The Return of Meaning

Gleick’s book has an epilogue entitled “The Return of Meaning,” expressing the concerns of people who feel alienated from the prevailing scientific culture. The enormous success of information theory came from Shannon’s decision to separate information from meaning. His central dogma, “Meaning is irrelevant,” declared that information could be handled with greater freedom if it was treated as a mathematical abstraction independent of meaning. The consequence of this freedom is the flood of information in which we are drowning. The immense size of modern databases gives us a feeling of meaninglessness. Information in such quantities reminds us of Borges’s library extending infinitely in all directions. It is our task as humans to bring meaning back into this wasteland. As finite creatures who think and feel, we can create islands of meaning in the sea of information.

Freeman Dyson, recensie van James Gleick’s The Information: A History, a Theory, a Flood 2011.

http://www.nybooks.com/articles/archives/2011/mar/10/how-we-know/

en,nl,quotations,research,ubiscribe | February 27, 2011 | 12:46 | Comments Off on The Return of Meaning |

Douglas Coupland: Marshall McLuhan: You Know Nothing of My Work!

Leesmateriaal voor twee avondjes, Douglas Coupland’s McLuhan biografie Marshall McLuhan: You Know Nothing of My Work! (2010). Levert gemengde gevoelens op.

Ooit, twintig (20!) jaar geleden kwam zijn Generation X precies op het goede moment. Het was herkenbaar, en zijn gebruik van illustraties, opmerkingen en verwijzingen in de marge voorzag zijn roman van extra aantrekkingskracht. Daarna las ik nog Shampoo Planet (niet zo goed), Life After God (best aardig) en Microserfs (goed tijdsbeeld, het gebruik van typografie leek innovatief, maar was oppervlakkig), en daarna niets meer. Te licht, het trok me niet.

Deze McLuhan-biografie heeft precies de goed lengte (200 pagina’s, maar met andere lay-out zouden het er minder dan 100 kunnen zijn), en leest lekker weg.

Voor mij weinig nieuws, maar dat maakt niet uit. Ik heb redelijk wat McLuhan gelezen, en ben liefhebber. McLuhan mag het niet altijd bij het rechte eind hebben gehad, zijn stijl zorgt er nog altijd voor dat je zijn werk, liefst in fragmenten, kunt voorleggen aan studenten, en ze enthousiast krijgen. Ik ben ook gefascineerd door McLuhan’s dubbele positie: zijn fascinatie voor de wereld van media en technologie, terwijl hij zelf een man van het woord en het boek was – maar als boekenman van het gesproken woord hield. Hij was aartsconservatief katholiek en moest niets van nieuwigheid hebben.

Coupland zet de persoon McLuhan goed neer, een beetje zoals je dat zou verwachten in een goed, lang tijdschriftartikel. Maar de accenten die hij legt, lijken me niet de beste om McLuhan te begrijpen. Coupland benadrukt het Canadese van McLuhan daar kan ik me wel in vinden – net als in het intrigerende feit dat de mediatheorie in Canada is ‘uitgevonden’ (door Harold Innes). Maar Coupland maakt ook een uitgebreid punt van McLuhan’s hersenstructuur. McLuhan had twee slagaders naar zijn hersenen, vele herseninfarcten en er werd bij hem een fikse hersentumor verwijderd. Dat leidt bij Coupland tot een soort amateur-neurobiologische kijk op McLuhan, de cultuur en de wereld, een soort amateur-neurofysiologische psychologie. Niet per se iets mis mee (in een boek), tenzij je het allemaal voetstoots voor de ultieme waarheid aanneemt. In dit boekje is die interesse in McLuhan vooral een particuliere obsessie van Coupland zelf, ook voor zijn eigen Canadeesheid en zijn eigen hersenstructuur (hij niesde ooit een stuk weefsel uit zijn hoofd) Zo wordt deze biografie van McLuhan ook een geheim boek over Coupland zelf.

Ook minder geslaagd: de pagina’s die worden gevuld met print-outs van Abe-books zoekopdrachten, routebeschrijvingen voor de sat-nav en meer dan die dagelijksheid van het online-leven. Ik bedoel: dat soort dingen zoek ik zelf wel op, daar hoef ik geen boek (of tekst) voor te lezen. Ik vind het een wat goedkope en gemakzuchtige manier om te laten zien dat de biografie is ontstaan in een online-milieu. Natuurlijk is ie dat. Het is typerend voor een boek dat verder ook net te gemakkelijk lijkt te zijn. Het is ‘philosophy-light’ in soepele stijl opgediend. Dat kan soms een teken van kwaliteit zijn. Hier vertrouw ik het weer eens niet helemaal. Okee, het is een beetje Wired-achtig. Niets mis mee. Het is wat het is.

Misschien ben ik te streng. Intussen las ik het in twee avonden uit. Het is fijn leesmateriaal.

www.theparisreview.org/../douglas-coupland-on-marshall-mcluhan/

leesvoer,nl,ubiscribe,uitgelezen | February 26, 2011 | 21:36 | Comments Off on Douglas Coupland: Marshall McLuhan: You Know Nothing of My Work! |

“… data of a saleable kind.”

A computer as a research and communication instrument could enhance retrieval, obsolesce mass library organization, retrieve the individual’s encyclopedic function and flip it into a private line to speedily tailored data of a saleable kind. (Marshall McLuhan, The Gutenberg Galaxy, 1962)

McLuhan, altijd goed voor een pakkend citaat – (of wat je er in leest ook is wat hij op het oog had?) Deze vond ik gisteren lezend in Coupland’s McLuhan-biografie.

en,nl,quotations,research,ubiscribe | February 25, 2011 | 15:19 | Comments Off on “… data of a saleable kind.” |

The Quantified Self

Yeah. Je kunt alles van en over jezelf bijhouden, volautomatische en funky. Laat je databases vollopen, en gooi er analyses overheen. Je kunt er mee experimenteren, je kunt het gebruiken om jezelf beter te leren kennen, of je kunt je gedrag opnieuw volautomatisch publiceren en verbinden met het gedrag van anderen.

Hoe intrigerend de mogelijkheden ook zijn, ik vind het een doodse of neurotische benadering van het leven (en van reflectie op gedrag). Natuurlijk, self-monitoring is belangrijk als ‘t om medische zaken gaat, en natuurlijk, je kunt veel leren uit data – een groot deel van de vooruitgang in sportprestaties is er aan toe te schrijven. Maar… uiteindelijk zit je met data waar je betekenis uit aan het peuren bent, en de vraag is wanneer dat een methode is waar je werkelijk iets nieuws van leert, en wanneer een methode waarbij je je blind aan het staren bent op data terwijl de weg naar betekenis veel korter is (en de weg naar ervaring ook).

Natuurlijk, je kunt uit andere data leren, en natuurlijk je kunt allerlei funky toepassingen bedenken die gebruikmaken van databestanden. Daar gaat het niet om.

Laat ik het persoonlijk houden: ik vind het helemaal niet interessant of ik nou 62 kilometer heb gefietst of 80 of maar 53,2 en in hoeveel minuten ik dat heb gedaan. Ik vind het ook niet interessant om te weten hoe vaak ik nou precies die ene route neem in plaats van de andere, en hoe zich dat verhoudt tot de routes van anderen. Ik vind het wel leuk om een kaartje te maken van mijn routes, om het plezier van het maken, en vagelijks ook omdat ik weet dat ik op die manier het mij in de toekomst wellicht beter herinner.

Ik vind het ook niet interessant om te weten hoeveel boeken ik heb gelezen in een jaar (of hoeveel bladzijden) of op welke momenten ik heb gelezen, of in een patroon tussen de plekken waar ik lees en de snelheid van het lezen. En hoeveel anderen datzelfde boek hebben gelezen. Ik hou tegenwoordig wel bij wat ik (uit)lees, om het plezier van het maken van die korte stukjes, omdat het schrijven ervan een kort moment is om op de leeservaring te reflecteren, en omdat ik weet dat ik zo een herinnering creëer.

Dingen bijhouden om het bijhouden, en die actie uitbesteden aan de apparaten, is boekhouden om het boekhouden. Je kunt het ook doen om jezelf te trainen – maar dat is een beperkte aanpak.

Ik ben geïnteresseerd in een onmiddellijke omzetting van het ‘boekhouden’ (schrijven) in betekenis – in plaats van via een supersonischsnelle omweg van data-analyse, waarbij de apparaten voor mij de data verzamelen, opslaan, analyseren en mij met hun algoritme-conclusie confronteren.

Deze opmerkingen zijn schetsmatig, nog ongenuanceerd, maar het wordt tijd dat er een goede kritiek op het datamining & quantificerings-paradigma (om het meer even zo te noemen) formuleert. Een kritiek die niet vanuit het verleden komt, of vanuit het verleden redeneert, die niet nostalgisch is, maar die dwars door de technologie en van binnen een hedendaagse perspectief argumenteert.

Wie de ideeën van de ‘quantifiers’ wil horen: bij Mediamatic is maandag een bijeenkomst van The Quantified Self gepland (zie http://quantifiedself.com/) & http://www.mediamatic.net/page/190514/en. De nieuwsbrief viel in mijn mailbox en zette mij aan tot bovenstaand stukje.

Eerlijk zijn nu: wie dacht er allemaal dat de oude Erkki Kurenniemi, tien jaar geleden helemaal de draad kwijt was geraakt – zoals hij werd getoond in Mika Taanila’s The Future Is Not What It Used To Be, terwijl hij alles, werkelijk alles wat hij deed registeerde met zijn digitale cameratje.

nl,research,ubiscribe | February 24, 2011 | 18:49 | Comments Off on The Quantified Self |

Spåm & duimpjes

De WordPress-plugins beschermen goed, of ik ben gewoon, gelukkig, al lang niet meer populair bij de comment-spammers. Alleen dit type glipt er nog wel doorheen:

“There are some interesting points in time on this article but I don’t know if I see all of them heart to heart. There is some validity however I’ll take maintain opinion until I look into it further. Good article , thanks and we would like extra! Added to FeedBurner as well.”

“Aw, this was a very nice post. In thought I want to put in writing like this additionally – taking time and actual effort to make an excellent article… but what can I say… I procrastinate alot and under no circumstances seem to get something done.”

En ze doen hun best! Ze proberen zelfs een WordPress hash-cash mee te sturen.

Het blijft interessant hoe snel een menselijk wezen kan herkennen dat zulk commentaar niet ‘echt’ is. Dat wil zeggen: er is geen menselijke link tussen mijn tekstje en de comment, ook al zijn de commentaren misschien geformuleerd door een mens (en in bulk door spamsoftware verstuurd).

Waarom krijgen internetters (soms) wel een warm gevoel van een stel Facebook-thumbs-up? Omdat er een menselijk moment ‘achter’ zat…

research,software,ubiscribe | February 11, 2011 | 12:45 | Comments Off on Spåm & duimpjes |

Uitgelezen leesvoer 2011

In 2009 en 2010 heb ik een lijst bijgehouden van uitgelezen boeken. Aanvankelijk alleen literatuur en verwant leesvoer, later ook theorie. Ik schreef een paar zinnen over het boek, niet meer dan een impressie. Ik vermeldde ook welke boeken ik niet had uitgelezen of die ik deels had herlezen, en mengde vrijelijk Engels met Nederlands.

Met opzet hield ik de lijst bij op een aparte pagina, een beetje verborgen op deze site. Die paar zinnen commentaar waren pretentieloos, als ik er een blogpost van zou maken, dan zou ik ze al te veel gewicht geven – vond ik. Als ik het volledig voor mezelf zou doen – en niet zou publiceren – dan zou ik na een paar maanden stoppen. (Publiceren om jezelf te disciplineren).

Zo half in het verborgene: ook omdat ik een steeds grotere weerzin kreeg tegen de ‘gepre-formatteerde formats’ op het internet. Facebook en het “thumbs up I like” voorop, maar evengoed tegen de LibraryThing en andere services waar je je bibliotheek of lijsten gelezen boeken kunt bijhouden, inclusief uiterst handige ‘goodies’ en communicatiemogelijkheden. Als ik in zulke omgevingen iets doe (ik heb er accounts, ik heb ze geprobeerd), heb ik altijd het gevoel dat ik voor iemand anders zit te werken – en dan bedoel ik niet mijn vrienden, maar ‘THEY’, of ter meerdere eer en glorie van de datamining. Het doet niets af aan die services, ze zijn handig, maar ik hou er niet van. Daarom maak ik ‘met de hand’ kaartjes van mijn fietstochtjes, en doe ik niet aan het uploaden van GPS-coordinaten naar een account in een service die ze meteen mapt, er hoogteprofieletjes bij genereert enzovoorts.

Nu ben ik toch begonnen om een blogpost per uitgelezen of voor mij significant boek te maken. Het voelt te zwaar, zo’n blogpost per boek. Ik zal (hier) geen recensies schrijven, geen discussies voeren; ik zal enkel een kort commentaar tikken. Soms niet meer dan twee of drie woorden. (Ik heb gemerkt dat ik anders met een paar zinnen beschrijving aankom die ook elders makkelijk te vinden zijn). Het commentaar van mij heeft in de regel weinig om het lijf.

Waarom dan toch een blogpost? Ik wilde zeggen: omdat ik zin heb om weer te bloggen. Ik wilde zeggen: omdat ik zin heb om in het Nederlands te schrijven. Ik wilde zeggen: om het schrijven van Nederlands te oefenen – het is immers zo lastig om goede zinnen te maken…

Maar nu ik het neertik, ben ik niet zo zeker meer.

blogging,leesvoer,nl,ubiscribe | January 13, 2011 | 0:44 | Comments (3) |

Kritische massa

Pirate-pad & reflectie op de middag over kunstkritiek en digitale kunst: http://www.virtueelplatform.nl/#3153.

art,blogging,nl,ubiscribe,writing | December 16, 2010 | 13:42 | Comments Off on Kritische massa |

A warning from Richard Stallmann

“New cloud computing OS released by Google is plan to push people into ‘careless computing’, warns free software advocate” sez The Guardian. Good piece, here: http://www.guardian.co.uk/technology/2010/dec/14/chrome-os-richard-stallman-warning.

en,software,ubiscribe | December 15, 2010 | 17:40 | Comments Off on A warning from Richard Stallmann |

Leesgedrag

Omtrekkende en verkennende bewegingen. Er gaan uren leestijd mee heen – en dan bedoel ik leestijd, niet browse- klik- en overheenleestijd. Een toenadering tot het lezen van Zettel’s Traum, een voorbereiding, een thuis-raken-in, of het uitstellen van het lezen ervan.

(Zal ik ooit al die pagina’s doorlezen? Met Finnegans Wake is het gelukt, en daar keer ik nog regelmatig naar terug. Maar ZT is geen FW.)

Zo lees ik alle posts op www.schauerfeld.de. Zo lees ik een kwart van Alice Schmidt’s Tagebuch-aus-dem-Jahr-1955 op Amazon, zo lees ik drie artikelen van Jan Süselbeck over AS, en heb nog twee browservensters openstaan met Google-books-pdfs van publicaties over Schmidt.

Dat allemaal zal ontbreken in de lijst Read matter 2010 (lit).

nl,reading matter,ubiscribe,ZT | October 24, 2010 | 14:37 | Comments Off on Leesgedrag |

Geen reactie, of wel?

Ruim twee weken broed ik inmiddels op de vraag of ik een reactie moet plaatsen op Carel Peeters’ recensie van het nummer van De Gids over de Re:publiek der Letteren waarin hij naar verhouding erg veel aandacht besteed aan mijn stukje (over een mogelijke toekomst voor het literaire tijdschrift). (Zie http://www.vn.nl/…forum=1272). Hoewel hij, naar ik mag aannemen, minstens zoveel van literatuur en boeken houdt als ik, tekent zich een onoverbrugbare culturele kloof tussen ons af.

Peeters vindt het eerste deel van mijn stukje kletsica – misschien is het kletsica, maar afgaand op Peeters reactie zou ik eerder moeten concluderen dat ik nog veel meer had moeten uitleggen. Voor Peeters is het lezen van langere teksten vanzelfsprekend. Voor mij ook. Helaas (?) is dat niet het geval voor de gemiddelde internetgebruiker, ook niet voor de gemiddelde internetgebruiker met een meer dan gemiddelde intelligentie en culturele nieuwsgierigheid. Daar zijn al vele onderzoeken aan gewijd en is heel veel over gespeculeerd. Dat Google ons dom maakt en dat de continuous partial attention mogelijk desastreuze gevolgen heeft voor ons leervermogen, het zijn inmiddels afgekloven clichees. (De laatste hit: Nicholas Carr’s The Shallows, philosophy light in the American vein, maar toch echt niet slecht.)

Wat citaten:

“And so we ask the Internet to keep interrupting us in ever more varied ways. We willingly accept the loss of concentration and focus, the fragmentation of our attention, and the thinning of our thoughts in return for the wealth of compelling, or at least diverting, information we receive. We rarely stop to think that it might actually make more sense just to tune it all out.” Nicholas Carr in http://www.wired.com/etc.

Of, ik link/quote nog even verder uit hetzelfde artikel:

“In a Science article published in early 2009, prominent developmental psychologist Patricia Greenfield reviewed more than 40 studies of the effects of various types of media on intelligence and learning ability. She concluded that “every medium develops some cognitive skills at the expense of others.” Our growing use of the Net and other screen-based technologies, she wrote, has led to the “widespread and sophisticated development of visual-spatial skills.” But those gains go hand in hand with a weakening of our capacity for the kind of “deep processing” that underpins “mindful knowledge acquisition, inductive analysis, critical thinking, imagination, and reflection.””

Enne:

“The ability to scan and browse is as important as the ability to read deeply and think attentively. The problem is that skimming is becoming our dominant mode of thought. Once a means to an end, a way to identify information for further study, it’s becoming an end in itself—our preferred method of both learning and analysis.”

Dat is de hedendaagse context. (Zeker, wat Carr hier bijeenraapt is zeker discutabel, in wetenschappelijk opzicht, maar het is wel allemaal zeer kenmerkend voor het hedendaagse debat). Dat is de context van de nabije toekomst. Dat is mijn uitgangspunt. (Dus: grofweg, kletserig, vaag schetsend.)

En nee, ik roep helemaal niet uit dat er zoveel fantastisch is veranderd in de literatuur en de schrijverij. Het probleem is juist dat het blijft steken bij knippen, plakken, re-tweeten, korte blogjes en een linkje plaatsen. Het probleem is juist – en daar gaat mijn kletsica-inleiding over, dat er wel prachtige instrumenten (‘tools’) zijn ontwikkeld om dat soort vaak gemakzuzchtige instant communicatie mogelijk te maken – en dat daaromheen een ‘rijke’ en ‘bloeiende’ communicatieve cultuur is ontstaan (neem Facebook), maar dat zulks niet is gebeurd voor ‘geconcentreerd lezen’, (met als afgeleiden kritische distantie, contemplatie, vertraging, ‘diepgang’) en andere aspecten die het zo goed deden in een boekcultuur. Terwijl dat best mogelijk is. Wij maken die instrumenten, wij gebruiken ze, wij worden er door gevormd.

Volgens mij leg ik dat uit? Of heb ik dat zo onhandig opgeschreven?

Ik weet eerlijk gezegd niet goed hoe ik kan reageren op Peeters’ stukje zonder omstandig te gaan uitleggen ‘wat ik bedoel’, wat hij ‘niet heeft opgepikt’, aangevuld met samenvattingen van dertig jaar onderzoek naar leren en lezen met de computer, het online bestaan, enzovoort (sorry). Oftewel: de bekende weg uitleggen (iets wat ik naar mijn smaak al te veel doe). De tweede optie is om mijn eigen artikel te citeren. Heb ik me niet goed uitgedrukt? De verkeerde woorden gebruikt? Niet duidelijk genoeg gemaakt vanuit welk standpunt ik redeneer? Blijkbaar.

Ik kan me er ook met een kwinkslag vanaf maken. Wie beweert dat een ‘literair tijdschrift’ niet digitaal zou moeten gaan, zoals Peeters doet, verklaart de geletterde cultuur dood, of impliceert op z’n minst dat literatuur en de geletterde cultuur niet meer relevant zijn; een speeltje van liefhebbers van ouderwets entertainment. Enzovoort. (Leuke scheldcolumn. Niet mijn stijl).

(En nu in de overdrive, de grote plaat erop, drie tanden bijschakelen en gaan):

Je kunt dan zeggen, nou, mooi, dat was de boekcultuur, die is nu irrelevant. Let’s Facebook! De technische middelen die wij nu gebruiken voor kennisoverdracht, ontwikkeling van ideeën en de stimulering van het voorstellingsvermogen, ach die zijn niet zo geschikt voor literatuur. Misschien dat het iets wordt met de iPad of de Kindle, maar verder, neuh. Wie nog lekker een boek wil lezen moet dat vooral doen. Zo’n boek is best mooi, alleen kun je er maar zo weinig tegelijk van meenemen. Zelfs de kleintjes zijn nog groter dan een iPhone! Veel slimmer wordt je trouwens niet van het lezen van een langere tekst, en om goed te kunnen functioneren in de samenleving van de toekomst moet je vooral kunnen netwerken en slim communiceren en snel beslissingen nemen. Crowdsourcen, directe lijntjes. Gamen is veel nuttiger, als training. Die geletterde cultuur? Ach, even achterhaald als de mnemotechniek.

Ga uw gang. Niks voor mij.

Ah, kijk, en nu scan/lees ik snel door wat meer literaire kronieken van Peeters en ik zie dat hij wel vaker de rol speelt van criticaster of afkraker. Althans, zo is mijn indruk. Probleem van die stijl is dat het zelden leidt tot inhoudelijke reactie. Alleen tot zwijgen (van de verstandigen), gepikeerdheid (van de heethoofdigen), verongelijkte epistels (oeps, zoals die van mij?), of instemming (van hen die ook graag hun mond even opendoen).

Soi. Publiceer ik dit nou, of toch niet…

nl,reading matter,ubiscribe | August 2, 2010 | 21:04 | Comments (3) |
« Previous PageNext Page »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.5 License. | Arie Altena