De constante herinterpretatie van de geschiedenis
De laatste tijd (… maanden) luister ik veel naar ‘oude’ elektronische muziek. Bernard Parmegiani, François Bayle, Pierre Henry, Risset, Jonty Harrison, Roland Kayn, Eliane Radigue, Boerman, Koenig – enzovoorts, enzovoorts. Ook omdat we met Sonic Acts weer een mooi programma voor het Acousmonium hebben samengesteld voor het Kontraste festival in Krems. (Alweer over 1 maand: http://www.kontraste.at).
Gisteren bladerde ik in de catalogus van de Ars Electronica uit 1984. Ze staan er bijna allemaal in, die componisten van elektronische muziek, maar veel dynamiek gaat er niet van uit. Alsof ze allemaal in een doodlopende straat zaten (wat niet waar was), in een toen al niet meer moderne studio…
Daardoor realiseerde ik me opnieuw hoezeer het de ‘utopie’ van die vroege elektronische muziek is die me fascineert. (Ook de uitstraling van het Acousmonium). Die utopie en het plezier in de ontdekking en exploratie van nieuwe werelden spreekt nog steeds uit de vroege elektronische muziek.
(En musici als Keith Fullerton Whitman, Thomas Ankersmit of Markus Schmickler laten dat spreken als ze hun synthesizers bespelen).
In 1984 was ik 18. De gecomponeerde elektronische muziek was verre van dood, maar ik weet vrij zeker dat “it smelled funny” – op dat moment. Die tijd vroeg niet om utopieën uit de hi-tech studio. Het was de tijd van Glenn Branca en de do-it-yourself computer (met computerprogramma’s die via de radio werden uitgezonden en die je kon tapen om daarna in de computer te laden).
(En van Philip Glass, toen enorm populair, wiens muziek ik eerlijk gezegd niet te harden vind, toen niet, en nu niet – oh, en naadloos overgaand in hersendode New Age-crap, toen in opkomst).
Anyway, reconstructie van historisch momentum. Just trying to remember.