West Coast jazz, cool. Ik heb er niet veel van. Deze LP kocht ik voor weinig, want geen hoes. Best mooi. Chet Baker-achtig – (maar ik heb niets van en niets met Chet Baker). Een paar stukken met een iets grotere bezetting – die bevallen me het best, met een knetterende baritonsax. Ook met Allan Eager en Bill Triglia. Helaas zijn er op een bepaald moment fikse krassen op deze LP gekomen. Jammer.
Uit de lange reeks hardbop-LP’s die Hank Mobley als leider maakte voor Prestige en later Blue Note. Kocht ‘m ooit voor de volle prijs. Het is mijn favoriete Mobley-LP gebleven. Ik denk vooral vanwege de trompet van Kenny Dorham en omdat Art Taylor in Message from the Border cow bells gebruikt. Of gewoon omdat die eerste nummers zich beter in je geheugen griften dan al die andere die je later hoort. (Toen je dankzij mp3-blogs zo’n beetje alle Mobley platen wel een keertje kon beluisteren).
Tja, jammer. Er is een keer bier over deze plaat gegaan en sindsdien ruist en tikt hij wel heel erg. (Ondanks schoonmaken). Ernie Henry is qua geluid een soort missing link tussen Parker en Ornette Coleman. Vond deze ooit heel mooi, om de toon van Henry, en die van Kenny Dorham. Ritmesectie van Kenny Drew, Wilbur Ware en Art Taylor is ook niet mis. Nu klinkt het me net iets te doorsnee of nee, te slordig misschien? Wel aanstekelijk energiek.
Nog eentje die ik mooi vind. Coltrane’s eerste onder eigen naam. Op Prestige, met een ritmesectie van Mal Waldron, Chambers en Al Heath. Fijn baritongeknor van Sahib Shibab. Trompet van de onbekend gebleven Johnnie Splawn. Bakai, Straight Street, Chronic Blues. En ook nog een prachtige hoes. Ooit tweedehands gekocht. Ik ken ‘m uit mn hoofd en hoef ‘m niet eens te draaien om te weten hoe ‘ie klinkt.
Die heb ik ook al heel lang. Een van de eerste LPs van mijn jazzcollectie (die geen collectie is maar een zootje toevallig gekochte en gekregen LPs). Zo’n typische Prestige blowing-session waarvan er talloze zijn, in 1 dag opgenomen. Niks geen voorbereiding, bekende stukken, een rif, en gaan. Deze is erg goed door het contrast tussen enerzijds de door Lester Young geïnspireerde Al Cohn en Zoot Sims, Hank Mobley (er tussenin) en anderszijds de harde toon van Coltrane die hier begint te experimenteren met een nieuwe stijl. Mooie ensemble-klank van de vier tenoren. En een sublieme Paul Chambers. Ik kan altijd naar hard bop luisteren, al is er veel dat het ene oor in en het andere uitgaat. Deze LP verveelt nooit en houdt de aandacht vast.
En dan de mooiste die ik op vinyl heb, Impressions die begint met India, het dubbele bas-motief van Reggie Workman en Jimmy Garrison, het lichte drummen van Elvin Jones waarna Coltrane invalt op sopraan, en vervolgens het thema met ook Dolphy op basklarinet. Staat in mijn geheugen gegrift. Impulse-LP. Moet ik hier verder iets over zeggen? Die live opnames uit de Village Vanguard van november 1961 zijn net zoiets als de pianosonates van Beethoven, de absolute apex in een idioom, waarbij drums en bassen de individuele expressie voortstuwen, er al spelend een universum wordt opgebouwd waarin je je vrij kunt bewegen. En ook nu valt me op hoe uiterst gebalanceerd deze muziek is – geen uiting van macht, geen tegen elkaar vechten van individuele stemmen. (Aanleiding voor een lang essay. Waarbij je dan ook aandacht moet besteden aan de grondtoon die gelijk blijft; de piano die hier – in India – eigenlijk geen plek weet te vinden; de fragiliteit van deze muziek die tegelijk heel sterk is). Enzovoort enzovoorts.
Ooit moet ik ze toch gaan draaien, waarom niet vandaag. Mijn Coltrane-LP’s. Ik heb er een paar. Waaronder de beroemde Atlantic-LP My Favorite Things. Deze kraakt behoorlijk, blijkbaar toch veel gedraaid, al was ik er extreem zuinig op. Ik kocht hem in 1985 of daaromtrent. Toen ik juist was begonnen met een ontdekkingsreis door de jazz die begon bij de Coltrane van 1960 en vanuit Coltrane terug in de tijd naar Parker (en een beetje Lester Young) en vooruit via Dolphy naar de hedendaagse geïmproviseerde muziek. Elke keer als ik deze opname van My Favorite Things hoor ben ik verbaasd en geïntigreerd. Oren gewend aan de latere uitbarstingen en Coltrane’s veel intensere uitvoeringen is deze eerste zo ingehouden, precies en bijna voorzichtig. Heel gearrangeerd ook, met de basfiguurtjes die Steve Davis speelt (geen ‘walking bass’), de aangehouden akkoorden van McCoy Tyner en het lichte drummen van Elvin Jones.
Twee gitaarsonates van Fernando Sor. De Mozart van de gitaar. Soms vind ik de composities van Sor wat saai maar toch mooi, en soms vind ik ze gewoon saai. Dat ligt aan de compositie, aan de uitvoering en aan mijn stemming. Vandaag wil het niet zo met deze twee in de uitvoering van Pepe Romero op een niet veel gedraaide Philips-LP uit 1978 die ik ooit voor 6 gulden uit een tweedehands bak plukte. (Krijg dan toch zin om Romero’s uitvoering – die op mij wat vlak overkomt – te vergelijken met andere die ergens als mp3 op een harde schijf moeten zwerven).
Tweedehands gekocht. Uitgave van Attaca met opnames uit 1985 – toen Robby Faverey tot de top van de uitvoerende musici in Nederland hoorde. (Wat doet hij nu? Waar is hij nu? Hij maakt bijvoorbeeld cello-banjo’s). Stukken voor gitaar en (meest) één of twee andere instrumenten: Leo Brouwer, Louis Andriessen, Maarten Bon, Bruno Maderna, Jacobo Conrad en Flores Chaviano, geschreven tussen 1962 en 1984.
Gekregen van GJP. Uitgegeven door Onomatopee bij zijn tentoonstelling, 2010. Mooie ritmische ruis van elektromagnetische impulsen. 45 toeren zegt de hoes, en dat maakt een totaal van nauwelijks 14 minuten (twee kantjes van een EP). Je kunt er uren naar luisteren zoals je uren kunt luisteren naar natuurgeluiden.