Ongepubliceerd, 1995

Deze vond ik ook terug. De inleiding tot mijn hoofdstuk over Gibson en cyberpunk voor wat mijn PhD over postmodernistische Amerikaanse literatuur had moeten zijn. Geschreven in 1995. (Document laatst bewerkt op 1 juni 1995). Om u er maar even aan te herinneren dat de vragen die we ons nu stellen over technologie bijna 25 jaar geleden ook al gesteld werden. Even daarvoor had ik leren HTML-en de wereld van Mediamatic was een stuk spannender – ook voor een ‘theoriehoofd’ als dat van mij – dan die van de universiteit.

1.
“Dromen de postmodernen eigenlijk van een mutatie?” Deze vraag werd mij ooit eens gesteld door de essayist Arjen Mulder. Ik wist er toen geen antwoord op te geven en bleef steken bij overwegingen als “welke postmodernen bedoel je”, “wat versta je onder een mutatie?” en “wat bedoel je met dromen, wie droomt er, de schrijver? de personages?” De vragensteller dacht dat je in ieder geval kon stellen dat Burroughs en Gibson in hun werk dromen van een mutatie. Ik knikte maar wat, gehinderd door mijn literatuurwetenschappelijke overwegingen, niet overtuigd.

De vraag is door mijn hoofd blijven spoken. Droomt Wiliam Gibson in zijn cyberpunkromans van een mutatie? Droom hij van een nieuwe, veranderde mens? Droomt hij van een subject dat beter dan het “oude, modernistische, autonome subject” aangepast is aan de datamaatschappij, een wereld waarin alles informatie is, een werkelijkheid die spektakel is, een mediamaatschappij? Spreekt uit zijn verbeelding van de (toekomstige) wereld het verlangen naar een veranderde mens, een verbeterde versie -een snellere mens, met een grotere geheugenruimte en scherpere zintuigen? Droomt hij van een metamorfose?

William Gibson’s cyberpunkSF wordt al tien jaar gevierd als de literatuur waarin de belangrijke kwesties die deze tijd beheersen op een literaire manier aangesneden worden. Waar de literatuur het af zou laten weten als het gaat om zaken als de invloed van kunstmatige intelligentie, de almacht van data, de media, biotechnologie en gentechnologie, daar zou de cyberpunk die behandelen.

Gibson roept in zijn werk inderdaad een aantal vragen mee op die in de hedendaagse literatuur nauwelijks aan de orde komen: wat is het verschil tussen een AI en de intelligentie van de mens -bijvoorbeeld wat hun handelingsmotieven betreft-, wat is het gevolg van de technologische aanvullingen en verbeteringen van de mens, van de alomtegenwoordigheid van technologie überhaupt; hebben de personages wel een duidelijke identiteit -zo ja, waarom?- is er misschien sprake van een ander subjektsbegrip, het subjekt als cyborg (zie Haraway 1991), een technologisch lichaam (zie Arjen Mulder 1992), perverse koppelingen, of verandert er niets fundamenteels?

Wat mijns inziens centraal staat in Gibson’s werk, buiten de duidelijk aanwezige beschrijving van een nabije toekomst vol intieme technologie en vol media, is de plek van de mens en van pure, ik zou haast zeggen ouderwetse, menselijkheid. Ondanks alle fascinatie voor (bio)technologie en snelheid, extremer haast dan die van de futuristen, wordt de sfeer in Gibson’s boeken sterk getekend door een soort nostalgie, een verlangen naar menselijke warmte en nabijheid van de natuur. Op de achtergrond speelt telkens mee dat in de datamaatschappij, de gemedialiseerde wereld die Gibson schildert vaardigheden die belangrijk waren in een cultuur van geletterdheid er weinig toe doen en andere vaardigheden, zoals visuele ‘geletterheid’ veel belangrijker zijn. Ook dat verandert de mens. De kwestie die de leidraad vormt van dit hoofdstuk is de spanning die er volgens mij in het werk van Gibson, en met name in Neuromancer, bestaat tussen enerzijds een fascinatie voor alle mogelijke (bio)technologische veranderingen van de mens (de droom van een mutatie) en het vasthouden aan een, volgens sommigen ouderwets, beeld van een autonoom subject. Het is de spanning tussen een vervagen van ooit fundamenteel geachte grenzen en het vasthouden aan of verlangen naar zuiverheid. Deze spanning komt in zijn cyberpunktrilogie onder andere tot uiting in de verschillende personages. Droomt Gibson van een mutatie? Veel personages passen hun lichaam aan zodat ze optimaler kunnen functioneren, of beter kunnen genieten van de simstimsoaps (ooglenzen met een hogere resolutie!), maar er zijn ook personages, en dat zijn meestal de hoofdpersonen, die liever in veel opzichten schoon blijven, verschoond van technologische opvoering van hun zak organen. In de woorden van Case: “Cowboys didn’t get into simstim, he thought, because it was basically a meat toy. He knew that the little plastic tiara dangling from a simstim deck were basically the same, and that the cyberspace matrix was actually a drasic simplification of the human sensorium at least in terms of presentation, but simstim itself struck him as gratuitous multiplication of flesh input” (Neuromancer p. 71.) Maar Neuromancer gaat ook over een AI die tracht te evolueren en zelfbewustzijn verwerft; de thematiek van mutatie wordt ook op dat niveau uitgespeeld. Mutatie betekent overigens “spontane verandering in een organisme die niet het gevolg is van bastaardering”. Een cyborg, een vermenging van technologie en organisme is niet hetzelfde als een mutatie. De mutatie waar Gibson van droomt -als hij er inderdaad van droomt- is een essentieele verandering van de mens (of een AI) binnenin.

nl,research,ubiscribe | April 10, 2019 | 9:49 | Comments Off on Ongepubliceerd, 1995 |

0 Comments

RSS for comments on this post.

sorry, the comment form is closed at this time.

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.5 License. | Arie Altena