35 / 1.25
Ronde Hoep bij windstil warm zomeravondweer, 20.35 – 22.00, bij donker thuis. Genieten.
Ronde Hoep bij windstil warm zomeravondweer, 20.35 – 22.00, bij donker thuis. Genieten.
Dinsdagochtend, 10.00 – 12.00. Werk, rondje fietsen, werk. Zon, aangename temperatuur: 21 graden, soms wolken, westenwind.
Marcusstraat – Diemerpark – Muiden – Vecht – De Horn – Nigtevegt – Weesp – kanaal – Marcusstraat
Woensdagmiddagrondje (toch?). Warm, zomers, felle zon.
Marcusstraat – Schellingwouderbrug – Ransdorp – ri. Holysloot – Uitdam – Gouwzee – Zuiderwoude – Broek in Waterland – Zunderdorp – Zwarte Gouw – Schellingwouderbrug – Marcusstraat
Zondagmiddagrondje. Drukkend warm, benauwd, veel zon, maar op de fiets een verkoelende rijwind. 12.30 – 15.45. De avond tevoren had het op sommige plekken hard en veel geregend, aan het einde van de Boterwal was de weg ondergelopen en de plas zo diep dat ik er maar niet doorheen reed. Onder Wilnis kwam ik Marino tegen, & gezellig kletsend de laatste 20 kilometer gereden. Eerste ritje sinds de vakantie: de benen voelden goed. (En het fietscomputertje nog even op het stuur laten zitten).
Marcusstraat – Diemerpark – Muiden – Muiderberg – Naardermeer – De Horn – Googpad – Vreeland – Loenersloot – Oukoop – Boterwal v.v. – Geerkade – Wilnis – Waverveen – Veldweg – Nessersluis – Ronde Hoep West – Ouderkerk – Amstel – Marcusstraat
dinsdag 15 juli 94 / 4.40 / 19,9 / 55.0
Tribno – Selo – Bohinski Bela – Obrne – Bohinski Bistrica – Bohinski Sedlo – Bohinski Bistrica – Jereka – Podoljek – Goreljek – Rudno Polje – Krnica – Bled – Ribno
‘s Ochtends aankomst met de fietsbus in het sporthotel vlakbij Bled. De ene helft van de groep is in al een week aan het fietsen door de Dolomieten en zijn de vorige dag bij slagregens Slovenië in gereden. Wij zijn de andere helft – een stel fietsers die graag door de bergen rijden en elkaar voordien niet kenden, tenzij van andere Cycletoursvakanties. Na ontbijt de fiets op voor een ritje. Bijna iedereen doet een ander rondje, dat wil zeggen: een andere variatie van hetzelfde rondje. Het is prachtig weer: zon en vrij warm, 24 graden in het dal. Ik rij met Fred mee, die net als ik de Bohinski Sedlo, een kleine col van 1200m hoog, extra wil rijden en dan door het nationaal park van het Triglav-massief terug. Voorbij Podoljek rij ik een andere route, klim nog omhoog naar Rudno Polje en kijk nog even verder op de onverharde weg. Dan dalen. Het is overal rustig, de wegen zijn goed, de kaarten nog altijd niet helemaal te vertrouwen (niet elke doorgaande weg is verhard) en adembenemend natuurschoon.
woensdag 16 juli 139 / 7.22 / 18.8 / 60
Tribno – Jesenice – Kranska Gora – Vrsic – Trenta – Passo del Predil – Mangart – Bovec
De dag waarop ik mezelf helemaal over de kop reed. Klassiek geval. Ik wilde hoe dan ook de klim naar de Mangart doen, de hoogste klim in Slovenië, bovendien een erg mooie klim. Op de derde dag zou de route over de Predil gaan, de kortste etappe van de week, en het zou logisch zijn om dan de Mangart te rijden. Ik was niet de enige uit de groep die dat idee had opgevat. Maar: er werd voor die dag (de donderdag) onweer voorspelt. Kortom, net als de anderen besloot ik daarom om de Mangart al op woensdag mee te pakken. Een lange rit, maar het stabiele weer leende zich ervoor: zon, 28 graden, zuidenwind. Dat wil zeggen: weersomstandigheden waardoor je zorgeloos kunt zijn, maar ook omstandigheden waaronder ik heel slecht presteer, en helemaal op zo’n tweede dag in de bergen als je nog moet wennen aan het klimmen en je maag moet wennen aan het vele drinken.
De route was – op het stuk door Jesenice na – overweldigend mooi. De Vrsic (in het Italiaans Mostroiccia) is een schitterende en verraderlijk lastige klim met kinderkopjes in de bochten. Na de lunchstop op de top reed ik alleen. De aanloop van de Predil ging vanzelf, voornamelijk dankzij de gunstige wind. De echte klim is daarna redelijk steil, maar vrij kort en voor je het weet ben je boven. Het was wel erg warm. Dan een kilometer dalen (terug) voor de afslag naar de Mangart. Een mooie smalle weg, in het begin vaak door het bos (en met een nieuw retesteil stuk van zo’n 20%), daarna als een echte col met schitterende uitzichten. Alleen kon ik daar al snel niet meer van genieten. Zolang ik in de schaduw reed ging het goed, in de zon zakte mijn snelheid naar 7, dan naar 6 kilometer per uur. (Terwijl ik alleen op heel steile stukken langzamer dan 10 rij). Belangrijker: mijn moraal zakte helemaal weg. Waarom moest ik zo nodig hier naar boven rijden? Ik wist het niet meer. Ik stopte twee keer. Was leeg. Reed uiteraard wel door en kwam boven om net voor de top te worden ingehaald door een jongen die zo te zien (aan outfit en snelheid) uitkwam voor het nationale team van Slovenië. Boven was het heerlijk koel, daarna volgde alleen nog een heel lange afdaling naar Bovec en het hotel.
Donderdag 17 juli 52 / 2.32 / 20.2 / 52.5
Bovec – Zaga – Uccea – Sella Carnizza – Lischiazza – Resciutta – Carnia
Na de inspanningen van de Mangart was ik toe aan een rustdag. De route leende zich ervoor. Omdat ik de Predil al had gereden besloot ik over de makkelijke kant van de Sella di Carnizza naar Carnia te rijden. Het weer hield zich goed, zon en veel wolken. De regen bleef uit tot tien uur die avond. De route van Bovec via Uccea, over de grens (met een stuk niemandsland) naar het dal van Resia was opnieuw overweldigend mooi. De ‘klim’ naar de Sella de Carnizza gaat over een heel smalle weg door een natuurgebied, net breed genoeg voor 1 auto, en was bovendien afgesloten waardoor het geen verkeersarme, maar verkeersloze weg was. Omdat er zo duidelijk stond “strada chiusa” durfde ik niet eerst de Passo di Tanamea ‘mee te pikken’ – stel je voor dat ik alsnog zou moeten omkeren vanwege een aardverschuiving ofzo – en dan om zou moeten rijden… (Van de andere kant is de Sella di Carnizza overigens heel steil, Zoncolan-waardig.) Daardoor was ik al vreselijk vroeg in het hotel, klaar voor een rustdag. Jammer genoeg stond het hotel recht aan de snelweg.
Vrijdag 18 juli 87 / 4.39 / 18.8 / 63.0
Carnia – Sella di Cereschiatis – Passo di Pramollo – Gailtal – Plöckenpas
Een uitstapje naar Oostenrijk. Dit leek een soort tussenetappe, maar misschien was het wel de meest afwisselende route. De dag begon met de klim over de Sella de Cereschiatis, een pas waarvan ik nog nooit had gehoord maar die erg mooi was (smalle weg, bos, langs een riviertje). Het was lekker koel, bewolkt en soms wat zon, en ik reed eindelijk echt makkelijk. Daarna volgde de Passo di Pramollo, een wat onbekendere (en kleinere) grenspas. Voor mij een test om uit te vinden of ik nog wel kon klimmen, of dat ik echt vreselijk ongetraind was. Wel: ik kon nog klimmen. Op de top was de lunchstop, bij een meertje waarover soms even mist trok, waarna de zon weer ging schijnen. Muziek schalde uit het busje, soep, thee, bananen, taartjes. Dan de afdaling Oostenrijk in, het brede Gailtal en daar kon je de buien van verre zien hangen, en na een kilometer of drie over het fietspad langs de Gail begon het lekker te hozen. Eigenlijk was dat best lekker, bovendien hield het weer op tijdens de klim naar de Plöckenpas – die gek genoeg vooral uit afdaling leek te bestaan. We deden hem niet helemaal, een afslag en anderhalve kilometer onverhard (nog net te rijden al vonden anderen van niet) leidden ons naar een heel Oostenrijks Gasthaus in de bergen. Opnieuw overweldigend natuurschoon en heel rustig. Later in de middag maakte ik een wandeling.
Zaterdag 19 juli 100 / 5.09 / 19.9 / 69.0
Plöckenpas – Sella di Valcade – Sella di Razzo – Ciampigotto – Vigo di Cadore – Lozzo di Cadore – bosklim – Vigo di Cadore
Opnieuw zomers warm en onbewolkt. (We hadden geluk, eigenlijk was het iedere dag beter dan de weerberichten voorspelden). De dag waarop we de Zoncolan konden rijden. Ik heb het niet gedaan. (Ik had er geen zin in, geen moraal, ik hoefde niet, ik reed liever een mooie route, ik heb al eens de Angliru gereden, ik hoef niet nog eens zo’n “circusklim” te doen). (Ook omdat het me te warm was en bang was om me aan het begin van de rit over de kop te rijden – na de Zoncolan volgde nog het een en ander). (Ah, uitvluchten).
De route begon met het laatste stukje Plöckenpas, en dat bleek voornamelijk uit tunnels te bestaan. Goed dat ik dat de dag daarvoor niet alvast erbij had ‘gepakt’. Ik reed bijna helemaal een alternatieve route met veel natuurschoon die de helft van de groep in tegenovergestelde richting al een week eerder had gereden. Eerst over de Sella di Valcade (in plaats van de Zoncolan) en dan opnieuw heel langzaam en lang omhoog naar de Sella di Razzo / Ciampigotto. Een mooi rustige weg, ja, weer veel door het bos. Dan een prachtige afdaling naar Vigo di Cadore. Omdat het nog vroeg was reed ik nog een extratje naar Lozzo di Cadore en dan de eerste paar kilometer van een heel smalle klim (waar je alleen sochtends omhoog mag om te gaan wandelen en smiddags mag dalen). In Vigo di Cadore binnengelopen in de historische bibliotheek waar een tentoonstelling was met werk van een lokale fotograaf en van de dichter Adeodato Piazza Nicolai – pas achteraf realiseerde ik me dat de man die er suppoost speelde de dichter was (hij vertaalt ook contemporaine Amerikaanse poëzie). Daarna bij de plaatstelijk bar het laatste nieuws over Ricardo Ricco doorgenomen (de Gazzetto dello Sport gelezen voor zover mijn kennis van het Italiaans het toeliet). Echt vakantiegevoel.
Zondag 20 juli 111 / 6.10 / 18.8
Vigo di Cadore – Auronzo – Col de Varda / Val de Misurina – Tre Croce – Cortina d’ Ampezzo – Pocol – Giau – Sante Lucia – Falzarego – Valparola – San Cassiano – Pedraces
De dag waarop ik mijn klimmersbenen definitief terugvond. Bewolkt, soms wat zon, 20 graden in het dal. Ideaal fietsweer. De Col de Varda ging zonder problemen, de Tre Croci bleek daarna drie keer niets, het lelijke Cortina d’Ampezzo, toegang tot het drukke, hypertoeristische deel van de Dolomieten, vol motorrijders en dagjesmensen (gelukkig bleek de drukte nogal mee te vallen, het was niet helder genoeg op de toppen), om te klimmen naar de lunchstop in Pocol – waar de weg naar de Giau en die naar de Falzarego splitsen – dan de Giau die lekker liep (steeds 10 km/u), gevolgd door de afdaling, de Sante Lucia, de uitzichten, en dan meteen de Falzarego, een makkie, de extra kilometer naar de Valparola waar mist hing maar dat was wel zo mooi, en dan de lange lange afdaling via San Cassiano naar Pedraces, naar het beste hotel, met het beste ontbijt, en nog net de finale van de touretappe waarin Menchov ging aanvallen. Het spectaculaire deel van de Dolomieten, de klims daar liggen me blijkbaar, natuurlijk zijn de bergen zoals het Sella-massief schitterend, maar toch prefereer ik het landschap van de eerste dagen.
Maandag 21 juli 106 / 4.59 / 21.3 / 60
Pedraces – Gardena – Sella – Canizei – Costalunga – Passo Nigra v.v. – Val d’Egge – Bolzano
Alweer de laatste dag met een route waarvan ik elk deel al eens eerder had gereden. Leuk om het Sella-massief nog eens te zien, leuk om de Gardena nog eens op te rijden – en weer liep dat heel makkelijk, in 47 minuten). Het weer was perfect: ‘s ochtends nog fris (net als elke dag starten we best vroeg, vaak voor half negen). Leuk om de Sella nog eens te doen, de rotsen te zien, maar daarna had het van mij niet meer gehoeven. Eigenlijk had ik aan het begin nog iets extra’s moeten rijden. Nu reed ik na de vervelende klim van de Costalunga nog bovenlangs naar de Nigra en weer terug en dan de lange afdaling door het dal van de Egge (zo heet dat toch) naar Bolzano. Het begin van die afdaling is best mooi – en gelukkig net rustig – maar de laatste paar kilometers zijn helemaal tunnel en dan rij je recht tegen de grote drukke weg naar Bolzano aan. Ik had beter de Nigra kunnen afdalen. Nog even kijken in het centrum van Bolzano (waar het warm was), dan nog hangen in het hotel, ik kwam er Loek tegen, die met een andere tocht was aangekomen. De volgende ochtend vroeg met de trein terug naar Amsterdam, een reis die voor mij precies 12 uur duurde.