundamentele analyse die Vogl je hier – in soms wat moeizame stijl – voorschoteld. Eigenlijk behelst het boek (ook) een nietsontziende beschrijving van de ontologie – de werkelijkheidsopvatting – van het gefinancialiseerde neoliberalisme. Die is nog veel vreemder, idioter en onverantwoordelijker dan de onmogelijkste romanwerelden uit de meest extreme Amerikaanse postmodernistische fictie. Joris Luyendijk schreef een boek met de titel ‘Dit kan niet waar zijn’. Vogl laat zien dat het ‘waar’ is, maar dat geloven in de werkelijkheidsopvatting en het mensbeeld van een systeem dat handelt in futures en derivaten nog veel absurder is dan het geloof in een hemel waar een menselijk uitziende God leeft die alles op Aarde bestuurt (al zegt hij dat nergens zo). Er wordt gehandeld in meervoudige toekomsten binnen toekomsten die nooit zullen gebeuren, en waarvan degene die erin handelen ook helemaal niet de intentie hebben om zulke toekomsten te scheppen. Krediet is tijd. De stabiliteit van de economie wordt schijnbaar gegarandeerd door een volstrekt illusioir systeem waarin de tijd oneindig is uitgerekt. (O, en dan ook nog gebaseerd op simpele wiskundige vergelijkingen die voorgeven de werkelijkheid te beschrijven en voorspellen – maar dat geenszins doen – en wel een zichzelf-instand-houdend spel hebben gegenereerd dat zogenaamd voor een goed verloop van de economie zorgt). Goed, dat soort dingen. Niets nieuws. Maar razend fascinerend omdat Vogl het in filosofische en ontologische termen analyseert.


Goethe: Campagne in Frankrijk 1792

Oei, wat is die Goethe eigenlijk een vervelend figuur. Het siert hem dan misschien dat hij op allerlei manieren onder militaire inzet probeerde uit te komen, verder komt hij op mij over als conservatieve ‘kwast’. (Niet per se verwaand overigens, maar wel een beetje). In ieder geval kan ik dit verslag van de ‘campagne in Frankrijk’ niet lezen zonder me ofwel te vervelen of te ergeren. Nee, nee, lees niet de autobiografische geschriften van Goethe, lees liever zijn meesterwerken. Faust. Opgehouden na 40 pagina’s.


Ramez Naam: Apex

Wat een onzin. Natuurlijk, het is SF, maar de verwikkelingen/scenario’s waar het mee begint slik ik niet. Niet vermakelijk, niet erg diep – hoewel vlot geschreven met een continue belofte van diepgang en interessante ideeën – en ideologisch eerder suspect dan voorbereidend op wat de toekomst gaat brengen. Klopt, want de schrijver is een in een schone toekomst gelovende Californian, een toekomst die werkelijkheid zal worden door venture capital en investeringen in de wetenschap. Hij is een idealist en een man van ideeën – wat ‘m siert –, en hij brengt ze voor het voetlicht van de investeerders. Maar nee… Wie wil begrijpen wat ik bedoel met ideologisch suspect: vergelijk het met de diepte (bij gebrek aan een beter woord) van de romans van Kim Stanley Robinson.


Louise de Vilmorin: Sint Eensgelee

Leende het omdat het vertaald is door een collectief van vertalers waarvan ook Kiki Coumans deel uitmaakt. Ik had nooit van Louise de Vilmoron gehoord, maar blijkbaar had ze wel een naam tot meer dan een halve eeuw geleden. Dat ze van hoge afkomst is zorgt ervoor dat ik dan weer niet erg geïnteresseerd ben. De sprookjessfeer is wel interessant – heel ‘schoon’, ook al voel je het Freudianisme overal. Niet echt waar ik mijn tijd aan wil besteden.


Walewein en het zwevende schaakbord

Op vakantie had ik een epub-uitgave van Walewein en het zwevende schaakbord mee. Ik las er een paar bladzijden uit. Op een avond begon ik er R. uit voor te lezen. Al voorlezend maakte ik een bewerking. Zij vond het mooi, en wilde de volgende avonden meer horen over Walewein, zijn avonturen en de voorbereidingen voor zijn avonturen. Ik vond het zelf erg repetitief, en ergeniswekkend repetitef in het benadrukken van de christelijke deugdzaamheid. Duidelijk voorbeeld van hoe de christelijke kerk spannende verhalen probeerde de nek om te draaien door ze om te vormen tot morele sprookjes. Niet verder gelezen. (Beter nog eens een studie hierover raadplegen, of Chrétien de Troyes en Hartmann von Aue herlezen).

(Ik las ook de inleiding tot Thomas Malory’s Le Morte d’Arthur, de Penguin-uitgave. De inleiding maakt voldoende duidelijk waarom ik dit ‘dikke boek’ nooit helemaal zal lezen. Te veel een late hervertelling, een summa. Iets voor mensen die graag televisieseries als Game of Thrones kijken. Het ‘hele’ verhaal van Arthur lees ik dan liever in een andere laattijdse hervertelling – zeg maar in zoiets als Guus Kuijer’s hervertelling van de Bijbel).


Comité Invisible: A nos amis

Kocht dit boekje in het Frans bij wat onmiddellijk mijn favoriete boekhandel werd: de kinderboekhandel in St. Yrieix la Perche, waar een kastje met linkse theorie, ecologie en poëzie bleek te staan. Ik keek bijna alle boeken in, kende zoveel niet. En moest van mezelf wat kopen: als tastbare link naar de vakantie in de Limousin. Als herinnering dat ik mijn Frans wil ophalen en verbeteren. Het werd A nos amis, de redelijk recente verzameling van teksten van het Comité Invisible – revolutionaire activisten en theoretici uit de hoek van Tiqqun en de groep van Tarnac. Veel ervan heb ik al half-half (en soms helemaal) gelezen, in de Engelse vertalingen op het Internet. Van de eerste teksten van Tiqqun tot en met de essays tegen Google. Ik las het een en ander in het Frans, en dat gaat. Ik sta theoretisch en politiek niet op één lijn met het Comite Invisible, (zeker theoretisch niet), het is wel inspirerend om deze manifesten en essays te lezen. Je krijgt er goede politieke zin van. Om goed uit te kunnen leggen waar ik hen theoretisch en politiek niet zou ik de precisie en het kritisch vermogen van iemand als Alberto Toscano moeten bezitten. Ik neem me voor om alles te lezen, en het te gebruiken voor mijn lezing in Nieuwe Vide, die over (de teloorgang) van de utopie van het Internet gaat.


Utopies en Limousin

Kocht het in de kinderboekwinkel van St. Yrieix la Perche. Regionale geschiedenis: hoofdstukken over utopische projecten in de Limousin – een regio met historisch gezien veel linkse radicaliteit. In het Frans, en ik heb niet elk hoofdstuk uitgespeld, maar wel een avond doorgebracht met lezen over revolutionaire monikken, anarchistische arbeiders, en ecologische samenlevingsverbanden. Iets om je bij thuis te voelen. (En ik lees altijd graag iets over de streek waarin ik op vakantie ga, of ben geweest – dat geeft het bezoek zin).


Hella Haasse: Reismozaïek

Niemendalletje. Zo’n epub die ‘ze’ dan maken als ‘longread’. Reis door Italië als toerist, 1952. Best okay om eens te lezen, en aardig om te vergelijken met Belcampo (die als zwerver trok, Haasse, 20 jaar later, met auto en echtgenoot). Met stukjes over Macchiavelli en Leonardo da Vinci waardoor ik me realiseer hoe weinig ‘feitjes’ ik over hen weet.


Gottfried von Strassbourg: Tristan en Isolde

Nederlandse vertaling. Zo’n boek waarvan ik inleiding en aantekeningen lees en dus weer iets opsteek over de literatuurgeschiedenis. En dan een paar stukjes waaruit ik concludeer dat het waarschijnlijk heel precies is vertaald, maar niet met heel veel schwung. (De Engelse prozavertaling leest beter – en daar heb ik in het verleden wel wat in gelezen).


Karl Marx: Het kapitaal

Nederlandse vertaling. Ik begon te studeren in 1984. Aan de universiteit van Amsterdam. Eerst Italiaans, daarna literatuurwetenschap (te beginnen met een bijvak semiotiek in 1985 – zelfde groep als Xandra Schutte en Henk Slager en wie nog meer…). Marx behoorde tot de jaren zestig en zeventig. Ja, op de lagere school had ik zelf opstellen geschreven over de Chinese revolutie en over het communisme. Ik was 11 of 12, ik had een foto van Marx nagetekend, en op een lokale politieke bijeenkomst waar ik met mijn vader was (hij zou in de gemeenteraad komen voor de PvdA) had ik tot zijn afgrijzen een CPN-brochure over de Russiche revolutie gekocht. Dat was toen. Van de jonge docenten die ik op de universiteit kreeg, kreeg ik de indruk dat ze zelf nooit Marx hadden willen lezen, de oudere docenten leken eerder blij dat ze er eindelijk van af waren. Ik kreeg bij literatuurwetenschap uiteraard wel Marxistische theoretici te lezen: Walter Benjamin over het kunstwerk in het technologisch tijdperk, Lukacsz over Balzac, Adorno over lyriek, tweede en derde Frankfurter Schule. Maar nooit Marx. Marx had de naam extreem saai te zijn. Iets voor hardcore politicologen en sociologen en verder voor ouderwetse jaren zeventig intellectuelen. Niemand die ik kende las Marx ‘uit eerste hand’. De tientallen blauwe boekdelen met de offcieële Oost-Duitse uitgave van de verzamelde werken van Marx en Engels stonden tegenover me in de bibliotheek waar ik meestal studeerde. Ik heb nooit iemand een deeltje van de plank zien pakken. Jarenlang heb ik daardoor in de veronderstelling geleefd dat Marx’ eigen schrijfsels nauwelijks te verteren waren. Marx was net zoiets als Lenin. Heel veel jaren later – toen ik wat meer in politieke filosofie geïnteresseerd raakte – las ik in één ruk het Communistisch Manifest – maar ja, dat was een manifest. Ik las ook met veel smaak Frances Wheen’s Marx biografie, maar dat ging vooral over Marx’ leven, niet zijn werk. Noortje Marres had me al wel uitgelegd – eind jaren negentig – waarom Marx’ werk een kantelpunt in de filosofie is. Er was ook de heropleving van Marx in neoliberale tijden: de niet-Marxistische Marx wiens economische analyse van het kapitalisme gewoon de meest scherpzinnige was. Erg spannend vond ik dat niet. De stukjes Marx die ik sporadisch probeerde te lezen vond ik meestal moeilijk verteerbaar. (Misschien had ik een slechte hand in de keuze? Mijn slechte kennis van de negentiende eeuwse politiek hielp ook niet). Wat een vergissing! Pas na 2010 kwam ik in actuele theorie die ik las steeds vaker Marx tegen, uit eerste hand geciteerd. Bijvoorbeeld bij Timothy Morton. Het waren steeds cruciale, levendige analyses. Ik las opmerkingen dat Marx zo’n uitmuntend schrijver zou zijn, dat Het kapitaal eigenlijk de belangrijkste roman van de 19e eeuw was, met het kapitaal als hoofdpersoon. Ik las zelf steeds meer politieke economie, of theorie die daartegenaan schurkte. Ik besloot dat ik eindelijk, eindelijk eens werk moest maken van het lezen van Marx. Ik begon met een bloemlezing, samengesteld door Jan Tromp, met een inleiding die de eind-jaren-negentig visie op Marx weergaf. Marx eigen teksten waren een verrassing. Marx bleek over een enorme taalbeheersing te beschikken, hij was scherp, scherpzinnig, fel, sarcastisch, ironisch, spottend, precies. Ik reserveerde meteen de Nederlandse vertaling van Het kapitaal – want zoiets in je eigen taal lezen is een nog groter feest (mits de vertaling goed is), dan het, met extra moeite, in het Duits lezen. Die vertaling – herzien door Driessens – ben ik nu aan het lezen. Het eerste hoofdstuk met de warenanalyse is wat moeizaam, maar dat is omdat Marx’ analyse inmiddels gemeengoed is, maar gaandeweg wordt hij feller en begint het plezier.


Nanni Balestrini: We Want Everything

Ondertitel: ‘The Novel of Italy’s Hot Autumn’. Een gratis ‘Leseprobe’ van Verso, dus alleen de eerste twee hoofdstukken van deze Engelse vertaling. Eigenlijk wil ik al sinds 1984 of ’85 werk van Balestrini lezen, sinds ik zijn naam tegenkwam als een van de leden van de Gruppo 63 – Italiaanse avant-garde van de jaren zestig. Al helemaal toen ik las dat Balestrini één van de eerste dichters was die computergegenereerde poëzie maakte. Maar behalve fragmenten heb ik nooit iets van hem gelezen. Er is weinig vertaald, en wat er vertaald is, is of was niet verkrijgbaar. De afgelopen jaren komt daar verandering in. Vooral, heb ik de indruk, omdat Balestrini één van de politieke radicalen uit de jaren zeventig is. Dat is duidelijk in dit verslag van de Italiaanse ervaring van de zuiderling die naar het geïndustrialiseerde en verkapitaliseerde noorden komt, om in de fabriek te werken, en om kennis te maken met de consumptiemaatschappij. Als je het nu leest denk je vooral: dit is allemaal nog maar zo kort geleden, het is de ervaring van de jaren zestig, een goede vijftig jaar geleden. Voor het westen is dit een eeuwigheid gelezen. De Middeleeuwen staan dichter bij de cultuur van het Italiaanse zuiden, dan die opkomende consumptiemaatschappij bij de wereld van nu. (Nee, dat bedoel ik echt zo.)

Maar dan komt het dichterbij – ik kocht het hele boek (als e-boek, heel goedkoop) – wanneer de hoofdpersoon verzeild raakt in de politiek van de jaren zestig. Inzicht in een belangrijke ervaring van de twintigste eeuw: werken in de fabriek. En de opstand van de arbeiders. Het wordt wat repetitief aan het einde, maar dat accepteer ik (in de leeservaring). En het is fascinerend om te zien hoe Balestrini een stem weet te geven aan die massa van stakende arbeiders uit het zuiden. Vogliamo tutto. Geen ander boek heeft mij zoveel geleerd over de speciale positie van het linkse verzet in Italië – ik heb hierdoor meer begrepen dan door het lezen van de geschiedenisboeken (De jaren van lood – van wie ook alweer?), of andere stukken over Potere Operaio en Lotta Continua en de autonomen in bijvoorbeeld inleidingen bij teksten van Paolo Virno of Toni Negri.

Het leert me ook beter inzien waar mijn vader vandaan komt, en de context van zijn inzet voor de vakbond in de ondernemingsraad van Philips. (Hier kan ik een ‘rant’ over de totaal respectloze en geen enkel respect verdienende Philips-directeur Timmer – opvolger van de respectvolle Van der Klugt – laten volgen. Mijn vader had met beide te maken als voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad van Philips en ik kan me zijn verhalen over de vergaderingen in Eindhoven nog goed herinneren).


Tim Robinson: De Aran Eilanden

Bibliotheekboeken verraden soms veel over de praktijk van het lezen. Dit exemplaar van de Nederlandse vertaling van Tim Robinson’s klassieker over de Aran Islands is een voorbeeld. Veel uitgeleend. De eerste helft van het boek is duidelijk vaak gelezen. Je voelt dat aan de bladzijden. Voorbij halverwege valt het boek aanmerkelijk minder goed open. Soms lijkt het wel alsof het daar helemaal nog niet is opengeslagen. Het komt overeen met mijn eigen leeservaring. Aanvankelijk geïnteresseerd, dan, omdat het boek door de opzet vanzelfsprekend repetitief is, steeds sneller doorbladerend. Logisch: er is geen tijdsverloop, er is alleen een ruimtelijk verloop. Het boek is een landkaart. En een goede. Je kunt het om het even waar beginnen te lezen. (Over de geschiedenis, het landscahp, de anekdotes, de ontwikkeling). Maar zo heel geïnteresseerd in de Aran Islands ben ik niet. Eigenlijk is het verhaal van F., die er begin jaren tachtig heen ging, als 13-jarige (meen ik), om Gaelic te leren, voor 2 weken, genoeg. Hoe ze werd opgehaald van de boot door curraughs (omdat het te hard waaide), en de koeien met curraughs werden overgezet, of er achter zwommen. Ze had er 2 weken lang schitterend zomerweer. Mij trekken de eilanden niet. Ik heb ze alleen zien liggen vanaf de kunst van Clare. 


Guus Kuijer: De Bijbel voor ongelovigen I

Al weken, zo  niet maanden, staat de epub van Guus Kuijers’ hervertelling van Genesis op mijn e-reader. Leen ‘m steeds opnieuw van de bibliotheek. Ik ben benieuwd. Ik bewaar het voor een moment waarop ik gewoon lekker wat wil lezen. Daar lijkt het me voor geschikt. Ik ben ook benieuwd of het iets is om op termijn aan R. voor te lezen. En ik ben sowieso benieuwd naar zo’n herwerking. (Niet in die van Dmitiri Verhulst, die ruikt naar voorbedachte rade en afrekening met het geloof, daar ben ik niet zo in geïnteresseerd). (Guus Kuijer is de kinderboekenschrijver wiens boeken ik nooit wilde lezen, ik was er misschien al net te oud voor. Ze gingen, dacht ik, over gewone mensen en maatschappelijke problemen en ik wilde avonturen lezen. Tonke Dragt was met afstand mijn favoriete schrijver. Eigenlijk vond ik na het lezen van het tweede deel van Brief aan de koning, en haar boek over Venus – geen enkel jeugdboek nog de moeite waard).

Op een zonnige middag in Miltown Malbay, ik was een uur alleen en zat uit de wind in de tuin van ons vakantieappartement, wist ik niks anders te lezen en begon ik Kuijers’ Genesis te lezen. Het pakte me meteen. Kuijer hervertelling van het scheppingsverhaal is subliem, zoals hij Bijbel en oerknal, persoonlijke God en abstract Godsidee combineert tot een verhaal dat ik eigenlijk onmiddellijk aan R. zou willen voorlezen. Er hebben vast genoeg andere mensen geschreven over de slimme vertelmethodes die Kuijer inzet, de perspectieven die hij kiest om een bekend verhaal opnieuw te vertellen, de manier waarop hij historische kennis over die periode en die regio verwerkt in het verhaal, en het tegelijk naar onze tijd weet te halen. Je gaat er de verhalen beter door begrijpen, snapt hun aantrekkingskracht èn het belang dat ze indertijd moeten hebben gehad voor een mondelinge samenleving. Tegelijk weet hij je er met een frisse blik naar te laten kijken. Wat mij het enorm bevalt is dat Kuijer nergens uitglijdt. Hij heeft niks af te rekenen – hij respecteert religie en de betekenis ervan. Hij maakt religie niet belachelijk. Hij is heel duidelijk over de politieke betekenis ervan, de macht ervan, het misbruik ook (en van de macht van verhalen en mythes), de slechte kanten, de verwevenheid met het lot van mensen (een groep), hoe zij door religie een identiteit vinden (ook niet alleen positief). Hij laat mooi zien wat voor stelletje terroristen het soms waren, en toont de menselijke en psychologische aspecten. Maar een deel van wat ik nu zeg heeft vooral betrekking op deel II, de hervertelling van Exodus en Richteren. 


Guus Kuijer: De Bijbel voor ongelovigen II

Nadat ik in recordtijd met veel leesgenot deel I had doorgewerkt, begon ik meteen in deel II. Had ik gelukkig ook geleend. Even groot genoegen, van herkenning, verfrissing, verdieping. Soms is het verhaal van Mozes wat aan de lange kant. Kuijers hervertelling van Jozefs verhaal zal het niet halen bij Thomas Manns Joseph und seine Brüder – maar dat zou ook wel heel veel gevraagd zijn. (Extra zin gekregen om die enorme pil, waarvan ik ooit de eerste 70 pagina’s las, onder de indruk was, en toen toch ophield, nu wel helemaal te lezen). Soms is hij naar mijn smaak – maar vast niet naar die van veel andere lezen – iets te veel aan het psychologiseren, al doet hij dat goed. (Het is gewoon niet wat mij het meest interesseert. Ondertussen wordt Simson er een razend intrigerende figuur door). Ik las het uit. Ik zal verdergaan met deel III en deel IV. Leesplezier. En ja, Kuijer’s stijl, gepolijst door jarenlang kinderboekenschrijven, is glashelder. Fijn. En nogmaals: één van de meest interessante hervertellingen, bewerkingen van klassieke stof. Juist door die toegankelijke kinderboekenstijl, de narratieve openheid, de gekozen perspectieven. Zo’n meesterwerk waar je het niet verwacht.


Frans de Waard: This is Supposed to be a Record Label

Frans de Waards relaas van zijn betrokkenheid bij Staalplaat. Staalplaat is een legendarische naam. Ik heb er nooit echt veel mee gehad. Mijn muzikale interesses lagen net in een andere richting. Ik was geïnteresseerd in vreemde muziek, in geïmproviseerde muziek, in jazz, en in hedendaags klassiek. Mijn smaak was ongetwijfeld veel te ‘elitair’ voor Frans de Waard en Geert-Jan Hobijn. Ik ben een keer of drie in het winkeltje onder het Fort van Sjakoo geweest. Ik heb er nooit iets gekocht. Ik kocht sowieso bijna nooit platen en nooit CD’s. Mijn vrienden M. en J. kochten veel. Ik kreeg tapes van M. en tapete veel van de radio (vooral van de Concertzender). Ik heb ooit bijna de tweede LP van Hanatarash bij Staalplaat gekocht. Ik deed het niet. Het voelde niet goed. De winkel was niet sympathiek (zacht uitgedrukt).  Staalplaat bleef voor mij vooral een hardnekkig overblijfsel van de vroege jaren tachtig, van de cassettecultuur en van de industriële muziek. Ik heb nooit iets gehad met ‘industrial’, en ben nooit ontvankelijk geweest voor (de humor van) aggressieve beeldtaal. Als ik de lijst met Staalplaat releases bekijk, dan zie ik bitter weinig tussen dat ik nu zou willen horen. Merzbow, Sommige dingen hebben ze heel vroeg ontdekt (naast Merzbow Francisco Lopez). Maar Muslimgauze, Hafler Trio – om hun ‘grote namen’ te noemen – hebben me nooit getrokken. Het ligt heel eenvoudig: Staalplaat is trouw gebleven aan een begin jaren tachtig esthetica, aan een donkere, zware tijd, waar ik liever niet te veel aan terugdenk, en een DIY-mentaliteit die me sympatiek is, maar ook tot veel dilettantisch en amateuristisch geknoei leidde. Als je terugkijkt op de overvloed aan muziek die indertijd is uitgegeven is het moeilijk om je aan de indruk te onttrekken die het ook ontbrak aan onderscheidingsvermogen. Goed. Staalplaat dus. En Frans de Waard. Tjee. Moet ik de boodschap nog even inwrijven en vertellen dat de meeste van mijn muziekvrienden ook weinig van Staalplaat moesten hebben – en Staalplaat dus niet rijk van hen is geworden. (Ik schat dat als Staalplaat een wat vriendelijker of enthousiaster gezicht had gehad ze op z’n minst 5 à 6000 euro uit de portemonnee van M. en J. in hun kas hadden kunnen zien vloeien. Maar ze waren niet vriendelijk omdat dat niet cool was. Het was cool om vijandig te zijn.) Anderzijds heeft Martijn Tellinga, wiens muziek ik zeer waardeer, er gewerkt, en was de onvolprezen Mark Poysden lange tijd aan hen verbonden. Dankzij Mark wist ik over dit boek. Hij heeft het geredigeerd. Het boek lag gisteren op het bureau van Alex Adriaansen, want V2_ speelt uiteraard ook een rol in het boek. Frans was er ooit vrijwilliger – wat ik niet wist – en V2_Archive van Peter Duimelinks was een aan Staalplaat gelieerd label. V2_Archive haalde met Staalplaat Merzbow naar Nederland, er waren concerten van Sonic Youth, Laibach, Test Department, Etant Données. Ik wist uiteraard wel van Frans vriendschap met Peter Duimelinks, en in het fysieke archief van V2_ staan een kartonnen dozen met zines en cassettes uit de collectie van Frans de Waard. Hij is die ooit rond 2009 komen langsbrengen. Ik heb het netjes opgeborgen. Ik nam het boek gisteravond mee naar huis, om in de trein te lezen. Ik las het in 1 avond uit. Ik wilde het allemaal weten. Frans de Waard is in iedere zin te herkennen. Zijn slechte humeur – dat niet slecht bedoeld was. Ik heb veel respect voor hem. Het doorzettingsvermogen, de jarenlange inzet voor obscure experimentele muziek, zijn recensies in Vital, zijn eigen muziek. Toch. En ik denk niet dat hij blij zal zijn met wat ik nu zeg: ik heb na het lezen van zijn boek nog steeds geen idee wat hij eigenlijk goede muziek vind en waarom. Hij weet alles over zijn eigen niche, over dat wat er uit begin jaren tachtig voortkomt (vandaar die eeuwige Edward Ka-Spel, wiens naam ik ken sinds  mn 15e, luisterend naar de VPRO-radio), maar heeft nooit gehoord van Faith No More. (Hij spaart zichzelf niet wat dat betreft). Hoe kun je – zonder kennis van de context – de waarde van je eigen geliefde muziek inschatten? Misschien ben ik gewoon jaloers. Het begin van Frans de Waard’s geschiedenis in de muziek komt precies overeen met mijn ervaring. Hij luisterde naar het huiskamercomponistenprogramma van Willem de Ridder en besloot zelf een tape op te nemen. Hij stuurde ‘m op. Willem de Ridder draaide ‘m. (Ik maakte op mn 16e een hoorspel door Debussy’s La Mer te mixen met gesproken woord (Slauerhoff) en omgevingsgeluiden, met gebruik van 1 microfoon op de Sanyo cassettespeler van mn broer. Het was niet af. Ik heb het – gelukkig (?) – nooit opgestuurd). Frans werd cassettespecialist, gaf er zelf uit, maakte een catalogus, en dat was het begin. Dat begin vond ik het interessantst om te lezen. Daarna wordt het boek een Frans-de-Waard-oral-history van Staalplaat dat soms dicht tegen de roddel aan zit. Roddel die ik leuk vind om te lezen. Ook dit gaat over een wereld die ik net niet ken, die raakte aan werelden die ik wel kende, en waar mensen in voor komen die ik later heb leren kennen. Heel vrolijk werd ik er niet van. Tijdens het lezen moest ik me er zelf verschillende malen hard aan herinneren: dit speelt midden jaren negentig en daarna. Ik was net begonnen bij Mediamatic. Ik luisterde naar jungle. Ik gaf les over het Internet. Ik zat bij Metropolis M. Ik ging naar Kraakgeluiden. Staalplaat was in alle opzichten een overblijfsel van de jaren tachtig. Oh, net als bij Mediamatic en V2_ hadden mensen een baan via Maatwerk. Of ze hadden een uitkering. Nog eind jaren negentig. Nog later. Het lijkt alsof ze daar bij Staalplaat nog heel erg lang in zijn blijven steken. Te lang misschien. Ik vermoed dat andere direct betrokkenen een ander verhaal zullen vertellen dan Frans de Waard. Laat dit gezegd: ik heb immens genoten van deze anekdotische geschiedenis. Het situeert Staalplaat, toont de cultuur erachter en omheen, maar je wordt niet veel wijzer over de esthetisch/artistieke beweegredenen. Ja, ‘we geven uit wat we zelf goed vinden’. Is dat alles?


Pierre Michon: Rimbaud de zoon

Ik was er al eens eerder in begonnen. Toen hield ik op omdat Michon de chronologie van Rimbaud’s dichterschap volgt. Ik had daar toen geen zin in. Nu las ik drie hoofdstukken en besloot daarna niet meer te lezen. Het is uiterst gestileerd, en zeer stijlvol en stijlvast. Literatuur optima forma en briljant vertaald door Rokus Hofstede. Het is ook een intrigerend portret van Rimbaud, de zoon (van zijn moeder, van zijn leermeesters), waarin hij een enigma blijft. Maar op een bepaald moment heb je lang genoeg naar een schittterend schilderij gekeken, op een bepaald moment heb je lang genoeg geluisterd naar die perfect gebeeldhouwde en toch vloeiende zinnen. Dit is grote literatuur. Het is ook een eindpunt van de literatuur. Eigenlijk is dit het perfecte voorbeeld van literatuur die alleen stijl is. (En sommigen menen dat dat het hoogst haalbare is. Helemaal ongelijk hebben ze niet. Denk aan Flaubert. Toch lees ik liever iets dat meer ‘lekt’).


Julio Cortàzar: Alle branden de brand

Ik wist niet wat ik moest lezen, in bed, voor het slapen gaan. En pakte een verhalenbundel van Cortàzar (deze is uit 1966). De flight of fancy van Cortàzar begint steeds in het geleefde leven van alledag. Daarom stel ik Cortàzar boven Borges. Borges begint bij het boek, bij het gedachtenspel. Borges = leesvreugde. Cortàzar = levensvreugde?


nY30

Was al eerder begonnen. Uitgelezen. Altijd heel inspirerend – ook (of juist) als de poëzie onbegrijpelijk is, en ook als de essays niet helemaal in je straatje liggen. Samuel Vriezen haalt ‘We Are Here’ de avant-garde in (een goeie move vind ik – politiek en artistiek gezien). The Perfume Recordist overtuigd me wat minder – de anti-Kenneth Goldsmith-innovatieve-poëziebrigade, heel goed, maar hoe Kenny is kunnen uitgroeien tot kunstpaus… –; Veva Leye, begrijp ik niks van (zie boven), Caglar Köseoglu vind ik goed. En zo is er wel meer.


Metropolis M

Met (gesponsorde) bijlage over de eindexamens. Blader en lees het door (ook de bijlage), en krijg een redelijk goed beeld van wat er nu speelt. De post-internet esthetica heeft flink voet aan de grond gekregen in de beeldende kunst. Eindelijk begrijpt ‘de kunst’ in wat voor wereld ze zijn terecht gekomen.


Frank Keizer: Onder normale omstandigheden

Ja, en dat lees je dan in de zomerse trein van Woerden naar Rotterdam. Ik ken Frank een beetje, en ik ken zijn positie. Ik herken zijn positie. De gedichten die hij schrijft verwoorden een levensgevoel dat misschien niet het mijne is, maar dat het mijne zou zijn geweest was ik in hetzelfde jaar als Frank geboren. (En had ik gedichten geschreven over mijn levensgevoel en mijn plek in de wereld toen ik eind twintig was, het zouden zulke gedichten zijn geweest.) Zijn gedichten zijn de moeite waard, zijn belangrijk, vanwege die verwoording. (Stel je voor dat deze gedichten niet zouden bestaan).


Paul Smith’ Cycling Scrapbook

O, een mooi boek. Leuk om door te bladeren. Natuurlijk, schitterende foto’s, en de verhalen over de helden Anquetil, Poulidor, Bahamontes, Coppi. Het zegt veel over de populariteit van het wielrennen in Groot-Britannië (en Wiggins als stijlicoon) dat een modeontwerper met wielrennen als hobby zo’n boek mag maken voor Thames & Hudson. Niet dat ik er wat op tegen heb. Ik geniet er ook van. En toch irriteert het me ook een beetje, die cycling-chic. (Natuurlijk, je zou één van de enigen willen zijn die van die oude wollen shirtjes houdt, die smult van wielrenfoto’s ut de jaren vijftig, en de Milk Race uit 1983 op video kijkt).


R.A. Basart: De verzoening

Ik las een enthousiast recensie op De Reactor. Ik had het boek al eerder in de OBA bij de nieuwe romans zien liggen. (Maar ik verwarde de namen van Bassant en Basart). Toen ik een week later weer in de OBA kwam, en het boek er nog lag, leende ik het. Ik wist niets over Basart, had nooit van hem gehoord. Ik begon te lezen: inderdaad perfecte stijlbeheersing. Doet alles goed. Je zit er meteen in. Het is grappig. Maar wat voor boek is het? Ik las nog twee avonden voor het slapengaan verder. En verloor gaandeweg mijn interesse. Superieur geschreven, maar de grappigheid wordt allengs minder grappig. Het is grotesk. Maar waarom? De groteskheid van de personages (en dus van de hedendaagse oudere mens) uitlichten? Ik moet er niet van lachen om mijn eigen kleine wereld en onvermogen. Je leest het omdat het zo verdomd goed geschreven is. Maar dan liever iets dat minder goed geschreven is, maar meer blijft haken in je hoofd of aan je gevoel.


W.G. Sebald: Emigrés

Eenvoudig gezegd: ik hou niet van Sebald. Maar omdat zoveel lezers (en schrijvers die ik waardeer) met hem weglopen, leen ik eens in de zoveel tijd weer een boek van hem. Inmiddels weet ik dat ik sommige van zijn essays goed kan harden. Ook weet ik dat hij fijnzinnig is, en een vloeiende, vertellende stijl heeft die je makkelijk ‘inspint’. Wat irriteert me dan zo aan zijn boeken? Zijn stijl is ouderwets vertellend, soms op het oubollige af (hoewel steeds net niet oubollig). De nostalgie naar een verloren wereld druipt er steeds vanaf, en nooit wordt die nostalgie tegengesproken. De lotgevallen die Sebald bij elkaar raapt – hij is een verhalenverzamelaar – zijn steeds net iets te mooi, net iets te toevallig. Er waart een conservatieve geest door zijn boeken. Nu zijn schrijvers misschien per definitie conservatief, bezingen eerder een wereld die verloren is gegaan (en daar is op zich niets op tegen) dan dat ze een toekomst kritisch fileren (hoewel…). Maar toch. Vergelijk Sebald’s werk eens met dat van mede-Engeland-immigrant Uwe Johnson. Iedere paragraaf van Johnson is doortrokken van een kritische uiteenzetting met het verleden, de complexiteit ervan doordringt de syntaxis. Sebald’s pseudo-negentiende eeuwse stijl (ik overdrijf) maakt er verhaaltjes van, en ook al legt hij de constructie ervan bloot, het blijven verhaaltjes. Hij leest levens bij elkaar. Wandelt, komt dingen tegen en rijgt die aan elkaar. Natuurlijk het is interessant hoe Sebald werkt met documenten – maar vergelijk dat met wat William T. Vollmann doet? Sebald is ontegenzeggelijk een groot schrijver, maar ook een conservatief schrijver. En dat irriteert me. vooral omdat Sebald is uitgegroeid tot lakmoesproef voor de literatuurliefhebber. Hou je van Sebald, dan hou je echt van literatuur. Nee. Ik zal de Sebalds die ik nog niet gelezen heb ook nog lezen, steeds bereid mijn oordeel aan te passen, maar van dit boek lees ik de twee eerste verhalen en blader ik de andere twee door.


Valeria Luiselli: De geschiedenis van mijn tanden

Ik was niet superenthousiast over haar eerste twee boeken, al las ik ze helemaal. Ik was niet helemaal overtuigd van haar procedé, haar vorm, haar schrijven. Ik ben wel heel enthousiast over dit boek. Hier gaat de fantasie resoneren. Het verhaal (en de verhalen) zijn compleet geschift en toch allegorisch. Het gekozen procedé heeft gewerkt, (ze legt het aan het einde van het boek uit), en het heeft iets opgeleverd dat volkomen onvergelijkbaar is, en over de zin van het schrijven en verhalen vertellen gaat (op een manier die niet verliteratuurd is). (En gek genoeg, bij alle gekkigheid, of juist door alle onwaarschijnlijke gekkigheid, komt het niet vrijblijvend op me over).

(Ik herlas de recensie van Koen Sels op de Reactor – goede samenvatting van wat er in dit boek gebeurt en op het spel staat – en alleen in de eindconclusie is mijn leeservaring een andere dan de zijne. Waar ligt dat aan? Zijn afkeer van vrijblijvende metafictionele fun deel ik, maar ik ervaar dit boek van Luiselli juist niet als vrijblijvende metafictionele fun).


Achille Mbembe: Kritiek van de zwarte rede

Belangrijk boek. Punt. (Uitgelezen).


Adolfo Bioy Casares: The Russian Doll

Ik las wat Cortázar. Kreeg daardoor zin in meer ‘fantastische’ verhalen. Vond een epub van deze latere verhalen van Bioy Casares (altijd op zoek naar vertalingen van zijn werk). Weet niet of het er aan ligt dat het een Engelse vertaling is, of omdat ik het op de e-reader lees: ik vind ze aardig, maar niet erg sterk. Eerst nog eens die andere twee Nederlandse vertalingen van zijn werk op de kop tikken voor ik dit verder lees. (Ondertussen zit ik wel weer in een ‘leescrisis’: Mbembe is erg goed, alle fictie die ik lees bevalt me maar half.


Maartje Smits: Omdat ik een meisje ben

Een deel van de gedichten – die waarin ze het meest experimenteert met taal en uitdrukkingsmiddelen – had ik (in een andere versie?) gelezen in de nY (denk ik toch). Dat gaf me indertijd zin om meer van haar te lezen – ze is een dichter die de taal van deze tijd aanboort, induikt, gebruikt. Het is meisjespoëzie, maar wat is daar op tegen? Er is ook niks tegen jongenspoëzie – heel veel poëzie is jongenspoëzie (of oudemannenpoëzie).


Arnoud van Adrichem: Geld 

Geleend van de bibliotheek. Had ik dat nou nog niet gelezen? Of wel? Nee niet. Ik lees het in één adem uit, tijdens de treinreis van Amsterdam naar Rotterdam en terug. Enorm goed. Thema. Dictie. Beelden. Verhaal. Uitwerking.


William Gaddis: Letters

Samenstelling Stephen Moore, uiteraard. Ik lees eerst de inleiding met een korte biografie van Gaddis. Gaddis, die – terecht – vond dat de boeken voor zichzelf moesten spreken. Het persoonlijk leven van de kunstenaar is saai. Toch maakt het veel duidelijk (over The Recognitions tenminste) om te weten wat Gaddis allemaal deed in de jaren voor en na de Tweede Wereldoorlog. Zijn reizen, verblijf in Spanje, rondhangen in Greenwich Village, en dan pas later de corporate jobs. (Ongeveer een zesde gelezen).


Metropolis M

Nog weer een Metropolis M helemaal doorgewerkt. Weer op de hoogte.


Julio Cortàzar: Bestiarium

Een paar verhalen herlezen. (Deze uitgave miste al 20 jaar in mijn kast – alle andere verhalenbundels had ik al wel).


Charles Baudelaire: De zwarte Venus

50 gedichten uit Les Fleurs du Mal, vertaald door die eeuwige Paul Claes, wiens vertalingen doorgaans briljant zijn, maar ook verliteratuurd. Maar hier, bij Baudelaire werkt het. Of is het dat ik nu, op mijn vijftigste, deze gedichten kan lezen (en ze saai kan vinden, of vooral historisch interessant en, ja, briljant in versificatie). Ik lees ze alle vijftig, en voor het eerst in mijn leven geniet ik echt van Baudelaire’s gedichten. (Zijn proza lag me altijd veel beter).


Gottfried Keller: Groene Heinrich

Goh, wat bevalt dit poëtisch realisme me – niet verwacht. Het is de afstand in de tijd die ook het clichématige intrigerend maakt. Treinlectuur. Leren over de negentiende eeuw.

Maar dan komt de flashback, het verhaal van de jeugd van de hoofdpersoon, en dat gaat me vrij snel vervelen.

Ik lees door. Sla als het te godsvruchtig wordt een heel stuk over. Lees weer door. Sla nog grotere stukken over. Lees weer een stuk. Hou dan op. Ongeveer een derde echt gelezen.

Ik lees het lange nawoord, en dat is erg instructief, zeer gedetailleerde uitleg van de vertaalopvatting, en van de ontwikkeling van deze roman. Dat interesseert me weer wel. Misschien dat ik toch nog een keer een paar stukken lees. Maar niet de hele roman.


Arjen Mulder: De successtaker

Briljant. Terug naar de dagen van Jaarboek Arcade en Bilwet. Die sfeer. (Logisch, in die tijd schreef Arjen met Geert voor het eerst over Adrien Turel, en dat heb ik indertijd ongetwijfeld gelezen. Briljant boek. Over Arjen zelf en over de mensheid. Vertalen! (In het Engels).


Kevin Whitehead: New Dutch Swing

Ik geniet erg van de serie portretten van Nederlandse jazzmusici (Jazzhelden), en ik haal (vooral via de Concertzender) allerlei muziek in die ik in de tijd dat ik veel naar het BIMhuis ging (1985–1997) juist niet heb gehoord: Theo Loevendie, Willem van Manen’s Contraband, Willem Breuker, en en ook het ICP. Dus begin ik nu deze klassieker over de Nederlandse jazz te lezen, en kom er dezelfde verhalen in tegen die Bennink en anderen ook in de televisieportretten opdissen. Langzaam gelezen, en daardoor duurde het lang voordat ik het helemaal uit had. Veel wist ik al. Whitehead covert de scene als ik ook nog in het BIMhuis kom. Veel kan ik nu beter in perspectief zetten.


Ezra Pound: Cantos

Altijd maar weer teruggrijpen op de Cantos. Nu in de Nederlandse vertaling van HC ten Berge en die van Paul Claes en Mon Nys. Beide boeken heb ik al meerdere malen van de bibliotheek geleend. Leeservaring: ik begrijp niet meer dan vroeger van de individuele regels of gedichten, wel steeds meer van het geheel. De visie – die zie ik steeds beter. Helderheid. Klaarte. De Cantos lees je niet langzaam, je moet je niet bij iedere regel afvragen: wat staat hier, wat betekent het, waar komt het vandaan, wat is de rol van deze regel in het geheel – je doet er beter aan om door te lezen, door naar de volgende regel en de regel daarna en die daarna. En hoe langer je leest, hoe meer regels je aaneenrijgt, des te meer ga je zien, horen en begrijpen. Steeds vaker gebeurt het dat een regel (of een aantal regels), iets ontsteken in je hoofd: je ziet een beeld, je hoort een zin, er ontstaan verbindingen, verschillende stukjes in je hersenen worden aangetikt, geactiveerd. Het wordt steeds rijker en steeds helderder. Dat Pound zoveel verschillende talen gebruikt maakt niet uit. Zoveel talen en stemmen zijn er ook in je eigen hoofd. Zijn Frans, Duits en Italiaans zijn voor mij uitstekend te volgen. Het Latijn en Grieks betreft meestal losse woorden of namen, of bekende stukjes Homeros, zelfs als hij een langer Latijns citaat gebruikt is het vaak min of meer te volgen. Zijn Spaans is rudimentair. Bij het Chinees zet hij zelf vaak de vertaling erna. En zo lees ik De Pisaanse Cantos in de vertaling van Paul Claes & Mon Nys – niet mijn favoriete vertalers, maar ze lijken hier wel precies genoeg, en Paul Claes kennis van metrum zorgt ervoor dat Pound’s ritme bewaard blijft. (Claes & Nys manier van spreektaal en dialect overzetten is daarentegen minder overtuigend). Ik lees ze allemaal in 3 ritjes met de trein – en bekijk zo nu en dan de (veel te uitgebreide) noten.


Shinichi Suzuki: Nurtured by Love

Het boek dat je eigenlijk hoort te lezen als je dochter vioolles krijgt in de Suzukimethode. Snel doorgelezen – zijn spreektoon is eerst heel aangenaam en fijn, begint gaandeweg wat te irriteren omdat de tekst te repetitief is, en je eigenlijk steeds kunt raden wat er volgt en het ook in minder woorden gezegd had kunnen worden.


Wie wij zijn: Syrië

Een literaire kennismaking met Syrië staat er. Tja, kleine bloemlezing met zowel reportages van journalisten als wat literair werk van Syrische schrijvers. Ik steek er niet veel uit op over de Syrische literatuur. Boekje was denk ik ook niet voor mij bedoeld.


Victor Hugo: 1793

Historische roman. Hugo’s laatste. Soort van politieke avonturenroman. Goed te genieten, vooral omdat het 1. de structuur van een avonturenroman heeft, en 2. niet aan één hoofdpersoon, zelfs niet aan personages met psychologie is opgehangen. Het is vooral het portret van werelden: het platteland van de Vendée, het revolutionaire Parijs. Dat maakt Hugo meteen opvallend modern voor mij die dacht dat Hugo van al die grote 19e eeuwse romanciers de meest achterhaalde zou zijn.

Na heel lang elke avond een paar bladzijden en dan in slaap vallen, eindelijk uitgelezen. Duurde me wel te lang. Tweede helft van het boek wordt te vaak en voor te lange tijd een standaard thriller met alle truuks die later in de Hollywoodfilms worden uitgehaald en conventie worden. (Of wellicht waren ze dat al in de tijd van Hugo). Dat maakt het vermoeiend (saai) lezen.


René Char: Samen aanwezig 1930–1972

Ik kocht twee bundels van René Char in St. Yrieux la Perche. In het Frans zijn de gedichten te moeilijk voor mij, maar het proza-ritme van de zinnen bevalt me erg. Met deze (bijna enige) Nederlandse vertaling en het Frans ernaast lees ik, een avond lang door de gedichten. En begin het te begrijpen.


René Char: Les voisinages de Van Gogh

In de Nederlandse vertaling. Eerlijk gezegd is dit poëzie waar ik bijna niets van begrijp. Mooi is het wel. Misschien voldoet dat.


Arno Schmidt: Bottom’s Dream

Twee uurtjes lezen en bladeren. En meer plezier dan ik had verwacht. Ja, dit is de Engelse vertaling van Zettels Traum. Het grootste boek dat ik bezit.


Een zomer met Proust

Aardig boekje. Een vertaling van een verzameling radio-essays over Marcel Proust en zijn Recherche. Een lichte inleiding met een leuke opzet: zes secties, ieder door één criticus, steeds een introducerende zin, dan een kort essay dat eindigt met een lang citaat. Elk van de zes secties ingeleid door een tekst over persoonlijke leeservaring van de Recherche. De secties varieëren nogal in kwaliteit, van redelijk diepgaand tot ergerlijk oppervlakkig, met daartussenin nog wat overblijfselen van die vreemde Franse hang-up met psychoanalyse, en stukjes die oppervlakkig maar leuk zijn. Voor mij te oppervlakkig maar wel aangenaam, en een manier om wat stukken Proust te herlezen.


Maud van Hauwaert: Wij zijn evenwijdig

Gelezen omdat ik in de commissie zit voor een subsidieaanvraag die zij heeft ingediend. Anders was ik het wellicht ook gaan lezen. Ze heeft een heel vanzelfsprekende stijl, vooral in het inzetten van film, performance en internet. Dat maakt haar tot een intrigerende dichter. Benieuwd hoe zich dat gaat verder ontwikkelen. Deze bundel is naar mijn smaak soms nog net te oppervlakkig, blijft bij de als in een droom opgevangen beelden en ontmoetingen. (Maar smaakt naar meer, veel meer).


Sleutelteksten film- en mediatheorie I

Versus – dat tijdschrift herinner ik me nog. Ik moest er bijvoorbeeld artikelen uit lezen waarin de filmsemiotiek van Metz werd uitgelegd. Toen had ik nog interesse in film. Er zat een belofte aan vast. Uit nostalgie naar die belofte van Versus blader ik wat in deze fraai uitgegeven bundel. En moet constateren: dat de film me niet meer werkelijk interesseert. (De Russische formalisten, de structuralisten, Majakovski en Valéry, die wel). (Marinetti weer niet, die blijf ik een schreeuwlelijk vinden). Wellicht komt het nog eens terug.


Jaroslav Rudis: Het einde van de punk in Helsinki

Dat boek had ik al eerder in handen gehad in de bibliotheek. Tsjechische schrijver die ik verder ook niet ken. Even dacht ik een hedendaagse roman te willen lezen, even dacht ik een roman te willen lezen over punk aan de andere kant van het IJzeren Gordijn. Om dan toch in de anderhalf tot twee uurtjes die ik aan dit boek besteed overal wat te lezen, een goede indruk te krijgen, maar er toch niet in willen verzinken zoals je in een roman verzinken kunt. (Wel een goed boek overigens). (Nu ik het weer doorblader krijg ik toch weer zin om het verder te lezen). (En lees nog een fiks deel).


Ernst Jünger: Eumeswil

Nederlandse vertaling. Is dit het vreemdste boek van Jünger? (Wat weet ik – zoveel Jünger heb ik niet gelezen. Wat dagboeken. Zijn boek over de Eerste Wereldoorlog. En ik herinner me hoe ik keer op keer met de Nederlandse vertaling van Auf den Marmorklippen in de bibliotheek in Almelo (ja toch?) heb gestaan, het probeerde te lezen en er niets van bleef plakken). Eumeswil is in de openbare bibliotheek tussen de SF gezet (zodat wie literatuur leest het nooit zal vinden). Moeilijk boek, en lastig te lezen (is het wel goed vertaald?) Aan het einde van het jaar had ik het nog niet uit.


Ngugi wa Thiongo: Slechts een korrel graan

Afrikaanse bibliotheek van De Knipscheer – zeker achteraf gezien een bijzonder sterke lijst vertalingen. Staat al jaren in de bibliotheek op de plank (niet weggezet naar het magazijn, niet afgeschreven). Dit is de tweede druk uit 1992. Hij lijkt opnieuw gebonden, maar het kan ook zijn dat ze in 1993 alle boeken zo opnieuw bonden. De bladzijden zelf zijn veel te ongeschonden, het boek valt nauwelijks open. Vanaf de eerste pagina’s in onmiddellijk duidelijk dat deze roman ver uitstijgt boven wat je zoal verder te lezen krijgt. Hoe is dit indertijd in de pers ontvangen? Door de ‘serieuze’ kritiek?

Afrika is al ‘leescontinent’ voor mij altijd heel ver weg geweest, imposant ook. (Om alles wat ik er niet van weet). Ik heb lang geleden wel geprobeerd om Achebe en Soyinka te lezen – begin jaren tachtig. H, mijn oom, was indertijd bevriend met Jan Kees van der Werk die de Afrikaanse vertalingen van De Knipscheer begeleidde, redigeerde of vertaalde. De Knipscheer was toen zeer aanwezig, maar leek altijd wat buiten het centrum van de kunst en cultuur te staan. Wat ik las was mij te vreemd, en daardoor moeilijker dan Kafka of Joyce of Thomas Mann of Virginia Woolf. Ik moet het maar eens gaan inhalen.

Ik lees de eerste helft van het boek met veel interesse en plezier. Dan haak ik weer af, net zoals me overkomt met narratieve films, met romans die zijn gebaseerd op de afwikkeling van een plot opgehangen aan één tot vijf personages. Ik kan m’n aandacht niet bij de stijl houden: de vertelstem die de twijfels en overwegingen van de personages weergeeft. Ik heb er ook – zoals zo vaak – last van dat ik nog geen vier personages uit elkaar weet te houden, en er niet in slaag gebeurtenissen in mijn leesherinnering te koppelen aan personages. De eerste derde van het boek lijkt me veel geconcentreerder dan de rest. Ik lees het uit, maar te snel, wat mijn gebreken als lezer alleen maar versterkt. Maar de laatste 50 pagina’s lees ik weer met meer concentratie.


Antoine Volodine: Post Exotic Novels and Novelists

Wie is toch die Antoine Volodine? Moet er eens induiken, in zijn literatuur, zijn schrijven, zijn visie, zijn koortsdroom (dat lijkt het te zijn).  Ik lees interviews en een excerpt uit de tien lessen in post-exotische literatuur. Hmm. Ik weet het niet.


Ngugi wa Thiongo: Decolonising the Mind

Thiong’o’s lezingen over literatuur en hoe hij tot de beslissing kwam om in zijn eigen taal te schrijven. Ik begin meer te begrijpen van de problematiek van de Afrikaanse literatuur. (Zoals ik ook meer begin te begrijpen waarom ik vroeger nooit Afrikaanse literatuur las: 1. het was Euro-Afrikaanse literatuur – dat heb ik me nooit zo goed gerealiseerd –, 2. de romans leken meer te worden aangeprezen als authentieke verhalen uit verre landen over onderdrukte mensen, dan als literatuur, als visie op de werkelijkheid, visie op politieke strijd. Wat een vergissing van mij.


Quentin Meillasoux: Science Fiction and Extra Science Fiction

Meillasoux. Schreef goed over Mallarmé. Vond dit boekje als pdf. Blijkt al uit 2006 te zijn. Ik heb weinig geduld voor zijn filosofische argument (technische filosofie, ik begrijp het wel, but what’s the point?) Toegepast op literatuur doemt de vraag op: bestaat deze extro-SF niet al lang, alleen niet waar Meillasoux ‘m zoekt, maar in het radicale postmodernisme? Meillasoux had er goed aan gedaan zijn licht op te steken bij Thomas Pavel, Marie Laure Ryan, en zelfs bij Brian McHale – wiens argument in Postmodernist Fiction niet zo filosofisch is, maar over vrijwel hetzelfde gaat als waar Meillasoux op uit is. Fictie met een ontologische dominant waarin natuurkundige en wetenschappelijke aspecten (conventies) niet gelden.


Wyndham Lewis: The Hitler Cult

Lewis’ tweede boek over Hitler. Al eens eerder in begonnen. Kwam ‘m weer tegen omdat ik mn epubs en pdfs aan het organiseren ben. Las een pagina of 20, opnieuw: interessant als verslag van een zwaar crisismoment. Wat schrijft men dan? Ziet men het aankomen, welke gedachten worden gemobiliseerd? Welke acties ondernomen?


Hugo Ball: De vlucht uit de tijd

Soort dagboek. Sommige stukken zijn heel briljant, getuigen van diep inzicht – en zijn interessant als verslag van wat er gebeurt op een breukvlak, als alles uit elkaar valt – (zoals nu). Las een pagina of 50.

En dan toch geen zin om het helemaal te lezen. Ik breng het terug naar de bibliotheek. Hmm, toch nog eens lenen? (Maar hij lijkt zo’n rare snuiter…)


Sarah Bakewell: At the Existentialist Cafe

Geschiedenis van het existentialisme in anekdotes en heldere uitleg van filosofische opvattingen. Leest heel makkelijk. Eerste paar hoofdstukken zijn erg goed, daarna wordt het wat minder (zoals het ook met het existentialisme minder gaat). Las het in no time uit. Kreeg eerst zin om Sartre (ik las ooit Walging – dat is toch de Nederlandse vertaling? – en wat essays) te lezen, en nog meer De Beauvoir. Zin die in de laatste hoofdstukken toch weer verdween. Heidegger is niet verouderd, Merleau-Ponty zeker niet, De Beauvoir en in minder mate Sartre zorgden voor een doorbraak, maar hun ideeën lijken nu het meest verouderd. (Wat betekent dat?)


Doeschka Meijsing: En liefde in mindere mate

Keuze uit haar dagboeken – tot 1987. Heb ooit Robinson van haar gelezen. Lang geleden. Meer niet. Haar laatste partner was Xandra Schutte, en die volgde dezelfde colleges semiotiek als ik (in 1986 en/of 1987), en redigeerde de 21ste eeuw toen ik bij Perdu zat. Mijn interesse voor Doeschka Meijsing is echter, vrees ik, vooral ingegeven omdat ik nog ooit ‘fan’ was van Joyce&co. (Eenmaal daarvan een molenklap gekregen… op de middelbare school was Joyce&co mijn ‘speciaalonderwerp’ bij Nederlands – dat was in 1982/3). Dus ik vlooi dit boek na op de verwijzingen naar de Erwin/Joyce&co mythe. (Ok, ik heb ook een vage interesse in de jaren zeventig literatuur, maar niet zo in Vrij Nederland en die scene). Maar ik word verrast: Jan van Luxemburg – bij wie ik verschillende colleges volgde tussen 1987 en 1991 – blijkt een belangrijke rol te spelen in het leven van Doeschka Meijsing, en zo is er nog een andere lijn van interesse en verbinding.

Overigens, wel heel erg uitgebreid geannoteerd dit dagboek. Aan de ene kant leuk, maar ook een beetje belachelijk om zelfs de meest gangbare en bekende namen/schrijvers van uitgebreide lemma’s te voorzien, net als muziek die wordt genoemd. En weer zo’n uiterst correcte en belegen inleiding.


Irmgard Keun: Kind van alle landen

Las ergens iets over dit boek en was geïnteresseerd omdat het een schets is van een gezin op de vlucht. Maar als altijd heb ik moeite met boeken die zo rechtstreeks gestructureerd zijn. Het is goed gedaan, dat zeker. Maar met een uurtje wat grasduinen wel genoeg gelezen. Leuk nawoord, slecht voorwoord.


Peter Ouwerkerk: Etalagecoureur

Over de ‘tragische ondergang van Roy Schuiten’. Uitgave van de Muur. Inmiddels is er echt te veel wielerliteratuur. En deze is er weer één: een tragisch levensverhaal. vergelijk Bart Zoet (goede biografie), Johan van der Velde. Ik ben geïnteresseerd in de geschiedenis van het wielrennen, en de contexten daarvan, in maatschappelijke ontwikkelingen gezien vanuit het perspectief van het wielrennen. Peter Ouwerkerk is wel één van de betere reportage- en bio-schrijvers, en Roy Schuiten intrigeert me. Schuiten was over zijn hoogtepunt toen ik in wielrennen geïnteresseerd raakte – hij had naam, maar ik heb hem nooit iets zien presteren. Ik lees het boek tot de helft. Schuitens post-wielrennencarrière en zakelijke en persoonlijke ondergang laat ik voor wat hij is (er is nog zoveel meer te lezen). Het boek is toch een beetje een teleurstelling. Goed portret van Schuiten, maar het had ook in 4000 woorden gekund. Over Schuiten’s jaren bij Scic, in dienst bij Saronni slechts een halve pagina. Nauwelijks iets over de 5 Giro’s die hij toch ook reed. Ook weinig over zijn 2 jaar bij Lejeune. En niets over zijn jaar bij Kondor. Wellicht viel er ook niets meer te zeggen. Toch had ik er wel over willen lezen, bijvoorbeeld over Nederlandse coureurs in Italiaanse dienst: de hardrijders, degene die later kwamen: Martin Havik, Frits Pirard, René Koppert…


Ernest Hemingway: A Moveable Feast

In de Nederlandse vertaling van Arie Storm (de andere Arie – hij studeerde Nederlands toen ik ALW studeerde, en er waren studievrienden die ons allebei kenden). A Moveable Feast – leuk om te lezen, maar niet veel meer dan dat. Roddel ook. Hemingway’s stijl blijft interessant, wat hij te zeggen heeft minder. Wat hij in dit boek te vertellen heeft is historisch interessant, maar ik kan me niet voorstellen dat er geen betere bronnen zijn voor ‘Parijs in de 1920s’.


Sebastian Olma: Toward an Aesthetics of Performative Defiance

Klein boekje. Ik las de Nederlandse versie. Best goed – al vind ik Olma’s (anti) houding ta.v. het Antropoceen debat teveel gekleurd door de designer opvatting van het Antropoceen. (Hoera, wij mens zijn de baas). Komt tot een goede analyse van wat kunst is, en zou moeten zijn. (Een vorm van oefening, een nieuw sensorium, een nieuwe vorm van waarneming etc.)


J. Hillis Miller: Literature Matters

Ergens moet ik beginnen. Dus waarom niet hier. Of misschien is dit wel het boek om (opnieuw) mee te beginnen. Literature Matters van de Amerikaanse deconstructivist uit de John Hopkins-school Hillis Miller. Lezer van De Man en Derrida. Ik las artikelen van hem toen ik studeerde. Jan van Luxemburg was, als ik het me goed herinner, zeer geporteerd van hem. Ik vond het te veel tekstexegese, van teksten die net niet mijn interesse hadden. (Voor mij Pynchon boven Kafka, Pound niet Yeats).

Dit boek leidt me wel terug naar de bron die mij voedt. Ik lees het zonder eenmaal te denken: moet ik dit wel lezen. En dat gebeurt me weinig. Daarbij sla ik wel – toegegeven – sommige stukken tekstexegese en close-reading over.

(Miller – toch de minst politieke van de deconstructivisten in mijn herinnering – is in dit boek heel politiek. Hij ziet de wereld ondergaan. Zijn analyse is exact gelijk aan die ik de afgelopen jaren keer op keer formuleerde voor Sonic Acts, om tot themaomschrijvingen te komen en opzetjes voor programmateksten.)


Edith Wharton: Romeinse koorts

Erg goed. Een paar dagen achter elkaar een verhaal voor ik ga slapen. Zeer kundig en bevalt me beter dan Henry James. Na 4 à 5 verhalen wel weer genoeg. Te veel hogere kringen en een blik uit de hogere kringen.


Stefaan van Kerckhove: De Aziatische parabool

Ik dacht, o, een boek over het oosten van de voormalige Sovjet-Unie, per trein, ook nog wat China, geschreven door een reiziger-politicoloog. Het leek me ontspannend en interessant leesvoer. Maar nee. Te veel zelfingenomen gebabbel.


Benjamin Moser: Clarice Lispector

Moser’s veelgeprezen biografie van Clarice Lispector. Lees er zomaar ineens 150 pagina’s uit. Ik kan het dus nog wel, achterelkaar aan een stuk lezen. (Interessant ook omdat ik weinig van Brazilië weet en Moser geeft veel context). (Voorbij de helft begint het me op te breken dat ik geen werk van Lispector gelezen heb, en Moser’s samenvattingen en interpretaties niet kan volgen. Heb ik echt geen Lispector gelezen? Ik herinner me vaag een Lispector vertaling van Van Gennep, kan dat?)


Donna Haraway: Staying with the Trouble

Simpel. Eén van de belangrijkste boeken die ik ooit las.

| January 6, 2017 | 16:34 | Comments Off on • Leesdagboek 2016 |

0 Comments

RSS for comments on this post.

sorry, the comment form is closed at this time.

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.5 License. | Arie Altena