John Lindberg’s Dimensions 5 is zo’n gelukkige greep uit de tweedehands bak. Een kei-goed kwintet speelt post-Braxton-jazz. Het is een Black Saint LP uit 1982, met live opnames uit 1981. Hugh Ragin op trompet, Thurman Barker drumt, de ondergewaardeerde Marty Ehrlich (die op andermans platen altijd beter veel beter lijkt te spelen dan op zijn eigen werk) op alt en fluit en tenslotte Billy Bang op viool – die hier beter klinkt dan waar dan ook – en steady-as-a-rock John Lindberg op bas. Hard en lyrisch in 11/4.
Een heel koperorkest met fluweelzachte toon en dan solo’s van Lester Bowie en drumwerk van Philip Wilson, dat is de Brass Fantasy (uit 1985). Prachtige klank (al verpest de ECM-productie het wel een beetje). Feelgood-muziek. Zeker als er lol wordt getrapt met een ‘corny’ thema (‘Coming Back, Jamaica’). Deze LP is verbazingwekkend serieus en ingetogen – voor Lester Bowie – en dat komt de muziek ten goede. Naar Bob Stewart kan ik ook eindeloos luisteren. Ik heb de LP nieuw gekocht of gekregen, ergens rond 1986.
De andere helft van de dubbelaar is Roach’s Speak Brother, Speak uit 1962. Een kwartetopname, twee vrijwel themaloze nummers met lange solo’s – live. Chasin’ the Trane aanpak zonder heilig vuur want Clifford Jordan is geen Coltrane. Toch, bij herbeluistering beter dan ik me herinnerde. Met Mal Waldron en Eddie Kahn. Geen straf om nog eens te horen. (Ik zie nu dat de hoestekst van Stanley Crouch is).
Administratietijd, bonnetjes op volgorde leggen en invoeren. De volgende Max Roach LP, met hetzelfde kwintet (Roach, Little, Coleman, Draper, Davis) nu in de studio. Even mooi, soms iets te ingehouden. Mijn exemplaar is de helft van een heruitgegeven dubbelaar.
“Ladies and gentlemen, Max Roach!” Terug naar vinyl dat ik wel opnieuw wil beluisteren. Als de keuze is Art Blakey of Max Roach, dan kies ik voor Max Roach – meer nadruk op compositie en structuur. Deze plaat bevat live opnames uit 1958 met een kwintet met de piepjonge Booker Little (net 20) en de nog jongere Ray Draper (18) op tuba. Het is een pianoloos kwintet, de line-up bestaat verder uit George Coleman en Art Davis. Er wordt hard en snel gespeeld, Little speelt fantastisch, Draper’s tuba zorgt voor een mooie klank in de ensembles en Art Davis is wonderbaarlijk. (Jammer dat die niet veel meer heeft opgenomen). Het is soms wat ‘ragged’, maar dat wordt volledig goed gemaakt door de energie. En Deeds Not Words is een mooi thema.
Vreemde LP, studio-opnames met heel irritant applaus ingemixt om het meer swung te geven. Beetje doorsnee, de klank is niet goed, toch zit er wel vaart in. Ik heb een zwak voor Chambers, maar hier is het vooral Cannonball Adderley die lekker speelt. Maar niet om nog ‘ns op te zetten. Ook niet voor Chambers’ gestreken solo’s.
Oorspronkelijk uitgebracht als LP van Frank Strozier, later heruitgegeven onder de naam van Booker Little en Strozier. Opwekkende, frisse bop, opgeluisterd door het subtiele en energieke trompetspel van Little, hier 22 en nog slechts een anderhalf jaar te leven, en verrassend scherpe solo’s van Strozier. Kelly, Chambers en Cobb zijn een steady, maar hier net iets te saaie ritmesectie. Blijven luisteren vanwege Booker Little.
Eén van de problemen van een platenverzameling is dat ie – in mijn geval, maar ik ben vast niet de enige – voor een groot deel bestaat uit goedkope uitgaves. De klassiekers of echt goede LPs ontbreken, terwijl werk dat net iets minder goed is wel in de kast staat. Zoals deze dubbelaar van het Art Ensemble of Chicago, opnames van een concert uit 1980, uitgebracht door ECM als Urban Bushmen. Ik heb nooit gehouden van de klank van deze LP. Luister liever naar eerder werk van het AEC (en helemaal toen ze nog niet AEC heetten). De stukken van Mitchell zijn nog het best.
`
Gekocht op koninginnedag voor een paar gulden. De output van Blythe is erg wisselend. Soms speelde hij in de jaren zeventig zo gedreven en overtuigend dat hij, na Braxton (?), de echte vaandeldrager van de altsax leek te zijn – meer dan Henry Threadgill. Soms is het niks. Deze LP uit 1982 zit er een beetje tussenin, en is vooral aangenaam vanwege de klankkleur van gitaar – cello – tuba (een prachtige combinatie, Threadgill wist dat ook), in de bezetting Kelvyn Bell – Abdul Wadud – Bob Stewart. Maar als ik weer zin heb in Arthur Blythe zoek ik de echt goede opnames op, en die heb ik alleen als mp3.
Black Saint LP uit 1978, met opnames van het kwartet van David Murray uit februari van dat jaar. Prachtige titel. Misschien niet de aller-allersterkste opname van Murray uit deze tijd – de live-registraties zijn nog iets opwindender – maar de uitvoering van Home (in duo, tenor & bas) is erg mooi en het samenspel met Lawrence ‘Butch’ Morris op cornet is schitterend. Ik ben een groot liefhebber van het werk van Butch Morris, zowel zijn cornet-spel, zijn improvisatieaanpak als zijn ‘conductions’ (die volgens mij zwaar ondergewaardeerd zijn). Johnny Dyani bast, Oliver Johnson drumt, en er zijn wat stembijdrages van Marta Contreras. Achteraf gezien is er rond die tijd toch veel mooie jazz gemaakt.
Hmm, ik luister deze LP meteen nog een keer en vind hem dan nog mooier. Ik zal de tape met de trio-opnames met Dyani en Cyrille eens opzoeken om te checken of het live nog beter was. Kan me dat, bij herbeluisteren eigenlijk niet voorstellen… 3D-Family was zonder Butch Morris en die speelt hier wel erg goed…
Wat ik zeker ga opzoeken is de tape met de live opnames van de David Murray Big Band, gedirigeerd door Butch Morris, met onder andere George Lewis, Fred Hopkins en Olu Dara, uit 1985 denk ik.