Peter Sloterdijk’s Kristalpaleis
Zoals McLuhan, Goody, Havelock en anderen hebben aangetoond, kon de Oud-Europese humanistische lezersubjectiviteit zich alleen dankzij de gebeurtenis van het Griekse schrift ontwikkelen, een subjectiviteit waarvan het vermogen om ‘met teksten om te gaan; dat wil zeggen om betekenissen los van de situatie te begrijpen, het belangrijkste kenmerk was. Het Griekse proza en de Griekse poëzie expliceren het anders meestal latente vermogen van het menselijke intellect om zich afwezige personen, zaken of situaties voor te stellen. Dankzij geschreven teksten bevrijdt het intellect zich van de noodzaak om lijfelijk in min of meer doorzichtige situaties aanwezig te zijn. Dat betekent het volgende: om een situatie cognitief de baas te worden, hoef ik er niet meer als betrokkene in te duiken en er in zekere zin mee te versmelten, het volstaat om er een beschrijving van te lezen — waarbij het me vrijstaat te blijven waar ik ben en te associëren wat ik wil. (…) Met het Griekse schrift neemt het avontuur van de decontextualisering van de betekenis een aanvang.
Peter Sloterdijk, Het kristalpaleis, Een filosofie van de globalisering, Boom/SUN, Amsterdam, 2006, p. 273
0 Comments
RSS for comments on this post.
sorry, the comment form is closed at this time.