De afgelopen weken heb ik verrassend weinig literatuur gelezen. Ja, ik pakte wel eens een boek uit de kast of van de stapel bibliotheekboeken en las dan een paar pagina’s of twee hoofdstukken. Zo las ik wat Balzac (Nicht Bette), Grimmelshausen (Simplicissimus), HH ter Balkt (Onder de bladerkronen), Virginia Woolf (The Waves), Conrad (Nostromo – een boek waarvan ik de plot maar niet kan onthouden al heb ik het twee keer gelezen), Baudelaire, Barth, Olson, Pound, Proust en wat uit de meest recente NY. Maar ik was er niet echt bij, het kwam niet aan, het kon me niet voldoende boeien, of ik was er te moe voor.
Eergisteren realiseerde ik me dat ik de roman van Arjen Mulder nog niet had gelezen, De derde jongen (2010). De roman vertelt het verhaal van een ex-revolutionair en schrijver die na de Tweede Wereldoorlog, bevrijd uit het concentratiekamp ‘aanspoelt’ in een dorpje aan de kust, en er zijn leven opnieuw begint. Het is (losjes) gebaseerd op het leven van Franz Jung (http://de.wikipedia.org/wiki/Franz_Jung).
Gekocht in de lunchpauze. Misschien was het omdat ik het in de trein op weg naar huis begon te lezen – een trein die volliep met mensen op weg naar Ajax – Feijenoord –, misschien was het mijn gebrek aan concentratie: ik had moeite met de eerste 50 pagina’s en Arjen’s romanstijl. (Ik zou kunnen analyseren wat er de oorzaak van is. Het gebruik van vrije indirecte rede – zo nu en dan – waar je een ‘gewone’ afwisseling van vertellerstekst en dialoog verwacht?)
Voorbij de helft begon het boek voor mij te leven: als je als lezer steeds meer van het leven van Franz Müll kunt reconstrueren – een proces dat de stapsgewijze reconstructie van de biografie door Müll zelf volgt. Müll blijkt steeds meer een personage te zijn waarin verschillende lijnen van de twintigste eeuw (even) samenkomen (de arbeidersbeweging, anarchisme, de avant-gardistische schilderkunst, de expressionistische literatuur) en aan de basis staan van een utopisch ‘hippiedom’. Het strand waar Müll’s ijstent staat, die hij runt met zijn aangenomen zoon, groeit uit tot een soort hippie-gemeenschap, inclusief drugsgebruik en zwemmen met dolfijnen. Dan wordt het toch een ‘Arjen Mulder-boek’ en lijkt de roman net als De vrouw voor wie Cesare Pavese zelfmoord pleegde, ook een geheime geschiedenis van de twintigste eeuw te zijn. Müll is een katalysator, zonder opzet.
Ah, nu ontspoort mijn interpretatie een beetje – maar het is wel dat aspect dat mijn aandacht pakte. Ik vond De vrouw voor wie Cesare Pavese zelfmoord pleegde dan ook een heel geslaagd boek in de vreemde mix van documentatie en net-geen-fictie.
Fascinerend aan is ook dat tot op het einde van het boek alles steeds anders blijkt te zijn dan eerder voorgesteld, er wordt heel wat gegoocheld met documenten. Maar documenten – en zelfs bloedbanden – tellen niet; documenten zijn te vervalsen. De liefde telt.
Uitgegeven door De Arbeiderspers: http://www.arbeiderspers.nl/enz….