Goed uurtje op woensdagmiddag. Grijs & rustig weer, 17 graden. Tja, het is allemaal vlak…
Marcusstraat – Amstel – Ouderkerk – Abcoude – Ouderkerkerplas – snelweg – Amstel – Marcusstraat
Maar 1 ding over zeggen: lezen!
Nieuwe vertaling van Gadda’s La cognizione del dolore door Frans Denissen. Briljant, meeslepend, barok, moeilijk en spetterend. Als ik spijt heb dat het me nooit is gelukt om écht goed Italiaans te leren (ik heb ooit Italiaans gestudeerd), dan is dat niet omdat ik Dante niet in het orgineel kan lezen (dat lukt nog redelijk, met aantekeningen en wat hulp), maar dat ik het moet doen met de schaarse vertalingen van het werk van Gadda. Ik zou alles van hem willen lezen.
DÃt was het echte leeswerk van de afgelopen tijd. En ik ben nog bezig in N30+ van Jeroen Mettes en DFW’s The Pale King. Het eerste makkelijk te lezen (gewoon lezen, zin na zin na zin), het tweede van een Jamesiaanse moeilijkheid èn een pijnlijk boek.
Boh, en leende ook van de bibliotheek van André Gide Het innerlijk blauw. Een keuze uit het dagboek 1918 – 1939. Hmmm. Dacht: ik heb nooit iets van Gide (uit)gelezen, ik weet bijna niets over Gide. +600 pagina’s dik en nee, niet uitgelezen, maar wel zoveel uit gelezen dat ik er iets over wil zeggen. Hmmm. Altijd interessant om te lezen hoe het leven van een schrijver verloopt, hoe het werken aan de boeken is verweven met een dagelijks bestaan. Maar pfff, Gide komt er, als persoon, niet heel best van af – nog niet eens vanwege de seksuele omgang met minderjarigen, de zweem van pedofilie en het sekstoerisme waaraan hij doet (althans: zo zou het nu heten, toen golden andere ‘wetten’, heette het anders) – maar vooral omdat hij de mond vol heeft van oprechtheid en eerlijkheid en zelf aanvankelijk met de grootst mogelijke persoonlijke leugens leeft. (Of heb ik het allemaal verkeerd begrepen?). Pfff, daar zullen Gide’s biografieën wel vol over staan. Aan de andere kant dan weer: hoe ouder hij wordt, des te meer medeleven met sociaal achtergestelden. Etc. Het is vreemd: Gide’s streven naar oprechtheid lijkt steeds iets te verhullen. Misschien wordt dat anders zo na 1931 (tot daar gelezen)?
(twee dagen later)
Toch nog verder gelezen. Dit geschreven was Gide me meteen een stuk sympathieker. Zijn engagement voor de Sovjets (en daaropvolgende teleurstelling) is daar ook debet aan. Maar eens een roman van hem lezen. (Kwam er in het verleden nooit doorheen).
Tja, het eerste deel van de keuze uit Green’s dagboeken maakte me nieuwsgierig genoeg om ook het tweede deel van de bibliotheek te lenen. Hmmm. De stijl nog even smetteloos, maar de overvloedige passages over het geloof en de katholieke kerk gaan op den duur flink irriteren – vaak is er geen sprake van religiositeit, maar van een star geloof in de institutie Katholieke Kerk en de Lieve Heer. (Hiermee doe ik Green’s ‘zoeken’ vast onrecht, maar vanuit hedendaags perspectief kan ik er niets anders van maken). Het lezen van die passages confronteert je met een wereldbeeld dat in feite al vreemd is… (of: dat mij vreemd is). Interessanter zijn Green’s opmerkingen over politieke gebeurtenissen en ‘mei 1968’ – misschien ook omdat ze komen van zo’n gelovig katholiek. Eigenlijk was het uitlezen van dit boekje tijdverspilling – ah, allright, ook nog wel wat aardige observaties over literatuur – maar waarom verdiep ik me in hemelsnaam in Julien Green?
Ook nog een en ander gelezen, tussendoor. ‘Tussendoortjes’, bijvoorbeeld een roman van een groot Duits schrijver die me altijd ‘te gewoon’ was. (Ten onrechte waarschijnlijk). Uit nieuwsgierigheid en als een soort test: zijn deze teksten het echt zoveel conventioneler? Leest het makkelijker? Lees ik zo’n roman uit? Heinrich Böll’s Ansichten eines Clowns (1963) heb ik min of meer uitgelezen. De eerste 150 pagina’s liet ik me meeslepen, daarna begon ik langzaamaan genoeg te krijgen van de jaren vijftig problematiek die Böll hier kundig en fel schetst. Terecht een klassieker.
Gedachte: hoeveel dapperder en maatschappelijk uitgesprokener Böll was, in vergelijking met sommige (veel?) hedendaagse schrijvers.
Laatste fietsdag. Het is zo mogelijk nog warmer (41 graden… zegt een thermometer in het dal). Ik wil niet al te ver rijden en beslis niet het ‘klassieke’ rondje over L’Homme Morte en Ornon te doen. ‘s Ochtends eerst over de Ornon (makkelijk, een mooie klim) en daarna de smalle weg naar Villard Reymond. Die is steil, zeer rustig en zeer fraai. Net achter het dorpje ligt de Col de Solude (1680) vanwaar je recht naar Alpe d’Huez kijkt. Je kunt afdalen naar Villard Notre Dame en Bourg ‘Oisans, maar dat leek me net te gevaarlijk. (Het eerste deel is onverhard – volgens informatie die ik nu vind is het maar een klein stukje). (Om naar de Col de Solude te rijden moet je net voor je het dorp inrijdt links aanhouden, die smalle asfaltweg brengt je naar de col).
Bourg d’Oisans – Ornon – Villard Reymond – Col de Solude (1680) – Bourg d’Oisans
Ornon / www.cyclingcols.com
Laatste etappe (maar niet de laatst fietsdag). Het weer onveranderd. Op de Galibier heb ik erg goede benen en rijd voor de verandering eens niet op reserve (van Valloire naar de top in 1.32 – dat had minder kunnen zijn als ik in het begin harder had gereden). Weer lang op de col gerust en van uitzicht en ‘koelte’ genoten. Afdalen naar de Lautaret – hier keek ik 14 of 15 jaar geleden omhoog en twijfelde of ik nog omhoog zou rijden. Ik besloot dat toen niet te doen omdat de Izoard nog volgde. Nu ben ik boven geweest. Afdaling van de Lautaret: ik herinner me die klim als een bijna vlakke weg, maar het blijkt nog een echte col te zijn. De Sarenne is steil en in de hitte erg moeilijk, ik ‘kruip’ omhoog, maar geniet. Ook deze klim hoopte ik 14 of 15 jaar geleden nog eens te rijden. Weer lang rust op de top. In Alpe d’Huez (wat een lelijkheid) rij ik door tot de Col de Poutran en het Lac Bessons. Niet heel mooi, maar als je er toch bent… Afdalen naar Bourg d’Oisans.
Valloire – Galibier (2645) – Lautaret – Col de Sarenne (1999) – Poutran (1990) – Lac de Bessons – Alpe D’Huez – Bourg d’Oisans
Galibier / www.cyclingcols.com
Sarenne / www.cyclingcols.com
De langste dag. Ik vroeg me af of ik wel voldoende duurvermogen zou hebben. De klims zouden wel lukken, meer schrik had ik voor de 70 kilometer door het warme dal, mogelijk met fikse tegenwind. Ik had een slechte dag – of tenminste een slechte ochtend. Maar hoe hoger ik kwam, des te beter voelde ik me. (Van minder ‘lucht’ op grote hoogte heb ik nog nooit wat gemerkt, hoe hoger, des te sneller rij ik). Het stuk door het dal viel mee, er bleek nog een flinke klim naar Aussois in te zitten. We hadden ook geluk: deze zondag was de weg tussen Val d’Isere en Bonneval afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Alleen fietsers op de weg en verzorging op de top. (Onze bus moest omrijden: verzorging in Val d’Isère en daarna in Lanslebourg). Als afsluiter de Télegraphe (goed te doen).
Seez – Val d’Isère – Iseran (2770) – Lanslebourg – Aussois – Modane – Télegraphe (1566) – Valloire
Iseran / www.cyclingcols.com
Télegraphe / www.cyclingcols.com
‘Rustdag’. Heen en terug naar de Petit St. Bernard. Een grote col, maar over de grote weg een makkelijke klim (ook ik heb er geen triple nodig). Ik verwachtte veel verkeer, maar dat viel nogal mee. Via de steilere ‘achterkant’ omhoog, even afgedaald Italië in (tot het meertje), terug over de grote weg. Opnieuw warm (35 graden) en zonnig.
Seez – Montvalezan – Petit St. Bernard (2188) – Seez
Petit St. Bernard / www.cyclingcols.com
Opnieuw een prachtige en warme dag waarop de bergen liefelijk lijken. (Ze zijn ruw en groots en er valt niet met ze te spotten). Een paar wolkjes en zo waar een buitje van 5 minuten. Dit is de mooiste rit. Niet alleen omdat we de Cormet de Roselend beklimmen – een van de mooiste, zo niet dé mooiste col in de Alpen – maar ook vanwege het uitzicht op de Mont Blanc vanaf Ville des Glaciers. Op de Col de Meraillet (vlak voor de Roselend) rij ik naar rechts even de Col de Pre op (een korte klim extra). Na de Cormet de Roselend volgt het uitzicht op de Mont Blanc. Ik rij de smalle weg naar Ville de Glaciers in, tot het einde van de verharding. 1790 meter hoog. Ik zie een enkele auto verder rijden en besluit ondanks de grove steenslag ook nog een stukje verder te rijden. Dat gaat redelijk – al loop ik ook een paar keer een klein stukje – er volgt zelfs een stuk asfalt (het zou toch niet?), en goed berijdbare steenslag, tot ik op een parkeerplaatsje kom: Les Lanchettes (1960). Nog 300 meter ‘om de hoek’ en je staat echt als het ware recht tegenover de Mont Blanc. Adembenemend. Daarna afdalen naar Seez.
Albertville – Col de Meraillet – Col de Pre (1703) – Cormet de Roselend (1968) – Ville des Glaciers (1790) – Les Lanchettes (1960) – Seez
Col de Pre / www.cyclingcols.com
Cormet de Roselend / www.cyclingcols.com
Ville des Glaciers (alleen laatste 4 km) / www.cyclingcols.com
Les Lanchettes