Carulli, Sor, Aguado
Een van de bezigheden die hevig onder druk is komen te staan sinds R.’s geboorte, is muziekmaken. Vroeger — vroeger — speelde ik gemiddeld een uur per dag gitaar. Tegenwoordig speel ik nauwelijks, en als ik een muziekinstrument pak dan is het meestal de banjo.
Gisteravond nam ik voor het eerst sinds jaren een paar heel eenvoudige stukjes voor klassiek gitaar door. Studies van Carulli (aangenaam maar aan de saaie kant), Aguado (waar ik niks van kon maken) en Sor (die ik vroeger saai vond en nu aangenaam en mooi). Ik bak er niks van natuurlijk, en ik vraag me af of ik ze vroeger wel fatsoenlijk heb kunnen spelen. Ik worstel me er doorheen, om de drie of vier maten wordt ik opgehouden omdat ik geen enkele handigheid meer heb in het lezen van noten en mijn hersens in een halve knoop moet leggen om een akkoord te lezen en dat te vertalen naar een vingerzetting die ik ook niet meer gewoon ben.
Maar allengs ging het beter. Ik voelde spieren in mijn vinger ontwaken. Het is wonderlijk hoe soms vingers vanzelf de goede posities vinden in een studie die je 20 jaar geleden speelde, terwijl zenuwbanen en hersencircuits die lang ongebruikt lagen weer worden geactiveerd.
Ik heb zo lang niet van blad klassiek gespeeld dat ik bijna helemaal opnieuw kan beginnen. Ik heb altijd beroerd gespeeld, heb nooit les gehad en nooit voldoende geduld om een wat langer stuk helemaal in te studeren. Maar de kennis over muziek (en structuur) die je opdoet terwijl je een stuk doorneemt, hoe slecht ook, en zelfs al betreft het een eenvoudige studie, is uniek — leer je niet op een andere wijze. Dat geeft voldoening en een glimp van ‘schoonheid’.
Daarom blijven mensen een leven lang muziek studeren, daarom worstelde ik worsteode me een uurtje met plezier door die studies.
File under: embodied knowledge, muscle memory, music, structure, learning.