• Read matter 2010 (lit)

For 2010 I will again list what I’ve read. I enjoyed doing it in 2009, so why stop? It also motivates me to keep reading and to keep trying to formulate my view on these books, or rather to describe my reading behavior. Wrt to language, I might flip to Dutch sometimes.

  • Honoré de Balzac: Verloren illusies / Les illusions perdues (1836 – 1843)
    Last year Proust’s Contre Sainte Beuve led me to Balzac’s Comedie Humaine. Balzac again leads me to Lukács’s theory of the novel, and his writings on realism. Balzac will never be my favorite. It’s too messy, sometimes I get the feeling the story would work a lot better as a BBC-television series. (That’s not really a criticism, what Balzac was doing in writing, might nowadays work better in another medium). On the other hand, sometimes Balzac nears a Proustian view on reality, and I enjoy how he sketches all the social, economical, political and even financial context, in this case specifically the developments in literature, the printing industry, and journalism. (Though again I must admit that I probably missed more than half of the fine details on the financial transactions).

  • Roberto Bolaño: Monsieur Pain (2010 / 1999)
    According to the introduction by Bolaño himself, this is his first novel, and the one with which he won a few provincial prizes in the 1980s, a story told in Last Evenings on Earth. I’m afraid this is the least interesting story I’ve read of Bolaño. Still it’s every bit worth reading, it uses elements from detective stories, and at the end there are the short biographies that will become one of his ‘trademarks’.

  • Roberto Bolaño: The Last Interview & Other Conversations (2010)
    A decent and informative introductory essay by Marcella Valdes, and four interviews, most of them nice to read, even funny, but nothing indispensable. But as I’m craving to read stuff on Bolaño, this little book is quite welcome.

  • Jules Barbey d’Aurevilly: Les diaboliques / Duivelinnen en demonen (1874 / 2010)
    Zola schreef – ik citeer uit het nawoord – “Telkens als ik Barbey d’Aurevily lees, weet ik niet of ik lachen moet of huilen.” Inderdaad. Ik wilde deze klassieker, de brug tussen zwarte romantiek en decadentisme, al heel lang lezen. Dus ik ben blij met deze Nederlandse vertaling. Het zijn vermakelijke verhalen, zoals de films van Dario Argento vermakelijk zijn. Het is ook baarlijke onzin, terrible nonsense. Om te lachen, zo slecht. En gelachen wordt er ook door de personages, ze lachen om de idiote verhalen die er worden opgedist.

  • Ilja Leonard Pfeiffer & Gelya Bogatishcheva: De filosofie van de heuvel. Op de fiets naar Rome (2009)
    Natuurlijk moest ik dit lezen. Pfeiffer rijdt met zijn vriendin op een oude racefiets naar Rome. (In spijkerbroek, met bierbuik en een creditcard waar in 5 weken toch aardig wat van afgeschreven moet zijn, gezien alle hotelovernachtingen). En wat doet hij? Hij denkt de gedachten die iedere fietser en wielrenner denkt. Leuk. Ah, er valt meer over te zeggen, maar dat gaat over hoe hij zichzelf en zijn vriendin neerzet.

  • P. F. Thomése: Nergensman (2008)
    I wasn’t planning to read all of it; I lent it from the library, because it seemed to be a nice book to read partially. But it’s serious and it’s funny, and it’s a description of Thomése’s ‘becoming a writer’, and there are formulations of his ‘poetics’. So I read it all.

  • Javier Cercas: Sneller dan het licht (2006 / 2005)
    Heb ik dit boek gelezen? Ik heb het niet niet gelezen. De eerste 50 pagina’s aandachtig, dan steeds sneller, tot het snellezen werd, 20 seconden per pagina, 10 seconden per pagina, 5 seconden per 2 pagina’s. Tussendoor weer aandachtiger. Uitstekende stijl, toon perfect volgehouden tot het einde toe. Maar het kon me niet boeien. Ervaringen van een Vietnam-veteraan lees ik liever in een Amerikaanse roman, en het gaat dan wel over het belang van literatuur – net als bij Bolaño – maar het pakte me niet. Liever excessiever (Boon, Bolaño), of radicaler. Dit is mij te stylish.

  • Hugo Verdaasdonk: Snijvlakken van de literatuurwetenschap (2008)
    Het onvoltooide boek van de Nederlandse literatuurwetenschapper Verdaasdonk. Grotendeels gelezen – ik heb immers literatuurwetenschap gestudeerd. Niet in Tilburg, maar in Amsterdam, zo tussen 1985 en 1990. In Tilburg maakten Verdaasdonk en Van Rees toen naam met hun strikt wetenschappelijke literatuursociologische benadering. Ik volgde o.a. semiotiek (De Meijer, Eric Vos, Alexandrescu), verhaalanalyse (Frans de Valk) en literatuursociologie – twee werkcolleges van Helga Geyer (Why Read Literature en literatuursociologie). Zij kwam uit Tilburg maar gaf literatuursociologie een veel bredere context (Benjamin, Adorno, Foucault, Bourdieu, Greenblatt). Ik hou wel van een wetenschappellijke aanpak, en statistisch onderzoek van leesgedrag is wat mij betreft relevant en kan, mits je goede vragen stelt, heel interessant zijn. Maar grasduinend in Verdaasdonk’s magnum opus – want dat is het toch – raakte ik teleurgesteld. Zijn vroege artikelen en zijn receptie van Bourdieu zijn nog steeds lezenswaardig – die indruk kreeg ik tenminste, ik heb ze niet grondig herlezen. De onderzoeken daarna… Een wel heel rudimentaire netwerkanalyse van recensies, die je nu hoogstens verbaasd leest: waren die critici toen werkelijk zo belangrijk? (Van netwerkanalyse verwachten we nu toch wel wat anders, iets veel omvangrijkers). De laatste onderzoeken zijn eigenlijk kritische marketingonderzoeken. Ook belangrijk, maar marketing heeft niet mijn belangstelling, ook niet als elementje van het literaire systeem – en zeker niet wanneer het niet in verband wordt gebracht met andere aspecten. Die onderzoeken tonen niet alleen een wat simpel aandoend positivistisch idee van onderzoek en statistiek maar ook een beperkte blik op het literatuurbedrijf – prijzen, jury’s, recensies. Eigenlijk kunnen we ze beter beschouwen als bijdragen aan marketingkennis. Ik kan me veel interessanter onderzoek voorstellen naar leesgedrag, naar marketing zelfs, naar hoe het internet de ‘consumptie’ van boeken heeft veranderd. (Bedenk de hypotheses maar). Is dit echt alles? Ik ben voor literatuurwetenschap, maar ik vat wetenschap breder op dan Verdaasdonk. Voor mij is er altijd een wisselwerking met, ja, met interpretatie, met hermeneutiek, met ‘inhoud’, met de tekst. Zelfs als je gaat tellen.

  • Jaron Lanier: You are not a Gadget (2010)
    Philosophy light in the American vein. There are a lot of things on which I do not agree with Lanier – like his faith in free enterpreneurship and his quite simple, American belief in the individual. But this is the first critique of web 2.0 that actually cuts through, that has ‘damn’ good points. I agree with much of Lanier’s criticism of the web 2.0 – reduction of the human and human communication. His points are rooted in a profound understanding of technology. Lanier understands every bit of it. (Which couldn’t be said of Andrew Keene’s whose not so intelligent critique of web 2.0 was read and believed by many, although his points were mostly rubbish. I never wrote a blogpost on his book because while drafting it, I found his arguments too superficial and based on so many misconceptions and prejudices that I thought it wasn’t worth while). So yes, this one is good, in any case the first chapters. One almost begins to believe in VR when Lanier explains his original vision :-)

  • Willy Roggeman: De adem van de jazz (1962)
    Wilde ik helemaal niet lezen; kocht het tweedehands. Ik lees graag Roggeman’s intellectuele gedachtes over jazz, maar dat ik dit boekje voor mn plezier pardoes helemaal zou lezen… Immers hij herhaalt zichzelf, al zijn de gedachtes glashelder.

  • Don Delillo: Point Omega (2010)
    Ik hou van de vroege Delillo. Underworld is de samenvatting van zijn oeuvre, waarin alle vragen worden beantwoord, hoe impliciet ook. Daarmee is de spanning van zijn vroege werk is verdwenen. Wat daarna komt zijn hele en halve mislukkingen en 1 aardige roman (Falling Man). Verrassing is dan dat Point Omega, dat qua stijl op de rand van zelfparodie balanceert – maar dat geldt ook voor de late Beckett –, overtuigt. Verreweg het beste van zijn post-Underworld werk. Late style – en iets van de spanning is terug.

  • Willy Roggeman: Practicum of het steriele schrijven (2010)
    Het ochtendboek van de afgelopen tijd. Mijn waardering voor Roggeman is door dit ‘boek’ zowel toegenomen als hevig genuanceerd. Fascinerende lectuur – of zou dat vooral zijn omdat veel van wat hij hierin schrijft over het schrijven raakt aan wat iedereen meemaakt die krabbelt?

  • Dries Vanysacker: Koersend door een eeuw Italiaanse en Belgische geschiedenis (2009)
    Wielergeschiedenis gecombineerd met sociologie, op de manier van Marchesini’s L’Italia del giro d’Italia. Fijn genre. In dit geval misschien net iets te veel feit en net iets te weinig relaas en interpretatie waardoor het soms wat aan de oppervlakte blijft. Wel veel fascinerends en veel goede details. Meer graag!

  • Michael Warner: The Letters of the Republic. Publication and th Public Sphere in Eighteenth-Century America (1990)
    Title says it all. Very good. Started reading it last year, still had one chapter to go (on Charles Brockden Brown), and finally read it.

  • André Hanou: Nederlandse literatuur van de Verlichting (1670-1830) (2002)
    Leuke artikelen, die dankzij Hanou’s soms erg gezellige, docerende praattoon, lekker weglezen, veel nuttige kennis bevatten over de 18e eeuwse tijdschriftcultuur, en een bijstelling zijn van het gangbare beeld (als zouden er alleen Spectatoriale en wat satirische periodieken verschenen zijn). Okee, ik heb niet elk artikel helemaal gespeld…

  • Herman Laiten: Michel Pollentier. Het gevecht met de schaduw (2007)
    Goedkoop in de ramsj, biografie van de wielrenner met de lelijkste stijl ooit. Beroemd geworden om de affaire met de peer, en daarna nooit meer de top gehaald. In de Pollentier van na 1978 ben ik nooit zo geïnteresseerd geweest – dat is het modderige, rommelige Vlaanderen, met ouderwetse sigaarrokende sportdirecteurs, gesjoemel en vieze regen. (Oké, wel in de Splendor-ploeg met de jonge Sean Kelly en Claudy Criquelion.) Pollentier won de Giro van 1977 – nadat Maertens iedereen naar huis had gereden, en wegens een val moest opgeven. Ik wilde weten hoe dat zat: Pollentier in het roze. Het was, zo bleek, het kantelpunt in zijn carriere, van knecht tot kopman. Daarvoor was het Vlaanderen-boven, in de grote rommelige Flandria-ploeg, werken voor Freddy. Een aardig boek over een niet zo heel grote kampioen. (Nu nog de bio van Johan De Muynck, winnaar van de Giro van 1978, die ook die van 1976 had moeten winnen).

  • Charles Brockden Brown: Carwin the Biloquist (1803)
    The first ‘book’ of Brown that I have finished. But then this is an unifinished attempt at a novel. The plot not so important, but the text is quite interesting as an essay on utopian politics, sects, secrecy, sincerity and reading. I now understand why I cannot finish his novels: though Brown used all the tricks of the gothic novel, he is not really a novelist at heart. He is no Poe, no Hawthorne, they are both much better storytellers. Brown wrote treatises on reading, on the importance of books and studying, on the question how to build a society, on sincerity and being truthful. As such his work is deeply interesting.

  • Joris van Casteren: Lelystad (2009)
    Eindelijk weer een boek dat ik uitlees. Ik kon mijn gedachten al dagen niet op 1 boek focussen, niets pakte me. Lelystad van Van Casteren valt in veel opzichten te vergelijken met Vollmann’s Imperial, maar niet qua stijl. Van Casteren is onderkoeld waar Vollmann excessief is. Analogieën: de documentaire aanpak, de verwijzingen naar de bronnen, en ook de reflectie op de eigen positie (door Van Casteren volledig anders opgelost dan door Vollmann), zelfs het onderwerp (bij Van Casteren een nieuwe stad, bij Vollmann een streek die uit het niets landbouwgebied wordt). Lelystad las ik in een uurtje of vier uit. Van mij had het veel, veel, veel langer mogen zijn. Alles wat Van Casteren aanstipt, had ik uitgediept willen zien. Ik had meer willen weten over de idealen, over de politiek, over de besluitvorming, over de economie, over het water, de angst, de pioniersgeest, de new age modes, de criminaliteit, de winkelcentra. Dit is ‘far beyond’ journalistiek. D. noemde hem een ‘ondergedoken’ romanschrijver, ik denk dat hij een genre beoefent waar een toekomst van de literatuur ligt. Ah, dat klinkt ‘groot’ — ah, en dit soort werk is altijd literatuur geweest….

  • William T. Vollmann: Kissing the Mask. Beauty, Understatement and Femininity in Japanese Noh Theater (2010)
    I’m cheating. I did not read the whole book. But lately it seems that almost no book was able to capture my attention. Just ‘bad luck’, or is it me? (The second). Until now (dd. 14 May) I’ve read about 250 of its 400+ pages. What shall I say? It’s Vollmann, so it’s flawed, repetitive, it plods on, and then again there’s flashes of brilliance. Vollmann is fascinated with Noh theater as it’s the apex of perfection and beauty. In fact it is not a book on Noh, but a book on Vollmanns fascination for Noh and search for beauty. Where Van Casteren (see above) should have put in much more of his research, Vollmann again seems to have put simply everything in. Nevertheless, or because of it, it’s very difficult to get a grip on the history and culture of Noh. We get Vollmanns full research – all the interviews, the literature and street research, his painstaking attempts at understanding. Maybe it’s just that I am not interested enough in Noh. (I’d rather read Pound’s translations and introduction). The Mishima-essay is quite good. The bit on beauty in Icelandic sagas (now that is a subject that interests and inspires me) is shallow. Maybe the real flaw is that this book lacks ‘controversiality’, Imperial is saved by the fact that it is about water politics and the lives of illegal immigrant / border crossers. Poor People is saved by the fact that it gives a voice to people whose voice you will not hear – not in that way – in other ways. The massive RUARD is saved by the excellent journalism, the accounts of violence from war zones and places no one went to. Even Riding Toward Everywhere is ultimately saved by the account of lives of people one wouldn’t meet if it weren’t through this book. Most of the chapters of Kissing the Mask lack something comparable. Or did I miss something? I have not been able, until now, to really read the book as a treatise on beauty.

  • Christoph Martin Wieland: Das grosse Lesebuch (2008)
    I was a few days in Gerolstein to cycle and I had only brought the Bantam pocket of Gravity’s Rainbow with me – I had to minimize on luggage. I didn’t feel like reading Pynchon. Luckily there’s a bookstore in Gerolstein and I bought this really nice Fischer classic new for just 8 euros. It has short and some longer excerpts from his novels, ‘Versepen’ and journalism. Perfect to discover Wieland – a fascinating writer. Most readers will only meet him in the history of literature as a side character of the German Klassik in Weimar, in the shadow of Goethe and Schiller, when he’s already older and has settled down in a large estate. Wieland is much more: he is the perfect German 18th century writer, a real man of the ‘Aufklärung’, of ‘La Lumiere’, a-and interestingly, a conservative free thinker, and 50+ years editor of the Teutsche Merkur, a-and writer of extensive critical commentary of the French revolution. Arno Schmidt loved his work (and it is Schmidt’s Hörspiel that’s mainly responsible for the growing interest for Wieland’s works during second half of the 20th century). I wonder if I will ever read one of Wielands ‘Versepen’ in the style of Ariosto, and I am not sure if I will ever read a complete novel of his, but this ‘Lesebuch’ is very, very enjoyable.

  • Christoph Martin Wieland: Briefe an einen jungen Dichter (1782-4)
    Wieland’s advice to a young poet. Well, I guess I’m still a Literaturwissenschaftler, because I love to read such stuff as it gives an insight into 18th century ideas on literature and writing as.

  • Ernst Jünger: Luitenant Sturm (2009) / Sturm (1963)
    Het boek, pas in 1963 uitgegeven, waarin je Jünger schrijver ziet worden, worstelend met zijn oorlogservaringen. Geen meesterwerk – daarvoor is de structuur te onhandig – wel razend interessant ook vanwege Jüngers uiterst problematische esthetische houding en een aantal schitterende natuurbeschrijvingen.

  • Frank Delaney: Legends of the Celts (1989)
    Re-tellings of the famous Irish and Welsh stories – not translations, though the re-telling stays fairly true to the sources. I only read the Irish stories from this book, including the Cattle Raid of Cooley. As long as you’re inclined not to be bothered by issues of philology and authenticity, Delaney’s re-tellings are an enjoyabe read. (Am I mistaken that he turns some stories also into an implicit comment on the 20th century Irish – Ulster conflict? It works, it shows how some stories have the power to explain situations over centuries. Gadamer’s Applikation – again if I am not mistaken). I am particularly happy with this collection, as I have always had a bit of a problem reading the Irish heroic literature. I never could get my head around its particular mix of magic and heroism, which is so different from the Medieval Icelandic literature. Through Delanay’s straightforward storytelling I now know the stories, and thus am ready to go back to the ‘real’ translations. Side note: I have always had this problem with Irish / Celtic myths. When I was 9 – 12 years old I loved the books of Tonke Dragt, and I loved reading Greek mythology. But I couldn’t get into Rosemary Sutcliff’s retelling of the Finn Mac Cool material.

  • Alain de Botton: Hoe Proust je leven kan veranderen (1997)
    Yeah, nice. Very well done. Explains very well, with a light, but serious touch, what reading literature can mean for one’s life. And a good, light introduction to the work of Proust touching often through anecdote on the most important Proustian themes. I read the book in one day and enjoyed it. Yeah nice. It explains too well why literature is important; De Botton knows too well how we good lead a better life, more honest, better-mannered, less egocentric, modest, friendly, and knows too well that one will still make mistakes and knows too well how to deal with that in the best way. Also De Botton manages to put every mean streak of Prousts character (in so far we know him through biography and letters) in a positive light. This is a very good book, well written in every aspect (though it lacks references!), with good interpretations of Prousts work, by a bloody too-well-mannered Brit. The book is in some respects as flat as any self-help manual, and yet is a light hearted, philosophy-light-introduction to Proust that I would recommend over any biography.

  • Frank Martinus Arion: Intimiteiten van het schrijven (2009)
    Essays, written over a 20 year period. Probably ‘they’ decided to publish ‘m in bookformat after Arion’s 1973 novel Dubbelspel was chosen to be distributed for free in all public libraries in 2006. I was surprised to find here maybe slightly old-fashioned (Arion is from 1936) but thoroughly interesting essays on writing, literature and on the cultural position of an Antillian writer in Dutch literature. I’d say it’s at least compulsory reading for anyone in the Netherlands who’s into ‘transculturalism’. Apart from that, each essay captured my interest and leaves me wondering why, in Dutch literature, we have not much much more by Frank Martinus Arion.

  • Dirk van Weelden: Oase (1994)
    Re-read. Guess why. Essay-novel on a subject that one hardly ever encounters in literature: becoming a father. Also about how to live one’s life in the new world of electronic communication. Simply very, very good.

  • Jacq Vogelaar: Je zit niet alleen in je vel. Fictieve genres (2010)
    Stond in de lijst ‘not finished / abandoned’. Nu uitgelezen. Niet op volgorde, maar kriskras. Essays over literatuur: ‘karakters’ (meneertjes), ‘autobiografie’ en de ‘pil/micro/roman’. Scherpzinnig.

  • Michel Onfray: Antieke Wijsgeren (2006)
    Eerste deel van Onfray’s ‘Tegengeschiedenis van de filosofie’, dat is anti-Plato, anti-Pythagoras, anti-abstractie, anti-‘Hinterwelt’. Pro-immanentie, pro-hedonisme, pro-empirisme, pro-hier-en-nu. Overtuigend, ‘leest als een trein’, maar Onfray herhaalt zichzelf wel iets te vaak, en hoe verder je komt, des te meer ga je verlangen naar net iets meer tekst-uitleg en net iets meer tekstkritiek. Ik was niet van plan om dit boek te lezen, ik was benieuwd naar het tweede deel, Christelijke hedonisten – ook omdat ik momenteel Gaddis’ The Recognitions herlees, maar nam ook deel 1 mee, en zie, met veel plezier uitgelezen.

  • Michel Onfray: Christelijke hedonisten (2007)
    Tweede deel van Onfray’s ‘Tegengeschiedenis van de filosofie’. Doorheen geragd. Eerste deel leuk vanwege alle mij volstrekt onbekende anti-gnostici, tweede deel minder interessant (Valla, Erasmus, Montaigne – daarover lees ik liever iemand anders dan Onfray).

  • Jack van der Weide & Gerbrand Wynia (red): Hang- en sluitwerk. Dossier Meijsing (2008)
    Ja, ja, nog op de middelbare school las ik Joyce&Co, en ik nog steeds genieten van de ‘Erwin Garden’-mythe – zo serieus! Geerten Meijsings latere werk lees ik, maar bevalt me minder. Dit boekje bevat wat losse artikelen van Meijsing (waaronder Nova Decadentia het/de achteraf hilarische maar ook briljante debuut/scenario/beginselverklaring), de meeste niet interessant, en een paar leuke artikelen over Joyce&Co, pardon, Meijsing. Topper: een paar oude foto’s van Meijsing – stoffering van de ‘Erwin’-mythe. (Keith Kanger Snel – Kees Snel – is overigens kortgeleden overleden.)

  • Umberto Eco & Jan-Claude Carriere: Zo makkelijk kom je niet van boeken af (2010)
    Eco en Carriere keuvelen en kletsen over boeken, boekgeschiedenis, bibliofilie, en aanverwante hobbies, en dat is allemaal uitgeschreven om in een boek te stoppen. Ach, vermakelijk en verder volstrekt overbodig. (Waarom is dit vertaald? Daar snap ik nou niks van, al gun ik Liesbeth van Nes het vertalershonorarium van harte). (Waarom heb ik het uitgelezen? Omdat ik van boeken houd en best enthousiast mee had willen kletsen?)

  • Christopher S. Thompson: The Tour de France. A Cultural History (2006 / 2008)
    Excellent cultural study of the Tour de France. With chapters on cycling and modernity; the Tour and national and regional identities; the narratives of gender and heroism; working conditions and class relationships; the politics of athletic excess; and finally le dopage. 75 pages of notes on 260 of main text, here that’s a sign of quality.

  • Jeroen Theunissen: De stolp (2010)
    Eerst vond ik het wat tegenvallen. Meer een staketsel dan een roman. Te weinig detail, niet genoeg ‘vlees’. Theunissen brengt de denk- en leefwereld van de 21ste-eeuwse jeugd in beeld door ze op te sluiten in een big-brother-achtig teveeprogramma: het deed verlangen naar meer, meer uitweidingen, meer karakterschetsen, meer dialoog. Maar halverwege klikte het in mijn lezershoofd toen ik de afzonderlijke paragrafen ging lezen alsof het prozagedichten waren (sommige zijn bijna prozagedichten, het ritme klopt). Misschien geen perfect boek (hier en daar een cliche, een enkele uitglijer), maar onwaarschijnlijk veel beter (meer de moeite waard, meer inzicht-gevend etc.) dan wat je verder zo in de boekhandel aan ‘nieuws’ ziet liggen. Zeg ik te veel over wat er misschien niet goed is aan De stolp? Alles wat Theunissen schrijft is onze onverkorte aandacht waard. Goeie analyse hier: http://reugebrink.skynetblogs.be/post/7832840/stolp

  • Alberto Manguel: De bibliotheek bij nacht (2007)
    Niemand schrijft mooier over boeken, lezen en bibliotheken dan Manguel. Mooi, goed, heerlijk leesvoer. Over naar de kritiek: ik vind Manguel’s opvatting over het lezen te conservatief, te behoudend – het gaat me te veel over conserveren, herinnering, troost. Het is te geworteld in liefde voor het boek (in plaats van in liefde voor het leven? of liefde voor ‘lezen’?) Ik hou van lezen, ik hou ook van boeken – en hoeveel ik ook herken in wat Manguel schrijft, ik hou ook op een andere manier en om andere redenen van lezen. (Dat maar eens onder woorden brengen…)

  • Brandon LaBelle: Acoustic Territories. Sound Culture and Everyday Life. (2010)
    From underground to the sky, via the home, the sidewalk, streets and the shopping mall, LaBelle describes the sound culture of everyday. Very good, a joy to read – though I personally think LaBelle could completely do without any of the stylistic mannerism from academia and go for his own style. (Brandon, please take that as a compliment). Widely researched, a focus on sound and community that I find exciting and sympathetic. (Or is congenial the word?) Henri Lefebvre’s theories as a main inspiration (I should read Rhythmanalysis now). To write more would mean going into details… An important book which describes our (yes, our) current view on sound and the world.

  • William Gaddis: The Recognitions (1955)
    Actually a re-read of page 63 – 445, but because it’s so substantial I include it here. Brilliant, especially on re-reading. Some of it I remember very well, some of it I understand much better now than at first reading (several years ago). Some aspects of the main character are inspired by the career of Van Meegeren, and it would be really on topic if anyone would refer to this book seen the current interest in Van Meegeren (an exhibition at the Boijmans in Rotterdam).

  • Steven Moore: The Novel, an Alternative History. Beginnings to 1600 (2010)
    Steven Moore, de kampioen van het innovatieve proza, de encyclopedische uitwaaiierende roman, de avant-garde novel, of, voor mijn part het ‘Andere Proza’, jarenlang recensent van zogenaamd moeilijk proza voor de Review of Contemporary Fiction en auteur van een excellente studie over William Gaddis; hij schrijft een geschiedenis van de roman, en toont met een overweldigende hoeveelheid materiaal aan dat de roman niet na 1660 ontstaat (zoals de Ian Watt-these stelt) en vanaf het begin bol staat van experiment, tegendraadsheid, gekkigheid, metafictie enzovoorts. Een grandioos werk, en onwaarschijnlijk qua weidsheid en breedte. Moore bespreekt vroeg proza uit Egypte, Griekenland, Ierland, IJsland, Engeland, Frankrijk, Spanje, Arabië, het Midden Oosten, India, Japan, China. Veel samenvattingen (ik zal toegeven dat ik ze niet allemaal heb gelezen), maar ook analyses, plaatsbepalingen, achtergrond en waardeoordelen. De toon zet Moore met zijn voorkeur voor realisme – een voorkeur die ook die van de roman is. Moore haat ‘religious bullshit’ en houdt van seks, en laat dat merken. Het eerste deel telt meer dan 650 pagina’s, natuurlijk valt er best wat op aan te merken – mocht je dat willen – maar dat zal meestal detailkritiek betreffen. Tenzij, natuurlijk, de criticaster van het literair conservatieve soort is, of religieus doctrinair, of graag, om wat voor reden dan ook, er een nauwe opvatting van de roman op na wil houden. (Wel, hmm, je zou natuurlijk toch kunnen proberen vol te houden dat Moore veel te veel vormen van proza in de roman trekt, maar het alternatief betekent dat de roman een zeer beperkt genre zou zijn, waar eigenlijk bijna alle ‘romans’ buiten vallen. Etc.). Belangrijkste: deze studie wekt een enorme leeslust op.

  • William S. Burroughs: Naked Lunch (1959)
    Of liever gezegd Naakte Lunch (2010), in de nieuwe vertaling van Ton Heuvelmans. Nooit mijn favoriete Burroughs-boek geweest. Eigenlijk ben ik pas bij het lezen van deze vertaling echt onder de indruk gekomen van het taalvermogen van Burroughs in Naked Lunch.

  • Graa Boomsma: Achttien (2010)
    In 1 adem uitgelezen, gewoon een erg goede roman. Kundig, to the point, goede opbouw, belangrijk onderwerp, serieus en nog spannend ook. What’s more: het beantwoordt de vraag waar literatuur goed voor is.

  • Daniel Rovers: Elf (2010)
    Jaloeziemakend goed. Elf portretten van hedendaagse levens in de grote stad (Brussel). Zie ook http://www.danielrovers.nl/. Zie je wel, er wordt nog wel goede, actuele literatuur geschreven.

  • Andreas Schelfhout: De zomer van 1962 (2010)
    Ondertitel: De laatste gevechten om Nederlands Nieuw-Guinea, in het oerwoud en aan de conferentietafel. Ooggetuigenverslag achteraf door Nieuw-Guinea ganger Schelfhout. En al zat Schelfhout bij de infanterie (en mijn vader bij de radiodienst), is het voor mij een uitstekend (zo niet onmisbaar) verslag, omdat het me in staat stelt om een beeld te krijgen van de omstandigheden daar. Ik kan het rijmen met het weinige dat mijn vader vertelde en met wat ik me herinner van de dia’s die hij maakte.

  • Euripides: Trojaanse vrouwen (415 BC / 1996)
    Had ineens zin om een Griekse tragedie te lezen, eentje die ik niet eerder las. In de vertaling van Willy Courteaux en Bart Claes. “Heftig spul”.

  • Marguerite Yourcenar: Dierbare nagedachtenis (1974 / 1995)
    Het eerste deel van Yourcenar’s onderzoek naar haar familie en afkomst. Inmiddels bijna ouderwets aandoend lange zinnen, klassiek proza. Gelaagd onderzoek, het gaat niet alleen over ‘familie’, ook over Yourcenar’s schrijverschap. Proza dat een langere aandachtsspanne eist, minstens een uur lezen per sessie, liefst langer.

  • Jeroen Theunissen: Het zit zo (2009)
    Ik heb dit jaar opvallend weinig poëzie gelezen. (Vind ik zelf). Nu dan deze bundel van jeroen Theunissen. Beschrijvingen van de werkelijkheid. Moest even wennen (Theunissen is niet de meest ‘muzikale’ dichter – hoewel er een paar bijna liedteksten in deze bundel staan), werd gaandeweg toch gegrepen, en ging om bij het laatste, lange gedicht: In de ruimte.

  • Gottfried Benn: Statische Gedichte (1948)
    Soms lukt het ineens. Lees je een hele avond door, gedicht na gedicht, niet dat je elke regel begrijpt, maar de woorden en beelden komen binnen, komen aan, resoneren. (Toen ik achttien was en een paar zomernachten lang las onder de seringenboom in de achtertuin). Vanavond waren het de Statische Gedichte van Benn – ik begreep die eerder niet, nu wel. Met wat hulp van Huub Beurskens’ vertaling.

  • Herman Hesse: Tussen de raderen (1906)
    Uit de bibliotheek van mijn vader. Vroege, sterk autobiografische roman van Hesse, romantisch ja, lyrisch talent ja, coming-of-age-novel, en ik lees dit met plezier in 1 adem uit. (Iets wat mij met de soort-van-modernistische grote stadsroman van Heimito von Doderer absoluut niet lukt.)

  • Ilja Leonard Pfeijffer: Harde feiten (2010)
    100 miniromans in 172 pagina’s, van mopjes tot hervertellingen van klassiekers. Leuk, meer dan zomaar wat gein. (Zie de recensie van Hans Demeyer: http://www.dereactor.org/home/detail/serieuze_ironie/: “Wat zich op het eerste gezicht aandient als een arbitraire verzameling van bijna misselijkmakend lichte verhaaltjes, is in wezen een intelligente en spottende ontkrachting van de essenties van het menselijke verhaal.”).

  • Graham Harman: Prince of Networks. Bruno Latour and Metaphysics (2009)
    Excellent as a re-cap of Latour’s philosophy, even better as an explanation of his ‘metaphysics’. Harman’s extensive ‘extension’ and criticism of it through ‘Harman’s Heidegger’, though sometimes went a bit too far for my philosophical interest. I’ll leave that to others to assess.

  • Roberto Bolaño: Het derde rijk (2010)
    Postuum gepubliceerde roman van Bolaño, en niet zijn beste. Het zou een Bolaño-tegenstander niet veel moeite kosten om vermeende tekortkomingen van zijn romanschrijverij aan de hand van deze 317 pagina’s te illustreren. Het hele gedoe over de wargames boeit niet voldoende (was het beter geweest wanneer de passie voor literatuur als motief niet door ‘wargame’ was vervangen?), de crime en detective-elementen en de analyse van de liefde zijn wel erg lang uitgesmeerd, de personages van Udo Berger en de Verbrande intrigeren en beklijven, maar is dat genoeg samen met de schets van het stadje aan de Costa Brava waarin we Bolaño’s woonplaats Blanes herkennen? Het lijkt allemaal wat te dun voor 300+ pagina’s. Via de wargame heeft Bolaño het over het nazisme, maar het staat ook voor passie – die in de andere romans de passie voor literatuur is. Het werkt niet helemaal. Toch, toch, zit ik nu alweer een halve dag te denken over deze roman de me te lang was en die ik snel uitlas, omdat er andere boeken op me liggen te wachten.

  • Honoré de Balzac: Père Goriot / Vader Goriot (1834)
    Prachtig, meeslepend, en ik werd er niet blij van. Briljant vertaald (lijkt me). Lees Balzac vanuit Shakespeare (karaktertekening, inzicht in menselijk gedrag) en Proust (zie boven).

  • Honoré de Balzac: Sarrasine (1830)
    Al even briljant vertaald.

  • Willy Roggeman: Betoverende katastrofe (2008)
    Prachtig uitgegeven door het balanseer. Samen met de kleine poëziebundel Cadenas – met gedichten die helaas balanceren op de grens van het cliché (of eroverheen gaan) – het sluitsluk van het oeuvre van Roggeman. Autobiografisch, wat voor mij het leesavontuur van dit boek overeind houdt is mijn interesse in de figuur Roggeman, met zijn overweldigende en hyperintellectuele productie in de sixties en seventies, en de jazz. Hoe kan dat? Met ook een fulltime baan, een vrouw en zoon, en een open hart operatie. Het biografisch raadsel wordt deels ontrafeld in deze aantekeningen waarover Roggeman zelf schrijft: “Ik zal ze allicht niet herlezen. Zij zijn doodgewoon. Iedereen is in staat tot het schrijven van een kroniek over het alledaags absurde. Dit is hooguit de kroniek van een polychroom eremiet over een betoverende katastrofe.” Point taken, nog steeds jaloersmakend dat iemand zo’n boek blijkbaar zomaar uit de mouw schudt, maar ook, hoe langer ik er over nadenk hoe ontluisterender vind ik het ook. Hyperpersoonlijk dit boek op het fysieke vlak, – de aftakeling van zijn moeder, de verlamming van zijn vader, zijn eigen hartproblemen – maar Roggeman schrijft nauwelijks over de vrouw met wie hij is getrouwd, niets over zijn zoon, en opvallend: geen enkel woord over de vele boeken die hij heeft geschreven. Dat valt allemaal te verklaren en je hoeft er niets achter te zoeken, en je hoeft het niet te vertalen naar de persoon die Roggeman is – maar toch… Ik weet het niet. Ik werd er in ieder geval niet opgewekter van, en ik ben meer gaan twijfelen aan de waarde van Roggemans literaire werk, en zelfs aan die van zijn geschriften over jazz, zullen die altijd tot het beste blijven dat er over jazz is geschreven. Het kan ook aan mij liggen, aan wat ik in Roggeman projecteer en wat ik in hem benijd. Uiteindelijk is een deel van mijn interesse in Roggeman (als schrijver) geënt op het verband tussen leven en werk. Enzovoort, undsoweiter. Kan iemand anders, met meer tijd, een mooi stuk schrijven over Roggeman? Terugkijkend vanuit het nu?

  • Jonathan Franzen: Freedom (2010)
    Losse gedachten. 0. Moest ik wel lezen. 1. Ik volg de Amerikaanse literatuur nog altijd. 2. DFW had groot respect voor het werk van Franzen. 3. Ik had wel zin in een familieroman. De eerste 24 pagina’s zijn adembenemend. De 100 daarna las ik met nog steeds half ingehouden adem. Rond pagina 150 kreeg ik zin om sneller te lezen, of maar ‘ns een halve of hele pagina over te slaan. Ik pakte Infinite Jest erbij, een boek waar je al lezend soms niet weet of je geniet, of je verveelt en je voor niets aan het afmatten bent, maar waar ik geen zin van had willen missen, en werd getroffen door de enorme kloof die er gaapt tussen Franzen’s opvatting van de roman en die van DFW. (Tragisch? De compassie en het gezonde familieleven – hoe dysfunctioneel ook – dat Franzen viert, is wat DFW dacht te missen (of iets van die aard toch), maar ik denk dat DFW in IJ nog dieper peilt, in al zijn driekeergespiegledezelfrelectie en drie keer omgekeerde ironie dan Franzen in Freedom en mogelijk is Franzen het daar mee eens, dat weet ik niet). Halverwege verloor ik mijn interesse, en begon in Toergenjev’s Vaders en zonen. Beviel me beter. Las ook door in Freedom, want wel een goed boek, en benieuwd toch, en die eerste pagina’s waren subliem, maar ik las wel steeds sneller, het plot doorploegend, dezelfde inzichten die al voorbijkwamen nog eens herkauwend, op naar het einde dat, jawel, een ode is aan de liefde en de familie, hoe dysfunctioneel en problematisch ook. Het verdient een essay om uit te leggen waarom dit “natuurlijk” een belangrijke roman is, en waarom deze roman – en de romanopvatting van Franzen – helemaal keurig en netjes en invoelend en menselijk – ik verlies de controle over de zinnen -, een viering van het f-cking burgerlijk gezin, ik bedoel de weldenkende democratie in de kleinstad, o, en het belang van goede buren zijn, een gemeenschap, hoe mensen elkaar tot betere mensen maken en fouten maken maar die kunnen hersteld worden al gaan de wonden niet over en blijven de oude verhoudingen eigenlijk nog bestaan enzovoorts enzovoorts. Ik vond The Corrections ook al ‘saai’. Ik vond de essays van Franzen ook al zo netjes en uiteindelijk schokkend conservatief en ‘boring’. Maar dit zijn niet de redenen waarom ik van literatuur houd. Het is niet wat ik zoek als ik lees. Het is bevestigend, het geeft diep gevoelde en invoelende inkijkjes op het hedendaagse bestaan, het is gebaseerd op herkenning en identificatie. Word ik al lezer wel op scherp gesteld? Als lezer denk ik aan het einde alleen maar: ik kan dit geen slechte roman vinden, maar het is wel een beetje te veel soap op den duur en een beetje sentimenteel ook. Het werkt, natuurlijk. Ik heb het uitgelezen. Het is doorvoeld. Het is in die zin best indrukwekkend. Maar ik heb liever de mislukkingen en de failures van DFW en Vollmann, liever dan een hedendaage, perfecte “Tolstojaanse” roman als Freedom, hoe goed Freedom ook inzicht geeft in 20 jaar leven in de V.S. Het is een goede roman, het is niet wat literatuur nu kan doen, het is zeker geen voorbeeld voor wat literatuur nu zou moeten zijn. Nog een poging: ook al draait Against the Day nergens op uit, (is dat echt zo?), heb ik geen moment het gevoel gehad dat ik mijn tijd zat te verdoen. (Het lezen van Freedom daarentegen was wel ‘het doden van de tijd”). Nog een poging. Elf van Daniel Rovers trof mij dieper dan Freedom, ook al zit Freedom vol met o zo menselijke inzichten in de inter- innermenselijke relaties. Sorry for rambling. Maar wat is mijn verweer als straks vrienden enthousiast opgeven over Freedom en ik het weer eens ‘niks’ vind. Zoiets dus. Iets in deze richting. Of lees deze recensies: James Lever in LBR en Christophe van Gerrewey in De Reaktor.

  • Geert de Vriese: Hoe Lucien van Impe de ronde won (2010)
    Kijk, dat is lezen ter ontspanning. Het verhaal van de Tour van 1976. Leuk. (Tegelijkertijd keek ik de etappe naar Pyrenees 2000, die waarin Raymond Delisle het geel pakt). De vraag is alleen waarom dit boek? Het is vooral veel uitgebreider dan Merci Freddy, Merci Lucien uit 1977 – het eerste boek dat ik over wielrennen las (ik was 11) – maar het voegt weinig nieuws toe. Okee, het is een goed boek over een stukje wielergeschiedenis en zeker goed besteed aan wie Merci Freddy, Merci Lucien niet heeft gelezen.

  • Ivan Toergenjev: Vaders en zonen (1862)
    Klassieker. Ooit half gelezen. Van alle grote Russische romanschrijvers ligt Toergenjev mij nog het minst slecht. Wilde een 19e-eeuwse familieroman lezen om mijn oordeel over Freedom te scherpen. Goede portretten en ook hier een best sentimentele plot.

  • Marc Reugebrink: Menens (2010)
    Recensie hier: http://www.dereactor.org/home/detail/de_patstelling_voorbij/ – al lees ik het boek meer zoals Remco Ekkers dat deed – zie zijn ‘comment’ – dan recensent Frank Keizer, dus meer vanuit het verhaal zoals Reugebrink dat opbouwt, dan vanuit Reugebrink’s elders geformuleerde opvattingen. Intrigerend en overtuigend, en er valt veel meer over te zeggen (waarmee ik wel terecht zou komen bij de kwesties die Keizer opwerpt).

  • Paulo Facchinetti: Het roerige leven van Alfonsina Strada (2004 / 2010)
    Nederlandse vertaling van het boekje over Alfonsini Strada, een van de eerste vrouwelijke wielrentoppers en de enige vrouw die ooit aan een grote ronde voor mannen heeft meegedaan (en uitgereden). Fascinerende wieler- en emancipatiegeschiedenis.

  • Curzio Malaparte: Fausto Coppi & Gino Bartali (1949/2007/2010)
    Tja, ze hadden weer een heel stel boeken over wielrennen aangeschaft bij de OBA. Vandaar. Dit betreft een bundeling van teksten over Coppi & Bartali, gegroepeerd rond de tekst van Malaparte uit 1949 – die overigens nauwelijks langer is dan de andere bijdragen, waaronder een korte van Jean-Bernard Pouy. Leuk.

  • Johann Wolfgang Goethe: Affiniteiten / Die Wahlverwandschaften (2010 / 1808)
    Eén van de vreemdste boeken van Goethe. Lang geleden was Goethe één van mijn favoriete schrijvers, erg lang geleden, eng lang geleden, meer dan 25 jaar geleden. Dat was de Goethe van Faust I en Wilhelm Meisters Lehrjahre. Die Wahlverwandschaften is geen boek om te lezen als je 20 bent. Ik ben er destijds in blijven steken. Ik las de nieuwe Nederlandse vertaling met veel aandacht, en ondanks (of dankzij) de enorme afstand tussen de gewoontes en sentimenten zoals Goethe ze beschrijft, en onze tijd, werd ik ook geroerd. Het boek wordt gekenmerkt door een voor ons vreemde combinatie van ‘sentimentalisme’, protestantisme en behoorlijk autoritaire opvattingen, en is, voor de tweede helft, doordrenkt van de dood, en vermengt een traktaatstijl met levendige beschrijvingen. Juist de vreemdheid van Affiniteiten fascineert.

  • William Shakespeare: A Midsummer Night’s Dream / Midzomernachtsdroom (1594)
    Zo bekend dat je eigenlijk niet eens weet of je het ooit hebt gelezen, of alleen kent uit bewerkingen, citaten, fragmenten. Gelezen in de vertaling van Willy Courteaux, gewoon omdat het een feest is om weer ‘ns iets van Shakespeare te lezen, maar ook omdat Zettel’s Traum intensief verwijst naar A Midsummer Night’s Dream – de droom van ‘Bottom’ (Duits: Zettel, Nederlands: Spoel), met z’n ezelskop. Het gaat over literatuur, over toneel, en zit vol woordgrapjes. ZT = Een midzomernachtsdroom. (Van de Nederlandse vertalingen lees ik het liefst die van Courteaux, op mij komen ze vrij neutraal over en dat bevalt me. De Engelse tekst heb ik steeds bij de hand).

  • Lászlo Moholy-Nagy: De kunst van het licht (2010)
    Catalogus van de tentoonstelling die in 2001 in het GEM te zien is. Geen ‘lit’, maar omdat ik alle essays las…

  • Maarten Ducrot: Wie de trui past, trekke hem aan (2010)
    Nog een nieuw boek over wielrennen. Ik ben niet zo’n fan van Ducrot-de-televisiecommentator – hij lijkt altijd een compleet andere koers te zien dan jij – maar wel een fan van Ducrot-de-man-met-uitgesproken-mening. In dit boek komt zijn visie veel beter tot recht dan in zijn commentaar bij de koers. Je komt echt te weten hoe het er aan toe gaat in ‘het wielrennen’, Ducrot beschrijft overtuigend de ‘mores’ van dat wereldje.

  • Han van der Vegt: De zeilen van de aarde (2010).
    Eindelijk gelezen. Mijn favoriete dichter van het moment. Van der Vegt doet iets wat alleen in deze vorm mogelijk is; het zou niet werken als kort verhaal, als traktaat, als artikel, als film. Het werkt alleen in deze ‘idiote’ vorm die niet van deze tijd is, deze semi-archaïsche epische versvorm.

  • Judith Schalansky: Atlas of Remote Islands (2010/2009)
    Gekocht als cadeautje. (De ontvanger weet dat ik ‘t dan eerst zelf lees…). Prachtig boek, vertaald uit het Duits. Schitterende handgetekende kaarten van zeer afgelegen eilanden, korte teksten over wat zich daar heeft afgespeeld en een langere tekst over hoe landkaarten je doen dromen. Had ik ook wel willen schrijven.

  • Jules Verne: 20.000 Mijlen onder zee / Vingt mille lieues sous les mers (1870).
    Als jongen heb ik nooit veel Jules Verne gelezen – dus haal ik dat nu in wanneer ik ‘ns trek heb in een avonturenroman. (Een verlangen dat meestal opkomt na het lezen van Arno Schmidt, nu leidde ZT me naar Poe’s Arthur Gordon Pym en Poe leidde naar Verne). Ik las de oude Nederlandse vertaling die je op Project Gutenberg kunt vinden. Ik las beide delen op mijn tijdelijk tot project-gutenberg-e-reader omgedoopte eee-pc (de kleinste). Dat beviel uitstekend, html-bestand, firefox in full screen mode, kwestie van goed lettertype kiezen en dan hoef je alleen nog om de zoveel seconden op de spatiebalk te tikken. Voor mij dan toch geen Amazon Kindle. Heerlijk, die optimistische weetgierigheid die Verne’s werk uitstraalt. Volstrekt onrealistisch, maar aantrekkelijk. En wij zijn allemaal kapitien Nemo’s achter onze laptops.

  • Alessandro Baricco: De barbaren (2010 / 2006)
    Vanwege de titel – die een cultuur-conservatief betoog doet verwachten – zou ik het nooit lezen. Maar het kwam als cadeautje in de post. En ik bleek het al lezend steeds meer eens te zijn met het beeld van de contemporaine cultuur dat Baricco in deze krantenstukjes uit 2006 schetst. Wij zijn volgens Baricco namelijk zelf (al) de barbaren die met de kieuwen van Google de nieuwe cultuur ademen. (De ‘wij’ tot wie hij zich in het begin van het boek richt. lijkt eerder het soort ingegraven conservatieven te betekenen – gaandeweg verandert dat). Helder en aantrekkelijk (met soms iets te veel herhalingen) opgeschreven in de stijl van een kwaliteitsblog. (Jawel, Baricco gebruikt een blogstijl bij uitstek: een persoonlijke stem, de tijd verstrijkt gaandeweg het betoog, de lezers worden direct aangesproken en de persoonlijke ‘hobbies’ en ervaringen mogen centraal staan). Impliciet: de oproep om iets van de ‘diepgang’ te bewaren in de horizontale cultuur van het surfen. Dat kan. Denk ik. Weet ik. (Hoe? Dat zou ik nou graag willen opschrijven). (En democratie – Baricco komt er niet helemaal uit wat daar (niet) mis mee is – is (volgens mij) niet de dictatuur van de meeste stemmen gelden, democratie is een meerderheid die rekening houdt met de stem van de minderheid. Enzovoorts.) Recensie en samenvatting van Robert Anker bij De Reactor: http://www.dereactor.org/home/detail/de_horizontale_mens/

  • Paul Kimmage: Rough Ride. Behind the Wheel with a Pro Cyclist (2007 / 1990)
    De ‘revised and updated’ uitgave van Kimmage notoire relaas uit 1990. Kimmage, een van de 4 Ierse profs uit de glorieuze jaren tachtig (glorieus voor het Ierse wielrennen: Kelly, Roche & Earley), stopte met wielrennen om journalist te worden en ‘klapte uit de school’, doorbrak de ‘omertà‘, sprak zich openlijk uit over het dopinggebruik en hoe dit systematisch was verankerd in het hele wielrennen. Dat heeft hij geweten. Sindsdien is heel wat meer rottigheid naar boven gekomen. Twintig jaar later is Rough Ride vooral een prachtig klassiek verhaal van een ietwat naieve, eerlijke Ierse wielrenner die het lukt om op het continent prof te worden in een Franse ploeg (RMO) en zelfs de Tour twee keer rijdt. Hij komt terecht in de allerlaatste fase van speedgebruik onder profs. De verhalen zijn treurig, maar hebben inmiddels wat nostalgisch: tweederangs profs die tijdens de wedstrijd een shot speed nemen, of vlak voor een criterium. Kimmage geeft een fascinerende en eerlijke inkijk in het leven van de gemiddelde prof – en dat maakt Rough Ride tot een klassieker. Kimmage is net gestopt als de ‘professionalisering’ doorzet en speed wordt vervangen door EPO, en in de latere stukken die zijn toegevoegd aan de edities van 1998 en 2007, zet Kimmage opnieuw het hele systeem van het wielrennen – waartoe ook de wielerjournalistiek behoort – te kijk. Soms misschien ‘a wee bit’ te drammerig, (gelooft Kimmage werkelijk dat een echte schone sport kan bestaan?) maar hij schroomt niet om ook kritiek op zichzelf te leveren. (Ik was ziek terwijl ik ‘t las, en keek tegelijkertijd wielrenvideo’s uit de jaren tachtig.)

  • Not finished (yet), abandoned (temporarily), partial re-reads
    Marcel Proust: Een liefde van Swann, re-read the first half; James Joyce: Ulysses, re-read the Scylla & Charybdis-chapter; Haldor Laxness: Onafhankelijke mensen, very impressive, have to read all of it at a later stage, couldn’t handle the forcefulness, bleakness and Icelandic-ness of this novel now; Neil Gaiman: Alles is Breekbaar, Dutch translation of 31 stories, read about 5 or 6, excellent reading enjoyment – but I wonder is there really nothing more to it than pure reading enjoyment? enjoying Gaiman’s flights of fancy?; A.G. Porta: Alias Braudel, started, on account of the fact that Porta was friends with Bolaño, it might be perfect, pure literature, I found it, well, to be honest, quite boring, abandoned; H.C. ten Berge: Voorbeeldige vertellingen, a re-issue and revision of his translations of the myths of the Nordic peoples, plus some essays, read parts; Louis-Paul Boon, Vergeten Straat, as #3 of the ‘Verzameld Werk’ (I have to consider buying all of those…), read the long afterword and re-read a few bits; believe it or not, this is the novel that initiated my love for Boon a few years ago; Mark Z. Danielewski: Omwentelingen, I turned around in the Dutch translation of Only Revolutions for a while, read the original in 2006 or 2007 and this was a happy return to it, that did not bring any new insights, but it’s really nicely done, as a book; essays van en voor Kees Fens die vooral tonen hoe zeer de literatuur is veranderd; Jos Joosten’s Misbaar bijna helemaal; NY 4, complete, finally took a subscription and ordered the back issues; the beginning of Charles Brocken Brown’s Arthur Merwyn, and the first 100 pages of Wieland – why I always abandon his books after a while is worth a short article; some Robberechts and Boon; short bits of Piet Meeuse; going through Willem van den Berg & Piet Couttenier’s Alles is taal geworden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1800-1900; and reading Musil Der Mann ohne Eigenschaften, in de Nederlandse vertaling ditmaal, derde serieuze poging om het helemaal te lezen, strandt op pagina 400, ik lees nog hier en daar wat verderop in het boek, en de laatste paar afgemaakte hoofdstukken en neem me voor hier daarbij te laten, Musil is niet mijn schrijver; Arno Schmidt, Sitara und der Weg dorthin, ik wil alles van Schmidt lezen, maar 300 pagina’s vrolijk-vulgair-Freudiaanse analyse van het werk van Karl May?; het meeste uit 5 nummers nY; wat Gadda (de oude vertaling De ervaring van het verdriet, naast de nieuwe in de nY); wat Ideeën van Multatuli; Jacq Vogelaar, Je zit niet alleen in je vel, die moet ik echt nog helemaal lezen, later, nu ben ik niet zo ‘into meneertjes’; Arno Schmidt: Wieland oder die Prosaformen herlezen, leuk Funk=Essay; Robin Lane Fox The Unauthorized Version: Truth and Fiction in the Bible, grotendeels – Steven Moore’s geschiedenis van de roman lezend merkte ik bij mezelf een grote interesse op bij het hoofdstuk over ‘the ancient Hebrew novel’, Fox’ boek stond op de plank in de bibliotheek; some Pessoa, Michaux, Musil (Tagebücher) and Valery – browsing someone else’s library; episode 14 & 15 of Ulysses, wow; almost all of Henk van der Waal’s and Erik Lindner’s De kunst van het dichten, essays on poetry and interviews with poets (good, interesting, best essay on new media & poetry that I read in a long time, and in the case of Henk van der Waal’s essays an interesting and serious philosophical take on poetry, that nevertheless comes out a bit too obvious for my taste, but that’s because his sources are well known for me); Gustaaf Peek: Dover, goed onderwerp, knapte af op de korte zinnen; Geerten Meijsing: Stucwerk, wel erg gelegenheidsstukken, dacht dat ik het niet had gelezen, overbodig; William S. Burroughs, Western Lands, some 40 pages, for Burroughs narrative voice; Stefan Hertmans: Het verborgen weefsel, nee, Hertmans heb ik hoog zitten, maar dit vind ik door de gekozen stijl niet te harden, sorry; Walter Kappacher: Der Fliegenpalast, nee, ook niet; Thomas Claus: Lucas Somath, auw; Joris van den Bergh: Te midden der kampioenen, deels herlezen, de klassieker over baansprinter Piet Moeskops; David Byrne: Alles of de fiets, beetje saai, gekeuvel over kunst, en stadsontwikkeling vanaf de fiets, waarschijnlijk leuker als blog dan als boek; read through most of Marguerite Yourcenar’s book long essay Mishima. Het visioen van de leegte (1980), guess I picked it from the library shelf through the combination of reading Vollmann on Mishima and reading Yourcenar’s Dierbare nagedachtenis (still to finish), precise, old-fashioned and in this case that’s not 100% a compliment; also leafed through the 1966 Jef Last translation of Mishima’s Vijf moderne noh spelen, another Mishima-book I will never read; Anthony Powell: The Acceptance World (1955), first two chapters, long ago I read the first two books of A Dance to the Music of Time, a British Proust-light, with enjoyment, started this one, liked it, then lost interest; most of nY No. 6, with stunning prose by Hermann Broch, Dietmar Dath, poetry by Han van der Vegt and more spec-fic; most of Wie is U?, uitgave van xs4all, (good initiative) with essays about privacy by Karin Spaink and Dirk van Weelden; zomaar een pagina of 50 uit Hegels Vorlesungen über die Philosophie der Geschichte; het begin van Woudman, roman van Rene Huigen, goed met taal, maar het kan me niet boeien; stukken uit Gottfried van Strassburgs Tristan und Isolde, uit de Engelse vertaling die ik al jaren in de kast heb staan en de Nederlandse (van de bibliotheek geleend); bijna helemaal gelezen – paar hoofdstukken overgeslagen wegens ‘wat al te veel’: Walter Mehring’s De verloren bibliotheek, had werkelijk nog nooit van ‘m gehoord, scherpe pen, antigif voor als je de literatuur te serieus dreigt te nemen, maar er toch geen afscheid van wil nemen, een satirisch getint onderzoek naar wat de ‘negentiende eeuwse’ bibliotheek voor de 20ste eeuwse cultuur betekent; flink gegrasduind in alle afleveringen van Merlyn (online bij DBNL), vooral de essays van Oversteegen, benieuwd naar het verschil tussen toen en nu, qua waardering van literatuur; bijna alles van Zinnig eigenzinnig, autobiografische teksten van Herman Hesse, uit de bibliotheek van mijn vader; 40 of 50 pagina’s van Heimito von Doderer’s De Strudlhoftrappen, blijkbaar is het Oostenrijks literair modernisme niet aan mij besteed, verloor elke interesse; een stuk uit Vestdijks Ierse nachten, 50 pagina’s Emile Zola (De misstap van pastoor Mouret), de helft van Istvan Bejczy’s Kennismaking met de Nederlandlandse geschiedenis, because my father in law kept asking questions about William of Orange and Dutch history that I could not answer, Machiavelli’s Belfagor (helemaal, maar het is deel van een grotere bundel teksten); William Faulkner: The Unvanquished, een stukje, waarom heb ik zo’n probleem om Faulkner te lezen?; Jan Tettero: De lieveling van de zee, erg goed, maar nu geen zin in zulke energieke scheld- en klaagkannonades; Aarsbergen & Nijssen: De grootste kampioenen, hmm, bleek ik al gelezen te hebben; Hermann Hesse: Klingsor’s laatste zomer, mooi maar toch echt over de grens van het (neo)romantische clichee; Miroslav Krleža: De Glembays, dat is nou een boek waar ik helemaal niks van begrijp, ik zie noch hoor iets terwijl ik lees, en kan ‘er’ niets van volgen, geen personage krijgt contour, maar misschien is dat het idee? Tymen Trolsky: Karl Marx Universiteit, bepaald niet slecht, misschien geen ‘grote’ literatuur, maar zeer adequaat voor wat het is en meer dan dat wat betreft de schets van de periode 68-69 – lijkt me; stukjes Petrarca (Liedboek) en Horatius (Satiren); Clémens Pansaers’ Lof van de luiheid; Piet Meeuwse’s verzamelboek Wind; wat wielerverhalen uit de bundel Ciclissimo; erg snel door de ‘graphic novel’ Logicomix over Bertrand Russell, aardig, maar de nadruk op de link logica – genie – waanzin maakt het nogal banaal; Joop Holthausen: Fedor, schitterende foto’s, fascinerende onderwerp (de wielrenner Fedor den Hertog), de tekst net niet gefocust of helder genoeg om als tekst te boeien; verhalen van F. Springer, niet ‘mijn ding’ ook al schrijft hij over Nieuw Guinea; grootste deel van Rogier Schumacher’s Neo-avant-garde in Nederland. Museumjournaal als forum van een nieuw kunstbegrip; Günther Grass: De box, zijn stijl van ‘fabulieren’ ligt me niet; Reif Larsen: The Selected Works of T.S. Spivet, ziet er prachtig fake ‘retro’ uit, maar was me net te saai qua verteltrant; De Tour in Holland, schitterende foto’s, verder een gelegenheidsuitgave; wat Nabokov, nu Let op de harlekijns, het boeit me 30 pagina’s lang, dan begint de virtuositeit me te vervelen; wat Arno Schmidt, Stifter, Poe, Stendhal; mis vervolgens wat leesvoer, drie weken deze pagina niet bijgewerkt, poh, Sennett The Craftsman, nog wat wielrenspul, de Ny, Lefebvre’s Rhythmanalysis (eindelijk), heel veel pdfs en essays en nog wel meer dat ik vergeet; dan het meeste uit Buruma & Margalits Occidentalism, drie hoofdstukken uit Michon’s Rimbaud.
| January 10, 2010 | 13:17 | Comments Off on • Read matter 2010 (lit) |

0 Comments

RSS for comments on this post.

sorry, the comment form is closed at this time.

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.5 License. | Arie Altena