Nee, nog niet uitgelezen. Maar ik las gisteravond pardoes de eerste 112 pagina’s van Consider David Foster Wallace, critical essays (2010), samengesteld door David Hering, net nadat ik de envelop met het boek bij de post had gevonden. 17 opstellen over het werk van DFW, vrucht van de eerste Wallace-conferentie, 2009, Liverpool – daaronder ook een essay van NY-mederwerker & Arno Schmidt-lezer Iannis Goerlandt. Het lezen van een bundel opstellen als manier om het werk van een favoriete auteur te herlezen. (Update: zaterdagavond uitgelezen).

http://astore.amazon.com/thehowlingfantod/detail/0976146576
Gisteren in de trein op weg naar en terug uit Rotterdam de laatste hoofdstukken uit Richard Sennett’s The Craftsman (2008) gelezen, en uitgelezen. Helder betoog, en heel belangrijk als herwaardering van de intelligentie van de handen, de methodologie van het goed maken en de werkplaats. Dat gaat niet alleen over ‘handvaardigheid’, maar ook over het vakmanschap van software-schrijven, ruimte vormgeven, de overdracht van kennis, enzovoorts. Sennett is ervan overtuigd dat iedereen kan leren om dingen ‘goed’ te maken of te doen, omdat die vaardigheid een oorsprong kent in het spelen (wat kinderen doen). Daarin volgt Sennett de opvattingen van Dewey – en ik ben het volledig met hem eens. “Craftsmanship names the basic human impulse to do a job well for its own sake, and good craftsmanship involves developing skills and focusing on the work rather than ourselves.” Enige minpuntjes: het hoofdstuk over koken en recepten boeide mij minder en zijn weergave van de ontwikkeling van Linux en open source software-ontwikkeling is niet helemaal correct. Andere delen zou ik onmiddellijk als lietratuur opgeven, mocht ik op een kunstacademie lesgeven.

Recensie: http://www.guardian.co.uk/books/2008/feb/09/society/print; feature: http://www.guardian.co.uk/books/2008/feb/02/featuresreviews.guardianreview14/print.
In 2009 en 2010 heb ik een lijst bijgehouden van uitgelezen boeken. Aanvankelijk alleen literatuur en verwant leesvoer, later ook theorie. Ik schreef een paar zinnen over het boek, niet meer dan een impressie. Ik vermeldde ook welke boeken ik niet had uitgelezen of die ik deels had herlezen, en mengde vrijelijk Engels met Nederlands.
Met opzet hield ik de lijst bij op een aparte pagina, een beetje verborgen op deze site. Die paar zinnen commentaar waren pretentieloos, als ik er een blogpost van zou maken, dan zou ik ze al te veel gewicht geven – vond ik. Als ik het volledig voor mezelf zou doen – en niet zou publiceren – dan zou ik na een paar maanden stoppen. (Publiceren om jezelf te disciplineren).
Zo half in het verborgene: ook omdat ik een steeds grotere weerzin kreeg tegen de ‘gepre-formatteerde formats’ op het internet. Facebook en het “thumbs up I like” voorop, maar evengoed tegen de LibraryThing en andere services waar je je bibliotheek of lijsten gelezen boeken kunt bijhouden, inclusief uiterst handige ‘goodies’ en communicatiemogelijkheden. Als ik in zulke omgevingen iets doe (ik heb er accounts, ik heb ze geprobeerd), heb ik altijd het gevoel dat ik voor iemand anders zit te werken – en dan bedoel ik niet mijn vrienden, maar ‘THEY’, of ter meerdere eer en glorie van de datamining. Het doet niets af aan die services, ze zijn handig, maar ik hou er niet van. Daarom maak ik ‘met de hand’ kaartjes van mijn fietstochtjes, en doe ik niet aan het uploaden van GPS-coordinaten naar een account in een service die ze meteen mapt, er hoogteprofieletjes bij genereert enzovoorts.
Nu ben ik toch begonnen om een blogpost per uitgelezen of voor mij significant boek te maken. Het voelt te zwaar, zo’n blogpost per boek. Ik zal (hier) geen recensies schrijven, geen discussies voeren; ik zal enkel een kort commentaar tikken. Soms niet meer dan twee of drie woorden. (Ik heb gemerkt dat ik anders met een paar zinnen beschrijving aankom die ook elders makkelijk te vinden zijn). Het commentaar van mij heeft in de regel weinig om het lijf.
Waarom dan toch een blogpost? Ik wilde zeggen: omdat ik zin heb om weer te bloggen. Ik wilde zeggen: omdat ik zin heb om in het Nederlands te schrijven. Ik wilde zeggen: om het schrijven van Nederlands te oefenen – het is immers zo lastig om goede zinnen te maken…
Maar nu ik het neertik, ben ik niet zo zeker meer.
Boeken over wielrennen lees ik zoals anderen (vroeger) detectives. Deze kreeg ik met kerst – ik wilde al een tijdje een boek over Anquetil lezen. Paul Howard’s Sex, Lies and Handlebar tape. The Remarkable Life of Jacques Anquetil, the first five-times winner of the Tour de France (2008) is goed gedocumenteerd en behoorlijk gebalanceerd wat Anquetil’s privéleven betreft. In dat privéleven ben ik niet zo geïnteresseerd, en, hoe evenwichtig deze biografie ook is, de beschrijvingen van de wedstrijden zijn wat vlak, ik miste langere analyses van zijn overwinningen en nederlagen, en had graag iets meer context gekregen over het wielrennen in de jaren 1950 – 1969…

http://www.cyclingnews.com/features/love-for-bicycling-and-women
Misschien moet ik Richard Yates’ Master Jacques lezen: http://www.mousehold-press.co.uk/detail_master_jacques.html.
Nee, denk niet dat ik alle essays in het boek Fate, Time, and Language. An Essay on Free Will (2011) heb gelezen. Het is onder de auteursnaam David Foster Wallace (1962 – 2008) verschenen omdat p. 141 – 216 het titelessay bevatten. Het is DFW’s ‘undergraduate honor’s thesis’, geschreven in 1985, rond dezelfde tijd als zijn romandebuut The Broom of the System.
Het boek bevat behalve DFW’s briljante (ik citeer de flaptekst) kritiek op Richard Taylor’s “Fatalism”-artikel uit 1962, ook Taylor’s originele artikel en alle belangwekkende kritieken en commentaren die daarna zijn verschenen. Ik ga dat niet allemaal lezen, het is niet mijn filosofische ‘pakkie-an’. DFW’s artikel is behoorlijk technisch en hij ontwerpt zelf een ‘situational physical modality’ om zijn argument hard te maken.
Wel gelezen: James Ryerson’s uitstekende introductie: “A Head that Throbbed Heartlike. The Philosophical Mind of David Foster Wallace”.
DFW’s thesis bevat – afgaand op de introductie, wat heen en weer bladeren, hier en daar wat lezen – allerlei elementen die licht werpen op de filosofische ‘positie’ die hij later in zijn romanwerk neerzet. Voer voor hardcore DFW-onderzoekers, en wie weet, ook filosofen?

http://cup.columbia.edu/book/…/fate-time-and-language.
Eindelijk helemaal gelezen: Henri Lefebvre’s Rhythmanalysis, space, time and everyday life (2004 / 1992). Fundamenteel.

http://www.continuumbooks.com/books/detail.etc
Volledige titel: Sinister Resonance. The Mediumship of the Listener (2010). Een verzameling essays waarin David Toop onderzoekt hoe het luisteren wordt gepresenteerd in beeldende kunst en literatuur – het is meer een boek over beeldende kunst (Vermeer, Muñoz, Nicolaes Maes) en literatuur (19e eeuwse horror, 20e eeuw modernisme), dan over geluid. Of, zo u wilt, het is een culturele geschiedenis van de afbeelding van het luisteren.
Een persoonlijk toets karakteriseert Toops nauwgezette onderzoek naar wat luisteren is. Zijn denken over geluid (als ‘haunting’) en luisteren wordt geïnformeerd door zeer persoonlijke luisterervaringen; het gaat van kunst waar Toop de afgelopen jaren naar heeft gekeken, de boeken die hij voor het slapengaan las, zijn herinneringen aan luisterervaringen.
Toop is een groot luisteraar en denkt precies en diep na over geluid, maar wanneer hij schrijft over beeldende kunst is hij soms net te veel aan amateur-kunsthistoricus, wanneer hij schrijft over literatuur, vooral een liefhebber, geen literatuurwetenschapper. Ik vond dat geen probleem, evenmin als het feit dat het boek soms een aaneenrijging van verzamelde observaties over luisteren lijkt te zijn. Wel werd ik benieuwd naar wat Toop over Joyce, of over FW – waarover hij niets zegt – zou hebben geschreven als hij Derek Attridge’s studies had gelezen.
Sinister Resonance is onmisbaar voor iedereen die geïnteresseerd is in geluidsstudies, die nadenkt over wat luisteren is, of die zich afvraagt hoe een geschiedenis van het luisteren te construeren valt…

http://www.continuumbooks.com/books/detail.etc