Het plan, dat ik een aantal weken eerder bedacht, was een stuk ambitieuzer. Twee, misschien wel drie weken wilde ik door Duitsland fietsen. Op de klassieke fietskampeermanier: tentje mee, slaapzak, kookspullen. De boel in twee tassen achter aan de bagagedrager. Nog wat spullen in een zadeltas en een tas aan het stuur. Van camping naar camping, iets van beginnen bij het Teutoburgerwald, en dan via het Weserbergland richting Thüringen (in de Harz heb ik al eens gefietst) en dan via de Rhön en de Spessart langzaam oostelijk, via Saarland en de Hunsrück terug. In juni, dan is het nog rustig.
Maar er was nog te veel werk dat af moest. Ik had nauwelijks tijd gevonden om een route uit te zetten – terwijl ik juist dat enorm leuk vind – en ook niet om routes van anderen te verzamelen en op mijn gloednieuwe Garmin te zetten. Het uitzetten van een route is, weet ik van mezelf, toch wel handig. Ten eerste omdat je toch op een bepaald moment een camping wilt aantreffen, het liefst een leuke, rustige. Die zijn niet overal, al helemaal niet wanneer je afwijkt van de routes die voor het fietstoerisme zijn uitgezet (langs de Elbe, langs de Weser, langs de Donau, langs de Main – nee, ik wilde juist niet langs een rivier fietsen, ik wilde door het bos, heuvels over). Ten tweede omdat ik van mezelf weet dat ik in onbekend gebied om de haverklap ga afstappen om alsnog op kaarten (van papier, op fietsknooppuntborden langs de weg, op mn telefoon, en nu ook de Garmin) te kijken of die ene leuke weg, daar rechts of links door het bos, niet toch leuker is. En ook omdat ik weet dat je heel stomme fouten kunt maken als je je neus achterna rijdt, type twintig kilometer onverhard door moeten rijden langs een kanaal of rivier waar geen bruggen overheen gaan, terwijl je toch echt aan de andere kant moet zijn.
Mijn uitrusting en fiets waren in orde, dat had ik wel voor elkaar gekregen. De laatste dingen had ik pas maandag gekocht, en pas gisteren had ik me ervan verzekerd dat bijna alles paste – alleen het opvouwstoeltje (dat leek me nou juist wel eens lekker) was er te veel aan.
Op de bonnefooi dan maar, ook leuk, maar er kleven nadelen aan. De twijfel bleef. Tot op en voorbij het moment van vertrek. De weersvoorspellingen voor de komende dagen waren zeer matig, en de voorspellingen voor daarna beloofden niet veel beter. Westelijke stromingen bleven regenzones over West-Europa sturen, er was nergens aan te ontkomen. Nu kan ik wel tegen wat regen, en voor het fietsen is 15 graden uitstekend, maar het vooruitzicht om dagen achter elkaar (en later op de week onweer) in dat weer te kamperen, met weinig verbetering op komst… Hee, ik wilde op vakantie! Met dank aan het feit dat ik niets had vastgelegd, kon ik blijven twijfelen.
Ik had niet eens beslist of ik eerst een stukje met de trein zou gaan, of dat ik – helemaal klassiek – gewoon bepakt & bezakt bij huis weg zou rijden. Hier besliste op woensdag het weer. Het was koud, 13 graden, zwaar bewolkt, en er stond een fiks harde westenwind. Als ik in Amsterdam zou beginnen, en zou wachten tot na half elf, dan zou ik zeer waarschijnlijk net achter de regenzone aanrijden. Als ik in Twente zou beginnen dan wachtte me een regendag. Dus reed ik om kwart voor elf weg van huis. Waarheen? Richting het westen. Hoe lang? Geen idee. Misschien kamperen in de buurt van Zwolle? Ik wist niet hoe het rijden met bepakking zou gaan, en zo uitgerust was ik niet.
Last-minute knoopte ik nog mn winterjack op de zadeltas. Omdat het toch pastte. Dat bleek een uitstekende beslissing. Een uur later had ik ‘m aangetrokken en dat was wel zo aangenaam.
Met de wind in de rug ging het vanzelf. Rijden met tassen beviel wel, en binnen het uur was ik er helemaal aan gewend, en had het gevoel: ik ben op reis, ik ben op vakantie – ook al reed ik nog op wegen waar ik al zo vaak was geweest. Bij de Knardijk zag ik een busje van Visma Lease-a-bike staan, met drie rensters, klaar voor tijdrittraining. Even later werd ik voorbijgereden door eerst Riejanne Markus, en daarna (denk ik) Nienke Veenhoven en Lieke Nooijen. Het busje toeterde naar me. Toch leuk. Ik was op weg. Het bleef droog – soms dreigde een fikse bui, maar ik wist ze steeds te ontwijken. De oostelijke Flevopolder is saaier dan de wegen die ik rondom Almere ken, maar ik wilde een keer door het Roggebotsbos. Dan over Kampen naar Zwolle. Daar kwam de zon door, en overlegde ik met mezelf. Verder westelijk, en dan of kamperen op camping de Roos (for old times sake), of tot Mariënberg rijden en dan de trein pakken om bij mn moeder in Almelo langs te gaan, of naar Almelo. Het laatste viel af: te ver. Bij de campings bij Ommen besloot ik dat het me te koud was en te somber, en het begon ook juist te regenen. Bovendien, mn moeder zou het leuk zou vinden als ik langskwam. En ik dacht: wel een stunt, 150 kilometer met bagage. Oké, meewind, maar toch.