Vinyl 6: Bird and Pres, The ’46 Concerts, Jazz at the Philharmonic

Dubbel-LP waarvoor ik, als ik het me goed herinner, de volle prijs heb betaald. Historische live-opnames. Veel naar geluisterd, ook al klinkt de ritmesectie op veel tracks als ongenuanceerde tweekwartsklop en was JATP een veredelde jamsessie. Met Coleman Hawkins, Buck Clayton, Willie Smith, Dizzy Gillespie…. Electrifying indeed.

De werkelijke aantrekkelijkheid van deze muziek ligt in de ontmoeting tussen Bird & Pres. Lester Young op z’n aller-allerbest, en Charlie Parker in een swing-context waardoor des te beter te horen is hoe radicaal, vernieuwend en adembenemd de weg is die hij is ingeslagen. Dat kun je nog steeds voelen. Hij fietst er dwars doorheen, alsof een nieuwe dimensie zich ontvouwt. (Dat wonder, dat iets van 50 of 65 jaar geleden nog steeds ‘fris’ kan klinken).

http://www.jazzdisco.org/charlie-parker/discography/session-index/#460128

music,nl,vinyl | February 4, 2011 | 18:48 | Comments Off on Vinyl 6: Bird and Pres, The ’46 Concerts, Jazz at the Philharmonic |

Vinyl 5: John Williams Manuel Ponce

Ik heb een tijdje klassieke gitaarmuziek op vinyl gekocht. Ver in het cd-tijdperk, tweedehands, zo lang het maar een paar gulden per plaat was, liefst Renaissance of twintigste-eeuws. Dit is een opname uit 1978 van John Williams die stukken van Ponce (1882 – 1948) speelt. Had er jaren niet naar geluisterd, ben altijd gecharmeerd geweest van de stukjes van Ponce (die tot de top van de gitaarliteratuur horen), maar had nu toch even nodig om er echt in te komen. Harde wind, klepperende deuren en goederentreinen; niet helemaal weer en tijdstip voor klassiek gitaar. Klassiek gitaar is iets voor de vroege ochtend. Ik heb ergens een cassettebandje met andere uitvoeringen van deze stukken, die heb ik altijd beter gevonden. Soms lijkt het alsof je de stukken net iets vloeiender of ritmischer kunt (moet) spelen dan deze interpretatie van Williams.

http://plum.cream.org/williams/records/036.htm

music,nl,vinyl | February 4, 2011 | 16:47 | Comments Off on Vinyl 5: John Williams Manuel Ponce |

Vinyl 4: MoHa! jeff carey’s moha!

7”. 2008 productie van Moha! door Jeff Carey (supercollider3 & premix). MoHa! in meer gestructureerdere vorm – met als effect grotere fragmentatie. De sound is ‘dense’ en soms heel gelaagd. “A beautifully evil cartoon score – fractured and malevolent and funny” schreef The Wire. Live was het overweldigend, gebalde energie.

music,nl,vinyl | February 4, 2011 | 15:35 | Comments Off on Vinyl 4: MoHa! jeff carey’s moha! |

Vinyl 3: MoHa! Rock/OFF!

Wit vinyl, 7”. MoHa! – Olsen & Hana. Kant 1 in trash-pop-punk-rock ‘mode’ met zang, kant 2 impro-trash-noise met John Hegre als gast. 2006. Love the energy, speelplezier knalt ervan af. Niet bij te werken, goed als opkikker.

http://www.n-collective.com/files/moha2.html

(Hun eigen discografie vermeldt deze single niet).

music,vinyl | February 4, 2011 | 14:46 | Comments Off on Vinyl 3: MoHa! Rock/OFF! |

Vinyl 2: Radio Rood

Rood vinyl, uitgegeven in het kader van Radio Rood (2010) een conceptueel project van Moritz Ebinger over de betekenis van de kleur rood. Ik kreeg een exemplaar omdat Oorbeek in zijn programma zat, er staat een kort stukje van ons op de plaat (bezetting zo te horen drums, bas en zang plus effecten van Mark). (Afkomstig van studio-opnames voor een tweede CD, die er nooit is gekomen omdat we het over geen enkele track eens konden worden). Kan er nu eindelijk naar luisteren.

Het lastige bij dit soort platen is dat er vanalles op staat wat interessant is, veel gesproken woord en muziek die mijn aandacht niet kan vasthouden. Dan is het ineens lastig dat je bij vinyl niet met een drup op de knop een track kunt skippen of doorspoelen. Het vinyl ziet er prachtig uit, maar ik vrees dat ik de naald niet door de hele groef heb laten draaien.

http://www.radiorood.nl/

art,music,vinyl | February 4, 2011 | 14:20 | Comments Off on Vinyl 2: Radio Rood |

Vinyl 1: ultralyd: conditions for a piece of music

Sinds 1 februari heb ik 30 m2 ruimte extra: een werkplaats, een atelier, een studeerplek. Ongeveer de helft van mijn spullen verhuis ik in de komende tijd daarheen, boeken, gitaren, fietsen. In mijn werkkamer thuis – die dubbelt als logeer- en soms slaapkamer – gaan we een kamer voor R. bouwen. Het geeft me de gelegenheid om voor het eerst sinds jaren weer een platenspeler aan te sluiten op een versterker en luidsprekers. Ik ben van plan om door mijn platenverzameling heen te luisteren. Een echte verzameling kun je het niet noemen. Ik nam cassettebandjes op, ik heb nooit veel platen gekocht. Mijn ‘verzameling’ bestaat vooral uit wat goedkope en tweedehands jazz (bebop, hardbop, freejazz, Coltrane), aangevuld met wat meer rock-georienteerde avant-garde, en een klein beetje klassiek.

Het meest recent gekochte vinyl is hedendaags, een paar dingen van Morten Olsen. Zoals de eerste LP die ik oplegde: conditions for a piece of music van ultralyd (Olsen, Brandsdal, Hana, Moster) uit 2007. Voor zover ik weet allemaal doorgecomponeerde stukken, met een Feldmaneske benadering van het geluid, uitgerekt, trage tempo’s, lage bas, sustain. Olsen speelt behalve de drumkit veel vibraphone. Het materiaal is te vergelijken met dat van de drone rock, Stephen O’Malley-like, maar de uitvoering is ingehouden, en, tja, op structuur gericht (wat sfeer oplevert) in plaats van op het opwekken van een sfeer door een overload aan geluid.

Live was ultralyd overigens wel heel luid en hard. Zeker op die ene avond toen KTL (Pita & O’Malley) na hen speelde.

Ik vind de LP conditions for a piece of music ook vandaag nog altijd geslaagd en erg mooi en heb het idee dat in het terrein dat Ultralyd hier betreedt nog veel te ontdekken valt. Het is muziek die mij na aan het hart gaat. (De beschrijving op de site van Rune Grammofone meldt dat het lijkt op King Crimson anno 1973 – hmm. Not for me).

http://www.runegrammofon.com/artists/ultralyd/rcd-2065—ultralyd-conditions/

http://boomkat.com/cds/35185-ultralyd-conditions-for-a-piece-of-music

music,nl,vinyl | February 4, 2011 | 13:28 | Comments Off on Vinyl 1: ultralyd: conditions for a piece of music |

Imagine an Audience Day 2, 01022011, a semi-live report

This text is the rough version of the second part of a live-blog written during the conference Imagine an Audience at the Piet Zwart Institute in Rotterdam: Imagine an Audience. An edited and cleaned-up version will be published in due time on the website of the Piet Zwart.

The second day focusses more on filmmaking in the fine arts, and the strings attached to that… The first panel is moderated by Edwin Carels – who worked on preparing the conference and came up with the title: Imagine an Audience. As many in the audience were not present the first day and Florian kicks off with a short recap of the first day.

On the panel are John Smith, Luke Fowler and Michel Chevalier. Each one does a short presentation of 10 minutes, and “the real discussion and fighting” can be done afterwards.

Luke Fowler

Luke Fowler speaks with a beautiful Scottish voice and gives a brief introduction of his life as an artist. He has been quite fortunate to have his work shown both in art galleries and at film festivals. He always resisted the new media – the internet – as a way of distributing work.

One of his ‘seminal’ moments as an artist was a friend giving him a videotape of Wavelength by Michael Snow, and watching that in his flat in Dundee and feeling alienated – not knowing what to think of it, knowing nothing about it and feeling out of context. (VHS also not being the right format for the film). To him community is important to get to understand new ways of dealing with audiovisual content. Public British television in the ‘80s and ‘90s was also an influence, the documentaries shown there – a time before television programming declined. He saw the work of Douglas Gordon in Glasgow. At that time he was not involved in the discourse of video-art, not part of that community and he found much of the video art self-indulgent – he was looking for a way of making film that was less solipsistic, and would relate more to life. At that point he made his film What You See is What you’re at about a psychiatric experiment, a film constructed mainly from interviews, using materials available. He wasn’t too self-conscious of the form. Because there was no coherent narrative to it, it can be seen as challenging dogmatic ideas of documentary filmmaking.

Then his 10 minutes are over. He hasn’t even said a word about his later films.

Fowler says that seeing a film in the right format, showing in the intended way is very important for the experience. That is why he refrains from digital distribution. He is totally right in that. Speaking for myself, I would go to a good screening of his films, as I know the experience (especially in sound…) will be better than watching that digital copy of his A Grammar for Listening that I saw thanks to some Internet magic and human intelligence.

John Smith

John Smith starts by showing a 1 minute movie. The London Filmmakers Coop was where he started in the seventies, a time when many avant-garde artists were into making multi-screen works. Most of his work is made with a screening context in mind, intended to be seen from beginning to end, not from middle to middle – which is was often happens in art galleries. His first experience of having his work shown in a museum context in the seventies were not positive: bright lit rooms, shown as a loop on a video monitor, making it impossible for a viewer to follow the unfolding of the film, and the depth of it.

When he got the possibilities to show his work as an installation, his first impulse was to replicate a cinema black box in the gallery. It was a necessary inconvenience to show his work like that – instead of in a cinema. It was only in 2004, when 15 of his films were shown in Magdeburg as one exhibition, when his ideas changed. He was concerned about the 15 films playing as a loop and the soundtracks blending. When the exhibition was set up, he was pleasantly surprised about the effects (calling it ‘stereophonic recomposition’), and actually like the blending. It was made into a new experience. His films until then were very precisely constructed and had to be viewed from beginning to end, or else the experience suffered. Since then his films are more open ended.

He also went back to older films, and tells how he came to show one of his early strictly materialistic, structural films again, not as a 30 minute film, but as a two screen installation at the RCA in London – it becomes a spatial work, instead of a linear one.

Carels ask: isn’t it that you are now structuring installations and exhibitions, in the way how your early films were structural, and haven’t you become also a curator of your own exhibitions? Smith answers that yes, and he wants to stay in control.

Michel Chevalier

The third presentation is by Michel Chevalier, from Hamburg. He takes a meta-perspective he says, and will complement some of the historical things John Smith mentioned. Just like Smith he has written a text for the presentation, and he will kick some ass.

He criticizes the art world and the liberal market condition it is in and is depended on – the fact that contemporary art leaves itself at the mercy of a capitalist market. Okay, so he mentions Fluxus and video collectives from the sixties and seventies, which tried to change the situation of art being a bourgeois thing for bourgeois people. In the nineties we got Bourriaud’s rhetoric which rebranded (critical) art as relational art, which actually as another critic said translates as “micro-utopias for the happy few”. Emerging trends of filmmaking in the art field are, in his words, the theater of the sensibility (Barney), the Duchampian remix strategy and the Good Conscience Generators. None of which are ever stepping on the toes of curators, never are really critical, are never political, and always safely coopted in neoliberalism. He mentions lots of well-known big artists, artists who are actually part of what I would call the art market scene (Steve McQueen, Matthew Barney, Hito Steyerl). He criticizes the fact that art exhibitions often act as if they are critical, but are actually complicit of a political the economical system they claim to criticize. He fiercely criticizes the big curators and the empty, false curator speak (right on!), and curators acting as meta-artists, hardly paying attention to local and political contexts, and hardly being respectful toward the artists work by exhibiting work in way that soundtracks of videoworks are blending in such a way that one cannot even hear what it is about. (He’s a bit unfair here, there are curators who are pretentious meta-artists, there are also other examples).

Join the art world he says, when you want to combine your technological art with traditional crafts; are ready to follow the galleries outlines and economical models; can stomach denaturing your work by meta-artist curators; will toe the ideological line and support the critical retrenchment that banks and millionaires want; and will produce works that will pleasantly integrate in the domestic interiors of art collectors.

Carels: so nothing has changed since the 18th century.

Michel Chevalier: yes.

I’d say Chevalier is right on a lot of things, but hey, the world is not one-dimensional. And also, he is mainly talking about the contemporary visual art gallery world which is or hopes to be part of the art market system. That system does exist, it’s the star system, and it’s only such a small part of art…

No fighting?

John Smith reacts: he almost completely agrees with Chevalier, and it is a real worry for him. The question for him is: as someome who makes films, he wants people to see it, and that is why he shows it also in the arts world. People do come to see. It can open the eyes of some of the audience. Television (channel four in Britain) used to have such a role: opening the eyes.

Luke Fowler: sadly enough what Chevalier is saying is very familiar to me. He enjoyed his talk, though he thinks it is a bit forced rant. He is well familiar with the sociological work of Bourdieu – whose ideas on ‘cultural distinction’ Chevalier’s rant was based on. His critique is that it basically repeating the structure of art, and is homogenizing the art world, and does not go into all the other strands that exist. Later he adds that Chevalier’s picture is very bleak and not representative, there are better practices, and he has had better experiences.

Chevalier responds that there is indeed another art world, and that he also sells dvds. He does not see the art world as a solution for film funding. Not at all. In the arts scene everything is about fashion, and so film funding from the arts world is just another flavor of the month. And yes, the real problem he is addressing is capitalism. (He is right. And what he is really after is making a case for an art that makes us see the world in a fundamental different way, with other eyes, and not art which plays along the rules of the powers of neoliberalism).

More discussion

Someone (Pip) from the Film Gallery in Paris asks if the filmprint could ever function as a commodity, and how much they should be worth.

John Smith answers that some of his films (shot on celluloid) have to be shown as film, but there are many of his old films that he now prefers to show in a digital format. He is, as an artists, not too interested in selling limited editions, but when a gallery does want to make an edition, he approaches it actually as an archiving thing: let the Tate have a negative print, so it is also there (and not only in his house).

Luke Fowler responds: there are no co-ops of artists, there are no regulations about how much a print should be paid for, there are at the moment sadly no alternatives to the way galleries deal with this. It is a harsh world. It is not that there are no alternatives possible, but at the moment they do not exist.

Carels, after Cramer summarizes the history of media and distribution from movable type till now, mentions that the art world is the only world that still uses 16mm celluloid and slide projectors. And he mentions how for artists nowadays the use of media is hybrid, fluid.

From the audience, it is stressed that we have to talk about rights – and the arts world has to become smarter in that. There is a difference between the license of showing a film, or of selling it. There is celebrity culture in the art market that complicates this. So not the material aspect is important, (for the economical issues( but the immaterial side of it. She is right I would say.

Then there is talk about crowdfunding. A young filmmaker thinks that it can work, and mentions the example of two photographers who released already 2 books on Sotchi using crowdfunding. (I think he means Rob Hornstra) The panel gives several other examples of artists asking for money to produce works: Brakhage (who was very poor) and Jean Renoir. Luke Fowler is sceptical about it too, especially because it will not favor critical, exciting and different ways of art. Cramer also voices his scepticism: these uses of the Internet tend toward a mainstreamy consensus.

The conventional funding of film is a world past

The last panel and round discussion is moderated by Simon Pummell. The panel has two speakers from the television and film world who first do a short presentation. Pummell introduces Michel Reilhac of Arte and as producers who have an interest in new and innovative forms.

Michel Reilhac

Reilhac starts by mentioning that there is according to many people in the media world, there is no economy for independent filmmaking anymore. It is dead, or a hobby culture. It is particularly true in the USA. He thinks that telling a story through moving images will not die, as it is what makes us human. So the problem is not there, but is in the ‘interface’. There is no economy to independent filmmaking, it only survives in Europe thanks to sophisticated public funding. Europe can pretend there is a viable economical environment for it, but it is an artificial system, this type of independent filmmaking takes place in a bubble, and independent filmmaking in the world – except Europe – operates in a vacuüm.

Festivals are successful, because films are still best seen at a big screen, and there is enough of an audience for it. (And a festival is often the only chance to see a movie in this optimal way). But economically it’s not viable.

At Arte he sees a drastic decline in funding film as well. The same films get twice as little money as a few years earlier.

He is a great fan of transmedia storytelling, not only because of the new aesthetic possibilities. (Transmedia takes the making of the film or narrative for various platforms at conceptual level – not, as in crossmedia, the same narrative or film, only presented in different formats and forms, and distributed in various formats). He likes the transmedia approach also as a solution to funding, as you are able to tap into different funding possibilities and especially branding (devising branding strategies with industry without making it into an advertising campaign). As a producer he sees great possibilities for using transmedia to publicize a linear feature film.

Problem with this is, I think, apart from the talk about advertising and branding: any real transmedia production is more complex and larger than just a feature film… What we are talking about, I am afraid, is really crossmedia, where the story of the game is also made into a feature film, or a television show, or actually just a sophisticated marketing approach, making sure the merchandise is as good as the movie, or is integrated with it.

But of course, it is an interesting approach, Arte France will set up a funding scheme for it. Reilhac sees it as a necessity, as the standard model is ‘dead’. The transmedia approach needs other partners, and different ways. As the internet is the major interface for the public to get to know independent film.

Keith Griffiths

Keith Griffiths runs a company with Simon Field – former director of IFFR. He produced for instance most films by the Brothers Quay. He starts with saying that he wanted Reilhac to talk first, as Reilhac is an utopian, whereas he is rather old fashioned and misanthropic. He comes out of a television generation, and he still has the television on the whole day… he says humourously. He heard someone on television distinghuising 5 types of cinema: blockbuster (economical viable); commercial feature films (under threat); the minefield; the real dangerzone, and then low budget. At low budget end there are still millions of possibilities….

He gives the example of how he went about producing the film of Apichatpong Weerasethakul: they made sure that a book was published at the same time, that a short film was published on the internet and an installation in an arts gallerly. Various worlds were involved into the making of the film. The budget was small, 600.000 euros – and through how they did it, it did bring in money in the international world.

Also for later projects he used this approach, by bringing in different worlds – having Time Out as a partner, getting a book published, have events at museums with audience participation et cetera. He does it for the Museum of Loneliness – which is using all low budget strategies. The installation is partnered by the art world, flip camera’s for an audience participation internet project are the only real costs of it.

His last word: the conventional funding of film is a world past.

Reilhac reminds us of the fact that theater owners still have the power in the cinema world. A film, we still seem to think, does not exist till it has been shown in cinema. And it is 3 or 4 months after a theatrical release we can offer it to pay per view services on the internet. It is wise not to approach film in this way anymore and doing it differently. It is possible, but it comes at the cost of getting out of the old cinema world, which is still a risky thing to do.

Griffiths agrees that it is a fragile situation. The US release of the Apichatpong Weerasethakul production will come 9 months after the first release, and the US is flooded with pirated Korean dvds of the film.

Discussion

The discussion is then opened up also for Davanzo and Lisa Marr of Echo Park Film and Mervin Espina. Marr tunes in with saying that it is interesting times for film but in the first place because film equipment and also distribution can be in the hands of the people.

Griffiths speculates if festivals should not become smaller, dissassemble themselves (as the Edinburgh festival does under Tilda Swinton), and bring film closer to people, away from the few cities where festivals take place.

Reilhac: filmmaking is now a process, not a product. We now have to see how each film is a step in the process of developing a vision, it does not stop with the ‘product’. This is particularly true of activist documentary makers. He also states that the filmworld has to embrace the computergame world. (Hmm, true, but hasn’t it done that already, if it hasn’t, then that’s really funny.)

There is more talk of crowd financing. Funny, after two days it begins to seem as if the world is full of crowd financing successes. as different people refer to a successful project – but how many successful attempts is that on a whole?

Florian Cramer mentions the problems of the term transmedia, as it is used here in quite a different way than at the Transmediale-festival which runs at the same time as the IFFR and has pretty much no overlap at all with what is said at this conference. Also unfortunate is, according to him, the grafting of the word storytelling to transmedia, as it takes away the fact that most transmedia-works are not narrative. (He has an important point there – one which is heavily discussed for instance in the whole narratology versus ludology-debate, and goes down to the question what the limits of narrative are. Some people like to call any type of sequence narrative.)

Pummell tunes in, and – rightly? – says that that’s a different conference.

From the audience we get an account from South East Asia. It is interesting to hear that in China, as internet downloading is shut down, there are more and more cinema’s built.

Michel Chevalier is disquieted by the presentations – as they ask the film world to adapt to the economy, whereas he believes film makers should go and have their voices be heard. Do not conform to the market but fight for public funding, for a democratic agenda for cultural policy. He wants film to have critical independence and all of what we heard earlier in this conference is going against that, he says. (And most transmedia, he adds, – especially when it concerns branding – is infantilization.)

Michel Reilhac responds that he is right in principle and that this is characteristic of the tensions of our time. Also in Arte, neoliberalism is very strong, and he himself might be over-pragmatic in dealing with it, but he disagrees that filmmakers therefore should go into lobbying for public funding. It is on a different time span. Embracing the game culture is not infantilization per se. And the younger generation relate to storytelling via games rather. He just wants to take the reality into account. He cannot afford to stay in his cinephile bubble. At Arte almost no-one is watching the experimental film slot, which is under constant threat.

(By the way: I do want to watch the experimental film slot of Arte, but there is no podcast nor downloads for it that I, in the Netherlands, can watch. I have no satellite dish nor cable television and no intention to get one of those, as they offer hardly any interesting content, and in the world of online content I find other stuff).

Pummell states that the discussion of transmedia is about the possibilities of new forms, but also about new possibilities for branding and advertising. The way the film world approaches transmedia, I’m afraid, mainly sounds as a marketing strategy which heavily influences the form and content of the audiovisual narrative.

Cramer reacts that from what he hears from this panel is that the story is bad for traditional film makers (and students of film academies) who are used to work with budget of higher than 100.000, whereas microcinema thrives. The problem is that this traditional old film world, a film industry – which in Europe still thinks it has to compete with Hollywood – is still in place, which makes it difficult to ‘see’ that the situation has changed enormously.

Lisa Marr says that there are many different kind of cinema, and it’s up to us to find our own voices in film making, show films, and celebrate the community of watching film.

Which is, in the end, what it’s about.

Pummell says that this panel was in fact about a middle ground of film making – not overtly commercial, and also not just for a community of filmmakers, and also not part of the crudest forms of global capitalism.

Here the discussion should have been wrapped up, but it went on, discussing mostly matters of finance. Reilhac reminded us of the fact that half of the film producers does not make a living from producing films. For him the question of the panel was: how to develop a film culture that allow people to make a living of making film, low budget film as well. And not going to a situation where film making is a hobby. (Well, most writers do not live from their writing, and certainly not from their books – many artists do not live from their art, et cetera. What’s new?)

Maybe the last panel was a bit too removed from the other three. It might have tried to go into subjects as transmedia production, but in that respect it sounded like a voice from the past, desperate to catch up with a world which has already changed. Like Pummel, I also respect the ‘middle ground’, the ‘quality programming’ for larger audiences, and I certainly find the decline of it deplorable, but I am afraid that this middle ground now hardly reaches the public it could reach, or thinks it is producing for. People see other stuff – some of it is microcinema, and what is not microcinema, often comes from a torrent. The middle ground seems to lacks cultural dynamics – it is caught in a prison of the past. There’s enough initiatives and makers that have adapted years ago. Sure Griffiths approaches the production of film skilfully and creatively, using all the means possible. Problems of how to fund the content creation, how to fund art will always exist… In the end, there was too much talk about funding, maybe if the last panel would have approached the issues from the content and artistic side, it would have less sounded like a voice from a declining culture, struggling to adapt to a changed world and a transformed film culture.

blogging,en | February 3, 2011 | 13:57 | Comments Off on Imagine an Audience Day 2, 01022011, a semi-live report |

Imagine an Audience Day 1, 31012011, a semi-live report

This text is the rough version of a live-blog written during the conference Imagine an Audience at the Piet Zwart Institute in Rotterdam: http://pzwart.wdka.nl/communication-in-a-digital-age/2011/01/17/conference-imagine-an-audience/. An edited and cleaned-up version will be published in due time on the website of the Piet Zwart. The text is written en conceived of as a live report – though it was not published immediately.

At noon, on monday the 31st of January 20011 Florian Cramer starts off the conference Imagine an Audience. He states the general idea of the conference: looking at cinema in a post-television and post-cinema world. What has changed for cinema in a world in which television and cinema are not anymore the only and not even anymore the most important ways of distribution for audiovisual content? Cinema has to imagine its own audience, how is it doing that? During the conference, he says, we will speak about micro-cinema, about using Youtube for cinema, about filmmaking for art spaces and the future of low budget filmmaking. The idea is to look at what the future of filmmaking is in an artistic sense – and not speak about funding, money and economy too much, as economist can do this much better.

Simon Pummel, who co-organized the conference with Florian Cramer relates a story about bicycles, as a second introduction. With the ‘advent’ of the bicycle the space in which people traveled grew in size, and they came into contact with more different people. As a result the general genetic health of the people went up. The question is would what was true for genes, also be true for memes, for cultural ideas, for cinema? Is such a Darwinian perspective valuable or true for the field of filmmaking?

Microcinema I

The first panel is about micro-cinemas and alternative ways of distribution for cinema . The first short presentation is by Paolo Davanza who tells his story of working with cinema, mainly in the context of activist filmmaking at the Echo Park Film Center in Los Angeles. It now has a space which can fit up to 200 people, and he runs it together with Lisa Marr. It shows films, organizes also a variety of cinema-events, and importantly, they offer a large number of workshops and classes in filmmaking for a variety of groups. The center is located in an area with a lot of cinema history, as many of the early silent movies were shot around the corner. They are into analogue and handmade filmmaking, working in the honourable tradition of avant-garde and activist film: from scratching celluloid to making film for and with marginalized people. They do this in the context of a ‘film’ world which is increasingly focussed on digital film. They also have a bus – the filmmobile, (filmmobile.org), which is a traveling filmschool and traveling cinema – actually going back to another honourable tradition of traveling cinema’s. They try to do all this in an ecological sustainable way. Theirs is in many sense a classic ‘alternative’ film center, dedicated to all forms of alternative film culture.

Microcinema II

The next presentation is by members of the Kino-climates group, a network of alternative cinema, who have their fourth meeting at the IFFR 2011. Their goals is to create a platform for alternative cinema, and it is still a work in progress. They start from the assumption (fact) that more and more films are made, but there are less and less permanent venues for showing film. Cinema functions in three seperate distribution circuits: multiplexes, art house and the festivals, whereas as in reality there are many more alternative spaces and alternative modes of showing film which are in operation. The Kino-climates network would like to make this network more visible, and they hope that they can put pressure on festivals to make sure that the life cycle of a film shown at a festival does not end at the festival, as well as putting pressure to distributors of film. In a sense they hope to set up a ‘voice’ for all the independent cinema venues, many of which are quite small.

The cinema venues that are part of the network, all have a social space, a cafe – (the question is how special that is, I don’t think that I have ever been in a cinema that lacked a cafe). They stress the importance of watching film as a social event, and they hope to enable the audience to discover a wider array of cinema. Therefore they put effort into contextualizing film. (Meanwhile they show pictures of different cinemas, one of them I recognize as the cinema of the Smart Project Space in Amsterdam, a center for contemporary (visual) arts, I know that cinema personally as a concert space).

Everything they tell sounds like a sympathetic effort to bundle the activities of various smaller, alternative cinema’s which show both features film and probably some avant-garde stuff and which function as social spaces for people who are into cinema (mostly artists and art students I suspect). The network mostly sounds organizational, and hardly editorial. In their presentation I do not hear of any specific idea or perspective on the future of cinema, not specific ideas on programming, and hardly how such small cinema venues relate to our viewing habits – though I suspect they have very defined ideas about this. I would have rather heard them speak about such things.

The question remains if these places – how nice and important they might be – do not cater to a very specific audience. I have nothing against this, but it seems as if they assume they operate in a culture of ‘cinema’s’, they talk about festivals and multiplexes and cinema venues, and nobody on this panel until now mentions the various ways in which the public actually gets their content to different home and mobile screens, nobody seems to mention any real change in film culture. Probably for film buffs nothing has changed, they still go to cinemas and revere that experience. And they are right. But that’s not where cinema at large ‘lives’ today. I hardly go to a cinema, yet I see quite a few avant-garde movies, most of which come to me through digital wizardry of some sort. I have hardly seen any art house stuff lately, and no blockbusters at all… So the question according to me is – how to programme a cinema venue in a way that it makes sense in contemporary film culture, or contemporary viewing habits? In a way that it becomes a valuable experience (for the public), or simply important for the artistic ‘health’ of cinema culture?

True, in the last part of their totally improvised presentation they do talk about the importance of programming.

Vassily Bourkas of the Thessaloniki film festival stresses that in Eastern and South-eastern Europe such venues as they exist in Western Europe do not exist – except a festival. He stresses that it is very important for these (often political more instable) countries to have a network like Kino-climates. For him Kino-climates is valuable, and he stresses that it is important to have a variety of voices in any type of platform, so it will not become just another ‘big’ platform.

Microcinema III

The third presentation is by Marvin Espina, who works in Malaysia, Vietnam and the Philippines and who is involved in the long running human rights film festival Cinema Veritas. He gives an overview of micro-cinema initiatives in South East Asia. (So we cover Europe, North America and South East Asia). He shows how the ‘education’ of filmmakers in this area started in the shops brimful of pirated dvds. After 2000 filmmaking increased, thanks to DV + pirated software, and pirated dvds. This is an economical issue. Cinema culture in SE Asia – both as grassroots and experimental cinema and cinema at large – is a digital thing. But where are these films shown? There is a lack of institutional support, outdated laws on video, censorship, the predominance of Hollywood fare in multiplexes. The general popularity of social networking and media sharing sites has helped film communities to flourish. These are factors that lead to a felt need for alternative venues for cinema.

Galleries like Mag:net Katipunan (later a bar) have started to show films – monday to friday – but show also cinema- and video installations. This caused a fuss, and in the case of Mag:net Katipunan lead to a police raid in 2007. Other initiatives learned from that experience, like Mogwai, Cubao X in the Philippines, which is a bar with a theater. Because they are both bar, theater and cinema they are left alone by the government. Other cinema spaces are basically run in the living room of an artist – sometimes also under harassment of the government. Future Shorts Vietnam is a festival which is also functioning mostly underground, and under scrutiny. It used different venues – often places of ex-pats, who run less risks. Because of the censorship in Vietnam it is difficult to show film. Therefore YxineFF runs as an online festival. It has become quite popular, an premieres films online.

Peer-to-peer distribution plays a role, people share cinema amongst themselves, and organize sometimes a screening with the maker present. Most of the (alternative) cinema-culture in South East Asia revolves around digital filmmaking and digital distribution. Discussion and the liveliness of cinema culture is largely played out through online means. Censorship is avoided by uploading online, instead of showing film in a public venue.

More on seaconference.wordpress.comand criticine.com.

This presentation for me was the healthy antidote to the talks by Kino-climate-network members, who might have had too much an IFFR-audience in mind – instead of the actually mixed audience of new media artists, visual artists and filmmakers. At least now the real situation of film use is acknowledged.

Micro-cinema IV, discussion

Florian Cramer asks an immediate question concerning the disappearance of the large Philippine film industry, which existed until the eighties. Did these directors go into television, or could the Philippines actually have had a shift to microcinema at a much earlier stage? The answer by Espina is that many filmmakers from that era shifted to art cinema, but not necessarily as microcinema, as some of these directors received European grants to produce their work. At the moment there is some financial funding for cinema in the Philippines, but not yet in a way as it exists in Europe.

Simon Pummell asks if there is a power in synchronizing events for alternative cinema, to combat Hollywood.

The answer by Kino-climates to Pummell’s question is that the urgency is to get together (around a film) and put the importance of screening a film in a public cinema at the center. Katia Rossini of Cinema Nova in Brussels stresses that the experience of watching film runs the risk nowadays of becoming ephemeral, taking place at home, instead of at a public cinema.

Pummell indeed meant to raise a more PR-related issue, like deciding to show certain alternative, art or avant-garde film at different venues at the same time to capitalize on the attention of the public, as he rephrases his question. Kino-climates would like to criticize such an approach, as it is basically creating hype after hype.

Paolo Davanza tunes in here, also emphasizing the importance – for film culture – to watch film together. Lisa Marr reacts as well, saying that for her it is about the process, about the moment, and not about getting a movie into the canon. (Pummell mentioned the word ‘canon’ in his question).

Florian Cramer raises the question if it is not more important that the venues that are gathered under the banner of Kino-climates actually combine watching cinema with making and producing film, and thus bring filmmaking closer to people?

Vassily Bourkas agrees with that, but he is adamant that what is most important for him is showing film – not about getting together in a social way. So he agrees with Simon Pummell that synchronicity is important. There is an urgency to show movies, and also for films that are socially important.

Florian Cramer then challenges the panel to reflect on the hidden conflict in the panel: the European and Americans on the panel are into film as analogue film, and hope to preserve some of the old cinema culture, whereas the Asian experience totally revolves around digital film. Davanza nuances that: they actually mostly work with digital means in their workshop, they revere that power just as much as they revere the old film culture.

Microcinema V, discussion with audience

Then it’s up to questions from the audience. Which starts with questions about urban development and culture. Lisa Marr relates how they operate as itinerant cinema, PR through Twitter, no permissions asked, using a generator for electricity, show the movie in a temporary space, have an drink and go. Mostly they’ve not had problems and they’ve encountered an enthusiastic audience. That’s important for neighborhoods.

Someone from Jakarta relates the situation of independent filmmaking in Indonesia. She quotes also “we’re living in the heaven of piracy”, the film culture fares well thanks to piracy – aquiring rights is too expensive. They also translate ‘good films’ in Bahasia Indonesian, of course only for educational purposes. Mervin Espina states the Indonesia actually is the model for South East Asian cinema culture.

Renee Turner asks how can you build a community which is sustainable? – with which she means cultural sustainability. Bourikas responds that there should not be too much complicity, alternative spaces should not become venues that show mainly the stuff that is produced there. He argues as a curator who emphasizes the importance of independent programming. Also the idealism involved in keeping the spaces running is mentioned.

Florian Cramer mentions that film culture now is either 3D multiplexes, micro-cinemas, or the homescreen. He wonders if we are moving into a situation in which films are made especially for one of these spaces? Josephine Bosma responds by saying that Florian Cramer probably paints too bleak a picture, mentioning that there are many more modalities, like beamers for mobile phones or the Palm Top Theater shown currently at V2_. She wonders also about how to sustain a culture, and the importance of educating an audience. Florian takes the criticism to heart, saying that the line between filmmaker and audience is becoming blurry and that this is what is really interesting.

At these questions – which according to me address the real interesting issues – the panel falls pretty much silent. They go back to the importance of venues, mention the issue of formats (cinemas which are now only equipped to run dvds), and how the cinema as a venue is changing. A venue could become with its editorial line something like a magazine, because with programming you set out a discourse. (I would say, yes, that is what a good cinema should be doing. But it is something which for instance the Filmmuseum in Amsterdam is doing, as well as many small cinemas).

Pummell does follow Cramer up by asking if the panel would go for cross- or transmedia publication of films, a question which also goes into the question: on which screen will you be showing the film, on what screen does the audience actually see the film? Answer: it’s not an issue yet for Kino-climates.

Luke Fowler then raises his hand, and says that it is ironic that we’re in an arts school discussing these things. He says: we as a generation grown up with cinema as celluloid, want to pass this on to the next generation. But we should not force this unto the new generation, they might not want it. In Scotland – where he is from there was no alternative cinema. He says: we should not create a false distinction between filmmakers and artists making film. There are many more art schools than film schools, and film has such a big presence in the art world, that this should not be ignored as part of cinema culture.

Bourikas responds, and argues that the contemporary arts circuit in his opinion is actually quite different – culturally – from the film circuit. He is interested in preserving the culture of cinema-watching in a cinema.

This being the topic for the next day, the discussion is wrapped up. There’s a break.

15.00 – 17.30

No budget video on the Internet is the focus for the second part of the afternoon. On purpose the ‘internet’-thing is presented in isolation to the ‘cinema-thing’. This panel wants to show what the Internet has to offer for filmmakers, but in the first place it wants to get rid of the myth that if you’re a film maker on the internet you’re low budget. The panel starts with Skype-talks with Bregtje van der Haak and Tommy Pallotta.

Originally Igor Vamos of The Yes Men would have been speaking about his experiences with their film. Their first film – which was quite a big success internationally – managed to enter the independent cinema circuit and made the tour through the cinema’s in the USA. This turned out to mean touring with the film, because cinema’s only wanted the film to be shown if the makers were present. Such is the dire state of culture in the USA. They lost money on it. Their second movie was co-produced by Arte, which meant signing a 100 page contract in French, an spending money on lawyers to understand the contract and finally signing a contract for a much smaller budget. (Was the problem that, as one of the Yes Men speaks French very well, they actually read the contract?) For the third movie they decided to offer it free for download on the Internet. Now the Yes Men are quite famous, what do these examples imply for an independent filmmaker who is not so famous…? Their experiences were for Florian Cramer one of the key reasons to organize this conference.

Tommy Pallotta

Tommy Pallotta speaks from Skype, because he has to baby-sit his kid, who we can hear in the background. His experiences as a filmmaker started before the digital revolution – and he decided afterwards to never make a movie like that again. He went into computer animation, and made Waking Life. At a certain point he found out that people knew his movie not from cinemas but from Bittorrent. People all around the world got to see his movie. The same became true for A Scanner Darkly. He tells about a screening of that movie in South Korea, were everybody in the audience had already seen the movie, downloaded through torrents. The same sort of things happend for American Prince – much more a low budget movie. As a filmmaker he’s not worried about this at all, although there is no business model to it, people get to see his movie.

The talk, through a question by Simon Pummell then goes to the idea of transmedia, and the question if a certain content needs a certain form, or can be translated amongst forms. For Pallotta a specific content needs a specific form.

Florian Cramer again asks the question if we are moving to a two model kind of cinema, either blockbusters for multiplexes, or low budget for the Internet. Pallotta agrees, sees it as a capitalist problem: the riches get richer, the poor get poorer – but also sees the current systems as very dynamic, and cites the influence of computergames and mobile media. He is also positive about the possibilities to find a middle ground, and find ways of getting people to see your stuff.

A question from the audience: would you allow your work to be remixed? The answer: yes. He loves the idea of remixes, is influenced by game- and DJ-culture, and actually his work was remixed several times. “Yeah, remix”.

Bregtje van der Haak

Then it’s off to Bregtje van der Haak, a Dutch documentary film maker, who is speaking from Hong Kong. She’s showing a presentation “new distribution for public television”, looking at a couple of recent experiments. According to her the Internet has made her job of getting a film out to the audience a lot easier. (See for instance: http://www.hollanddoc.nl/…). She released several documentaries with a CC-license as a free download, which were also published as a DVD box and were offered for TV sales and in the online archive of the project – this was her transmedia project on urbanisation from 2009. There were 45.262 downloads (from 183 countries), and after a year and a half there are still 5 downloads per day. It was featured several days on the first page of Mininova, which is responsible for the high amount of downloads. It means 45.000 + extra viewers which are reached without spending any money on distribution. The second movie Gurgaon was downloaded less often, but is still downloaded more that 20 times a day. (It has just 4 or 5 seeds when I check, whereas the other mentioned documentary has over 30 seeds).

The bittorrent distribution is very successful, and it is truly global distribution. Interestingly there is no negative effect on TV or DVD-sales (which shows that the audiences for these media are simply not the same as those on Bittorrent, I guess). There is an astounding activity of users who add subtitles and do translation. There are rights issues though – as for instance the Bittorrent version of the third movie California Dreaming is not using the famous song with the same title, as it’s not licensed for that. The real problem with using Bittorrent for legal distribution lies in these copyright issues.

Getting the audience to see the stuff

Florian Cramer plays devil’s advocate: Van der Haak is in a comfortable situation, as her documentaries are financed by public television. She counters this by stating that it is her obligation to get the movie out to as many people as possible as it is made with public money. Which is arguing from the – realistic – point of view that this public money is given to create good content, and not, as it once was for ‘public distribution on the public television channel’. She is right – the question is of course how long politics are still willing to put money into these kind of productions. Hopefully politics nowadays understands that financing public content does not translate as producing content to be shown on an old fashioned public television channel.

Pummell stresses that when you’re funded by public money the obligation is not to monetize your production, but to make sure that the content gets out there. It is true though that torrents are largely an invisible and anonymous thing, you upload your documentary, do nothing and months later it’s downloaded 45.000 times, or just 5.000. So the question is how to play these environments (torrent sites etc.) as well as possible.

Crowd-financing

It’s off then to Paul Keller’s presentation, who’s a amongst others a key person in the Netherlands for the Creative Commons project. (And not mentioned here, has unlimited street cred as he used to be a bike messenger and one of the first in Amsterdam to use a track bike for the job, aka brakeless fixie).

He starts with showing the splash page of the Net Congestion conference of almost 10 years ago: http://net.congestion.org/ — still online). The panel was crucial for him, at that time. The audience did not matter, just the fact that it was finally possible to stream moving images. Only 10 years ago, it was unimaginable to have an audience for online streaming content.

The rest of his presentation concerns crowd financing. Which was for instance used for financing Elephants Dream, Sintel and Bick Buck Bunny made by blender – animation movies of which the production was closely integrated with software development. Blender is a great software, and the movies are fine animations, but they’re hardly the peak of contemporary filmmaking. Yet they are pioneers in using Bittorrent for distribution, Creative Commons for licensing, open source software and crowd-financing. Another example is , by Jamie King, who afterward started vodo.net, another torrent-platform. Keller gives several examples of “pledging”, as it is used successfully by Nine Inch Nails, and how it’s functioning on sites like http://www.kickstarter.com. All interesting and valuable strategies for financing. There are many sites copying this idea, even the Amsterdam Fonds voor de kunst who have started http://www.voordekunst.nl. Keller goes on with examples of funding, shows flattr.com, a micro-payment service which until now only caught on in Germany where its used by blog-platforms and the paper TAZ.

He also shows how a service like mubi.com is not functioning, as most of the films in their impressive catalogue are impossible to watch from Europe. Which simply lead one to try and find the movie in let’s say semi-legitimate underground channels. (It stays interesting how there still is no legitimate ‘library’ of online movies one can watch, though most of the stuff is easily downloadable through somewhat shadier channels.) He ends with showing a new service by the vpro, who have made an app for the apple store.

What this leaves me with, together with the presentations of this morning is: how to foster a film culture around all these services? I know where to download what, but how does it become a valuable culture beyond swapping movies?

Pummell asks if the financing models that Keller showed are scalable to bigger productions, as most crowd-financing enterprises are in the range of 5.000 till max 20.000 euros, which is small for cinema. Keller thinks it won’t be suitable for blockbuster production, but it is possible to get into the low end of big film production. The model of crowd financing is: get your financing first, then produce. (Just like books in the seventeenth century: a subscription model).

Florian asks the question that so many blender-fans hate to hear: the fact that it successfully uses the Linux model, but produces a copy of commercial blockbusters… Keller adds that for blender this is because they measure themselves to that world, they want to show that their animations can be as good as Pixar.

(Keller mentions also that he thinks public funding is important and necessary, and this is why he is not so happy that the AFK has started a website to do crowd-financing.)

Turns out that kickstarter do some curation themselves, not any project can be up there. Which is a wise thing probably, otherwise it will just be a long list of failed projects… Now it is about 1/3 one the list which are successful. (Which I think is quite high.) Josephine Bosma reminds that it was actually rtmark (the Yes Men before the Yes Men), who were amongst the first to set up a model like that and used it for activism, and emphasizes that unless you have a community ‘behind’ you, your project will not be crowd-financed.

Wrapping up the first day

To wrap up, Cramer tries to connect the two panels of the day. His question is: would we have to scrap the two panels and make it one panel in one year from now… Someone from the audience responds raising the question if using the internet as distribution through the internet changes the form and aesthetics of film, if it has changed it for instance for a filmmaker like Bregtje van der Haak. He also wonders how much filmmaking has become an individual enterprise, as using the internet emphasizes individual approaches. Should we find new aesthetics?

Paul Keller at the end relates the characteristic frustration of the internet user: picking up the programme of Cinema Nova in Brussels – part of the Kino-climate network – and, and seeing what he misses, loving the programme and wishing it would be available online, so he could be part of that part of culture. Being irritated it is not available online. Putting up those programmes online – and taking care of the rights issues – is something that has to happen soon… I agree. Curation and good programming are (still) crucial.

blogging,en | February 3, 2011 | 13:46 | Comments Off on Imagine an Audience Day 1, 31012011, a semi-live report |

Twee Kuifjes

Geen grote leestijd. Een biografie van Edgar Allan Poe – die van Peter Ackroyd – niet uitgelezen; geen leesavonturen in ZT; wat gebladerd in Flaubert. Gisteravond wel een lacune gedicht door achterelkaar de eerste en de allerlaatste Kuifje te lezen. De andere 22 ken ik van buiten – vroeger hadden J. & ik samen alle albums. De avonturen van Kuifje in het land van de Sovjets is vooral genietbaar omdat je veel tekeningen en ensceneringen herkent uit latere albums. Aardig om ze hier in allereerste vorm te zien. Kuifje en de Alfa-kunst heb ik altijd links laten liggen in de veronderstelling dat deze postume publicatie van schetsen voor een onvoltooid verhaal alleen waarde hadden voor Hergé-onderzoekers en Hergé-completisten. Verrassing was dan ook om een bijna voltooid verhaal te vinden waarbij je zelf moeiteloos een voorstelling van het stripboek kunt maken. En, wat ik niet wist, dat Kuifje eindigt op het moment dat de eeuwig jonge reporter opgesloten zit met het vooruitzicht om overgoten te worden met kunstvezels en te sterven als modern kunstwerk – zonder nut, want kunst is kunst en niets anders.

nl,reading matter,uitgelezen | February 3, 2011 | 13:22 | Comments Off on Twee Kuifjes |
« Previous Page
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.5 License. | Arie Altena