Houden. Ook al is dit een grijsgedraaide tweedehands LP. De eerste van de Chris McGregor’s Brotherhood of Breath, 1970, met Mongezi Feza, Dudu Pukwana, Nick Evans, Harry Beckett, enz. – ‘propelled forward’ door Harry Miller (bas) en Louis Moholo (drums). De stukken op Afrikaanse thema’s swingen nietsontziend; de ietwat saaiere jazzdeuntjes worden uiteengereten door avontuurlijke solo’s.
De soundtrack van Michael Snow’s New York Eye and Ear Control. De film heb ik nooit gezien, de LP kocht ik lang geleden, in 1985 or 1986. Een Italiaanse ‘heruitgave'(?) van de ESP1016. Het is nooit mijn favoriete Ayler geweest, ondanks de aanwezigheid van Don Cherry, Roswell Rudd, John Tchicai, de bas van Gary Peacock, en Sonny Murray op drums. Nu ik het weer eens hoor – na heel lang – lijkt het wel alsof ik nooit echt goed naar deze LP heb geluisterd. De muziek is veel gevarieerder dan ik me herinner.
Voor t eerst sinds 16 maart leg ik weer een LP op de draaitafel. Albert Ayler’s Witches and Devils. Ja, die hou ik, opnames uit februari 1964. Ayler vol pathos, Sunny Murray’s lichte, open en nerveuze ritmes, de dubbele bezette bas (Grimes en Henderson), en Norman Howard op trompet. Klassiek.
Zonder hoes tweedehands gekocht. The Empty Foxhole is uit 1966, en als deze LP al eens ergens wordt genoemd dan meestal omdat het de eerste opname is van Ornette’s zoontje Denardo, en omdat Ornette voor het eerst in de studio trompet en viool speelt. Charlie Haden bast en houdt de boel bij elkaar. Het is allemaal lang niet zo goed als Change of the Century en de andere Atlantic-Ornette platen – en forget about de Town Hall en Stockholm concerts met David Izenzon, die zijn zoveel beter – maar er gaat wel een frisheid van uit die heel aantrekkelijk is. Denardo klinkt inderdaad als een ‘kid who’s fooling around’. Hij was 10 jaar oud. En nu ik het weer eens luister (The Empty Foxhole is zowat de enige Ornette die voor mij niet digitaal beschikbaar is), valt me niet alleen op dat ik me de stukken wel degelijk heel goed herinner, maar ook dat de onhandigheid en simpelheid hier een kwaliteit zijn.
Zie Vinyl 34, alleen is deze misschien nog ‘klassieker’. Charlie Haden’s ge-bas op Ramblin’ is briljant. Heerlijke plaat.
“I say, there is no single right way to play jazz.”
“Bird would have understood us. He would have approved our aspiring to something beyond what we have inherited. Oddly enough the idolization of Bird, people wanting to play just like him, and not make their own soul search, has finally come to be an impediment to progress in jazz.”
(scripsit Ornette Coleman anno 1959)
Hoef ik niets over te zeggen. Klassieker. Zo’n plaat waarvan je elke noot – zelfs van de solo’s – denkt mee te kunnen neurieën en waar je toch bij elke keer luisteren wordt verrast. Zo veel leven, zo schijnbaar simpel.
Etudes voor sopraansaxofoon (solo). Een aaneenrijging van ‘licks’ en motieven die Lacy vaak gebruikte. 1986. Gekregen als verjaardagscadeau en nog altijd verrassend. ‘… a quality … like that of incantation’.
Een originele Claxon LP. Volle mep voor betaald. Prachtige improvisaties door Steve Lacy en Maarten Altena (geen familie), opgenomen in 1978. Ik heb deze LP niet veel vaker dan een keer of vijf gedraaid, niet omdat ik ‘m niet mooi zou vinden, maar omdat het muziek is die je ‘fris’ wilt houden, niet grijs wilt draaien.
De andere helft van de dubbelaar: Dolphy’s Out There. 1960, met Ron Carter op cello (en vaak gememoreerde intonatieproblemen). Ook een heel fijne plaat met ideeënrijk spel van Dolphy, maar van deze heb ik altijd minder gehouden dan van Outward Bound. Needless to say, mijn exemplaar heeft een andere cover dan deze;
Klassieker: Dolphy’s Outward Bound. Nog niet zo subliem als Out to Lunch – dat is dan ook één van de allerbeste platen ooit. GW en deze opname van Green Dolphin Street ken ik uit mijn hoofd. Erg goed baswerk van George Tucker, fraaie arrangementen en natuurlijk heerlijk spel van Dolphy – vooral op basklarinet.
(Mijn exemplaar is de helft van een Italiaanse dubbelaar uit de serie “Jazz é bello”).