Radio 2.0

Below are the quotes that I used in the 15 minutes-sketch of my dream of radio [2.0], yesterday at the Balie, at the Coolmediahottalk-show: http://www.coolmediahottalk.net/. I spoke about a few things more, but I guess/hope these ‘quotes’ conjure up my dream somehow.

Btw: it was a really nice event, not a large crowd, but a very good crowd, with an extensive knowledge of, well, alternative radio. Adam Hyde presented before me – talking about his idea of radio and his radio projects. Thanks to him and thanks to the issues and ideas raised by the public (a.o. Josephine Bosma, Federico Bonelli, Jaromil, Jo van der Spek, Eric Kluitenberg, Radio Patapoe and a radiomaker from Rotterdam) the night managed to give an overview of what makes ‘us’ dream about radio, do radio, why radio is still relevant, how radio is transforming and transforms (technically and culturally), why radio can be so exciting.

My talk was personal – but in the answering of questions and the discussion there was a chance to also adress political/cultural issues.

My quotes:

“Whyfor had they (…) donated him, (…) their tolvtubular high fidelity daildialler, as modern as tomorrow afternoon and in appearance up to the minute, (…) equipped with supershielded umbrella antennas for distance getting and connected by the magnetic links of a Bellini-Tosti coupling system with a vitaltone speaker, capable of capturing skybuddies, harbour craft emittences, key clickings, vaticum cleaners, due to woman formed mobile or man made static and bawling the whowle hamshack and wobble down in an eliminium sounds pound so as to serve him up a melegoturny marygoraumd, eclectrically filtered for allirish earths and ohmes.”

“This harmonic condenser enginium (the Mole) they caused to be worked from a magazine battery (called the Mimmim Bimbim patent number 1132, Thorpetersen and Synds, Jomsborg, Selverbergen) which was tuned up by twintriodic singulvalvulous pipelines (lackslipping along as if their liffing deepunded on it) with a howdrocephalous enlargement, a gain control of circumcentric megacycles, ranging from the antidulibnium onto the serostaatarean.”

James Joyce, Finnegans Wake, 1939, 309.11-310.21

John Cage, Imaginary Landscape #4, (for 12 radio’s, 24 performers & 1 conductor), 1951

“wat was dat alweer, een radio, een nieuw wonder van de wetenschappelijke god – en zij vertelden haar, dat het eigenlijk aethergolven waren, een kunstmatig oor dat de wereld kon beluisteren (en ge moest de kleine louis boone zien, hoe hij de knop omdraaide, en wachtte tot de stroom was doorgekomen … hier radio brussel, ici radio paris, norddeutscher rundfunk … en gelijk hij dat alles opschreef, voelde hij zich gewichtig, maar liet het zich niet blijken: hij was een snotneuske, hij dacht dat de wereld nu aan zijn gat hing”

Louis Paul Boon, Zomer te Ter-Muren, ed. 1966, p. 320

“By tuning a radio, you control the amount of wind in your house and, to a lesser degree, the language spoken there. You dial in the wind and regulate which rooms it will enter; how hard it will blow, and the form it will take: shouting, singing, silence, breath, whispering, aroma.”

“Different radio stations collect different kinds of wind, then break it up and slow it down until it sounds like a song or a man talking.”

Ben Marcus, “The Least You Need to Know About Radio”, in Parkett 61, 2001, p.162.

John Cage, Roaratorio, 1979 [____,____ ____ circus on ____]

“The mixture is not a specialized genre dished up for a small group of fans. It is an expedition to the innermost recesses of radio. The penchant for mixing represents the transition from alternative media, which still try to fill a lacuna in the existing supply, to sovereign media, which have detached themselves from the potential listening audience. They do not see themselves as part of bourgeois (anti-)openness or the smorgasbord of media choices, which at most they observe from outside. Things broadcast by others are merely potential ingredients. News is one archive among many. Sovereign media are fallout from the “emancipation of the media”, and abandon the communication model.”

Geert Lovink, “The Theory of Mixing”, Mediamatic, 6#4, summer 1992.

en,quotations,research,ubiscribe | May 3, 2007 | 17:38 | Comments Off on Radio 2.0 |

Dirk van Weelden: Tempo

“Vanaf de dag dat ik ging lezen en studeren, naar de training en de loopschool op de atletiekclub ging en uitprobeerde wat ik had gehoord en gelezen, werd hardlopen een kunst. Een kunst in de oude zin van het woord, namelijk als praktijk om te leren, te ontdekken, om vermaak en ontroering te bewerkstelligen. Belangrijk aan het woord ‘praktijk’ is dat het aandeel van zintuigen, emoties, kennis, sociale ervaring, verwondering en handelen gelijkwaardig is.”

Dirk van Weelden, Tempo, Augustus, Amsterdam, 2007, p. 73-74.

Looptijd was de ultieme roman over hardlopen (vergelijkbaar met wat De Renner voor het wielrennen deed). Tempo is voorbeeldige filosofie. Eigenlijk zou dit boekje in de boekhandel op de filosofieplank moeten staan (maar juist dan zul je misleid worden en het verslijten voor een modieuze gril van een uitgeefconcern), je moet het zoeken in de sporthoek.

Waarom voorbeeldig? Omdat het boekje geen moment over iets anders gaat dan over hardlopen. Omdat het in heldere zinnen beschrijft wat hardlopen is – in alle dimensies, en hoe het fysiologische, het-goede-gevoel-oproepen, de cultuur, en de geschiedenis niet te scheiden zijn in de beleving van het hardlopen. Geen moment neemt Van Weelden hardlopen als metafoor voor iets anders. Het is nooit meer dan gewoon hardlopen, een stukje rennen – maar dat stukje rennen heeft wel gevolgen, het vormt. Van Weeldens uitleg van het genieten van het hardlopen, raakt aan wat het leven is, en wat het leven de moeite waard maakt om te leven, aan het geheim van een goed humeur.

Kijk, nu maak ik er bijna pseudo-filosofie van. Van Weelden schrijft ‘gewoon’ (… en dat is niet zo makkelijk) over verschillende theorieën van het lopen (de elastische methode en de beheerste val), over Prefontaine en Zatopek, over hoe hijzelf is begonnen met lopen. Er zijn ook nog twee mooie stijloefeningen, en wat korte stukjes die waarschijnlijk ook voor een gelegendheid geschreven zijn. Er spreekt een tomeloos enthousiasme uit.

Het zijn allemaal bouwsteentjes in zijn ‘oeuvre’ dat gaat over enthousiasme en de tegenwoordigheid van geest. Het is een filosofie waarvan ik ‘goeie zin’ krijg. Het is heel precieze filosofie – uit elke zin spreekt liefde voor het weten, voor het onderzoeken, het willen weten, liefde, voor mijn part, voor het opdoen van wijsheid.

Tempo is onvergelijkbaar met twee andere ‘filosofische’ boekjes over sport die ik vorig jaar las. Waarschijnlijk was het bestaan van beide boeken aan mij voorbijgegaan, ware het niet dat ze verschenen op de plank ‘wielrennen’ in de openbare bibliotheek. Het gaat om Peter Sminks De cultus van het lijden, een oefening in duursport, en Wielrennen van de Belgische filosoof Marc van den Bossche. Beide leuk om te lezen, vol herkenbare gedachten, ideeën en anekdotes – althans voor deze lezer die zelf fietst. Maar het boek van Smink (die, zo leid ik af uit z’n boek bij De Trappist fietste) gaat veel minder over fietsen en wielrennen dan over zijn eigen ontwikkeling en zijn nogal moeizame receptie van Walter Benjamin. En al lezende betrapte ik me op de gedachte dat ik daar niet op zat te wachten. Liever lees ik dan een goed essay over Benjamin, zonder de fietsanekdotes. Liever lees ik het een verslag van een fietstocht, zonder persoonlijke, theoretische uitweidingen. Omdat Benjamin en duursport alleen samenkomen in de persoon Smink wordt het noch een goed boek over duursport, noch een goed essay over Benjamin. ‘Vlees noch vis’, ‘het komt niet uit de verf’, denk je dan. Jammer, want Smink kan best schrijven. Over het boek van Marc van den Bossche was ik ook niet heel enthousiast. Het zegt een filosofie van het wielrennen te zijn, en dat is zo’n beetje nummer één in mijn lijst ‘favoriete onderwerpen’. (Dan wordt het lastig om de verwachting in te lossen…) Maar Van den Bossche heeft geen filosofie van het wielrennen geschreven, hij projecteert filosofie op het wielrennen. Precies het omgekeerde van de methode van Dirk van Weelden. Van den Bossche is een academisch filosoof die nu eens een boek geschreven heeft over zijn hobby. Natuurlijk ook hier herkenbaarheid, bekende anekdotes, en dan doorspekt met wat ik maar “Plato, Kant en Hegel” noem. Ik kreeg sterk de indruk dat wat Van de Bossche wil meedelen over wielrennen, duursport en zijn eigen verhouding daarmee, zonder die “professionele academische filosofie” kan. Maar het is nou eenmaal zijn vak. Andersom vermoed ik dat zijn filosofische punten ook gemaakt kunnen worden zonder het wielrenverhaal. Ook hier is het de persoon die beide aspecten samenbindt, maar dat niet ontstijgt. Het levert geen nieuwe filosofische inzichten op, en geen nieuwe inzichten in het wielrennen… Natuurlijk ben ik jaloers op Van den Bossche – kon ik maar een filosofie van het wielrennen schrijven! En natuurlijk is het best een goed boek, waarover ik eigenlijk een leuk stukje zou moeten schrijven. (Wie van wielrennen en lezen houdt, die leze dit boek!) Mijn matige enthousiasme komt vooral voort uit een vergelijking met Van Weelden. (En een vergelijking met Benjo Maso’s onovertroffen werk). En goed beschouwd zijn al die andere boeken over wielrennen die ik verslind, veel minder – de biogafieën en plaatjesboeken – maar dat betreft een andere categorie, een ander genre met een ander verwachtingspatroon.

Ik noem de boeken van Smink en Van den Bossche om duidelijk te maken waarom ik Van Weeldens aanpak voorbeelding vind. Van Weelden onderzoekt, ontdekt, staat open voor het nieuwe, beschrijft zijn onderwerp zo goed mogelijk. Hij projecteert geen filosofie op het hardlopen, en schrijft evenmin over het hardlopen als metafoor voor een persoonlijk zoektocht. Natuurlijk ook hier komt het samen in de persoon Van Weelden, maar door zijn observerende, onderzoekende en ontdekkende houding overstijgt hij ook altijd het persoonlijke perspectief. Hij schrijft “gewoon” over alle dimensies van het hardlopen. Zo bedrijf je filosofie.

Postscript
Ik ben te negatief over Smink – want ondertussen bevat zijn boek ook het definitieve essay over De Renner, een essay dat geschreven moest worden.

nl,quotations,reading matter,writing | April 29, 2007 | 17:56 | Comments Off on Dirk van Weelden: Tempo |

Against the Day p. 577

“Political space has its neutral ground. But does Time? is there such thing as the neutral hour? one that goes neither forward nor back? is that too much to hope?” (ATD, p. 577)

en,pynchon,quotations | February 10, 2007 | 18:16 | Comments Off on Against the Day p. 577 |

Against the Day p. 457ff

“But the mechanics understood each other. At the end of the summer, it would be these hardheaded tinkers with their lopsided-healed fractures, scars, and singed-off eyebrows, chronically short-tempered before Creation’s irreducible cussedness, who’d come out of these time-traveler’s clambakes with any practical kind of momentum, and when the professors had all gone back to their bookshelves and protégés and intriguings after this or that Latinate token of prestige, it’d be the engineers who’d figure out how to keep in touch, what telegraphers and motor expressmen to trust, not to mention sheriffs who wouldn’t ask too many questions, Italian firework artists who’d come in and cover for them when the townsfolk grew suspicious of night horizons, where to find the discontinued part, the exotic ore, the local utility somewhere on Earth able to generate them current with the exact phase or frequency or sometimes simple purity that would meet their increasingly inscrutable needs.” (ATD, p. 457/8)

[Roswell & Merle in front of a blackboard full of mathematical equations]

“Way I figure, all’s we need to do’s translate this here into hardware, then solder it all up, and we’re in business.”
“Or in trouble”
“By the way, who’s the practical one here and who’s the crazy dreamer, again? I keep forgetting.” (ATD 459)

en,pynchon,quotations,reading matter | January 28, 2007 | 14:05 | Comments Off on Against the Day p. 457ff |

Against the Day p. 250

“So”, the professor has gone on to explain, “if one acccepts the idea that maps begin as dreams, pass through a finite life in the world, and resume as dreams again, we may say that these paramorphoscopes of Icelandic spar, which cannot exist in great numbers if at all, reveal the architecture of dream, of all that escapes the net-work of ordinary latitude and longitude.” (ATD p. 250).

en,pynchon,quotations,reading matter | December 16, 2006 | 16:48 | comments (1) |

Against the Day p. 242

“Wernfer, damn him, keen-witted but unheimlich, is obsessed with railway lines, history emerges from geography of course, but for him the primary geography of the planet is the rails, obeying their own necessity, interconnections, places chosen and bypassed, centers and radiations therefrom, grades possible and impossible, how linked by canals, crossed by tunnels and bridges either in place or someday to be, capital made material – and flows of power as well, expressed for example in massive troop movements, now and in futurity – he styles himself the prophet of Eisenbahntüchtigkei, or railworthiness, each and every accomodation to the matrix of meaningful points, each taken as a coefficient in the planet’s unwritten equation…” (ATD p. 242)

For more on this see for instance Matterarts The Invention of Communication

en,pynchon,quotations,reading matter | December 16, 2006 | 16:47 | Comments Off on Against the Day p. 242 |

Against the Day p. 223

“As if innocence were some sort of humorous disease , transmitted, in a stage farce, from one character to another, Lew soon found himself wondering if he had it, and if so who he’d caught it from. Not to mention how sick exactly it might be making him. The other way to ask the question being, who in this was playing him for a fish, and how deep was their game? If it was the T.W.I.T. itself using him for motives even more “occult” the they’d pretended to let him in on, then this was serious manure pile, and he’d best find a way out of it, soon as he could.” (ATD p. 223)

Hmmm, remember Slothrop, paranoia & anti-paranoia in GR…?

en,pynchon,quotations,reading matter | December 16, 2006 | 16:44 | Comments Off on Against the Day p. 223 |

Against the Day, p. 147-148

“Suppose it were happen to us, in the civilized world. If ‘another form of life’ decided to use humans for similar purposes, and being out on a mission of comparable desperation, as its own resources dwindled, we human beasts would likewise simply be slaughtered one by one, and those still alive obliged to, in some sense, eat their flesh.”
(…)
“Sir, that is disgusting.”
“Not literally then … but we do use another, often mortally, with the same disablement of feeling, of conscience … each of us knowing that at some point it will be our own turn. Nowhere to run but into a hostile and lifeless waste.”
“You refer to present world conditions under capitalism and the Trusts.”
“There appears to be little difference. How else could we have come to it?”
“Evolution. Ape evolves to man, well, what’s the next step — human to what? Some compound organism, the American Corporation, for instance, in which even the Supreme Court has recognized legal personhood — a new living species, one that can out-perform most anything an individual can do by himself, no matter how smart or powerful he is.”

en,pynchon,quotations,reading matter | December 10, 2006 | 14:41 | Comments Off on Against the Day, p. 147-148 |

Against the Day p.133

“Another Quest for another damned Magic Crystal. Horsefeathers, I say. Wish I’d known before I signed on. Say, you aren’t one of these sentient Rocksters, are you?”

Mineral consciousness figured even back in that day as a source of jocularity – had they known what was waiting in that category … waiting to move against them, grins would have frozen and chuckles turned to dry-throated coughing.

en,pynchon,quotations,reading matter | December 10, 2006 | 13:16 | Comments Off on Against the Day p.133 |

Against the Day p.79

“But if you look at the history, modern chemistry only starts coming in to replace alchemy around the same time capitalism really gets going. Strange eh? What do you make of that?” Webb nodded agreeably. ” Maybe capitalism decided it didn’t need the old magic anymore.” An emphasis whose contempt was not meant to escape Merle’s attention. “Why bother, had their own magic, doin just fine, thanks, instead of turning lead into gold, they could take poor people’s sweat and turn it into greenbacks, and save that lead for enforcement purposes.” (ATD p.79)

en,pynchon,quotations,reading matter | December 9, 2006 | 13:39 | Comments Off on Against the Day p.79 |
« Previous PageNext Page »
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.5 License. | Arie Altena