Ongerijmd succes
Ook ik heb inmiddels Ongerijmd succes van Thomas Vaessens gelezen (http://www.vantilt.nl/nieuws/00102/) — en meteen daarna de eerste twee hoofdstukken van Joostens & Vaessens boek over postmoderne poëzie. Een rondje weblogs en kranten leert dat er inmiddels het nodige aan recensies is verschenen (Ohlsen bij De Contrabas, ‘t Hart in De Groene, Gerbrandy in De Volkskrant) of nog gaat verschijnen (Reugebrink in Yang). Ik heb daar weinig aan toe te voegen, ook al omdat ik me niet geroepen voel om me te mengen in de discussies tussen dichters.
http://decontrabas.typepad.com/dekleinezaal/2006/06/van_de_jeugd_en.html
http://decontrabas.typepad.com/de_contrabas/2006/06/thomas_vaessens.html
http://decontrabas.typepad.com/de_contrabas/2006/06/ongerijmd_succe_2.html
http://reugebrink.skynetblogs.be/?number=1&unit=days&date=20060615#3435339
(Tja, de Groene-recensie en de Volkskrant-recensie zijn weer niet online toegankelijk. Al 4 jaar geleden werden, binnen de wetenschap, wetenschappelijke artikelen die online stonden 4.5x zo vaak geciteerd als wetenschappelijke artikelen die niet online beschikbaar waren).
Of nee, ik heb 1 ding te zeggen over Ongerijmd succes — iets dat mijn inziens aan de waarde van dit boek raakt, en dat ik tot nu toe nog niet in de recensies voorbij heb zien komen. Wat ik fascinerend vind aan Ongerijmd succes is dat Vaessens begint om op basis van een vrij klassiek opvatting van literatuurgeschiedenis licht te werpen op de ontwikkelingen in de poëzie van de afgelopen 20 jaar, en zich naarmate hij daar langer mee bezig is, lijkt te realiseren dat achter wat hij opvatte als een ontwikkeling binnen het literaire veld, feitelijk een veel ingrijpender culturele transformatie schuil gaat. Wat literatuurgeschiedenis leek te zijn, wordt mediageschiedenis; of — misschien preciezer — in dit boek zien we het moment waarop het verhaal van de mediageschiedenis gaat primeren boven het verhaal van de literatuurgeschiedenis. Het verhaal dat Vaessens begint te vertellen, is niet langer de geschiedenis van nieuwe poëzie binnen het literaire veld, maar dat van de transformatie van het begrip literatuur. We danken ons begrip literatuur grotendeels aan de opkomst van het drukwerk, en, inderdaad, inmiddels is drukwerk cultureel gezien niet meer het dominante medium. Enzovoorts. (En ja, da’s mijn pakkie-an, of mijn zwarte beest, wat u wil).
Dat betekent niet dat podiumdichters of nieuwe-media-dichters ineens veel betere gedichten schrijven dan drukwerk-dichters. De invloed van een sterke traditie (zeg Kouwenaar – Faverey) verdwijnt niet als sneeuw voor de zon. (Al moet ik hier ook gewoon toegeven dat ik erg graag de poëzie lees van zeg, Bogaert, Van Bastelaere, Faverey, Creeley, Pound — en de poetry slams en voordrachten die ik ooit bezocht best gezellig vond, maar er nooit zo werd geraakt. Ik wil dan (bij een voordracht) een echt goeie performance, zoals Jaap Blonk die kan neerzetten, of, for that matter, — nooit live gezien, alleen gekend van mp3 — Opgezwolle).
Ik dwaal af.
Of twee dingen wil ik zeggen over Vaessens. Wat ik ook nergens vermeld zie, is de handige manier waarop Vaessens zijn artikelen opfleurt met sociologische cijfermateriaal, cartoons en terzijdes. Hij zet een heel arsenaal aan retorische middelen in om zijn boodschap over te brengen (en dat bedoel ik positief). Je ziet hem zo voor de klas staan. Tegelijk vindt je juist in die terzijdes ook de hardere wetenschappelijk argumenten voor zijn beweringen. Het is alsof hij aan de ene kant tegen de wetenschappers zegt: kijk hier, de data en de academische papers; en het publiek dat hij voor zijn verhaal moet winnen, lokt hij met de cartoons en terzijdes.
Of toch nog iets (of omdat ik via Niemöllers Broers aan de jaren ’80 werd herinnerd): de Maximalen krijgen bij Vaessens veel te veel aandacht; maar ja, dat was dan ook de laatste beweging die het lukte om de kranten en weekbladen — die toen nog autoriteit hadden — voor hun karretje te spannen. Goeie PR en ook wel slim om samen te werken met wat schilders. Hun poëzie, daar hoor je toch niet zoveel meer over. (Uitgezonderd Frank Starik en Pieter Boskma). En je zou kunnen zeggen dat de ideeën van Aap Noot Mies — Duinker & Michel — die op hetzelfde moment opereerden, veel meer hun beslag hebben gekregen (of hoe zeg je dat — deel van het poëtisch centrum zijn geworden). Zoals ook de poëticale positie van Marc Reugebrink misschien wel meer navolging heeft gekregen. (Maar daar hoor je weer minder over). Serge van Duynhoven — een van de enige die toch met enig succes de begin jaren negentig de dialoog aanging met de techno en de multimedia — klinkt bij Vaessens achteraf helemaal potsierlijk en als stem uit een voorbije wereld: ‘meer massamedia in de poëzie’. De massamedia zijn voorbij. De massamedia, dat is de oude wereld.
0 Comments
RSS for comments on this post.
sorry, the comment form is closed at this time.