Conversatie met R., eergisteren.

Een paar weken gelezen keek R. naar een aflevering van SchoolTV over Spinoza. Ze keek ‘m wel twee of drie keer. Spinoza kent ze ook omdat we wel eens langs het standbeeld bij het Waterlooplein rijden. Waarom weet ik niet meer, maar gisteren vroeg ik haar:
‘Weet je nog wie Spinoza was?’

R.: ‘Ja’
Ik: ‘En weet je nog wat Spinoza deed?’
R.: ‘Hij had het heel druk met boeken schrijven. En weet je, hij zei van dat boek dat ik ook heb, hoe heet dat ook alweer?’
Ik: ‘De Bijbel?’
R.: ‘Ja, de Bijbel. Hij zei dat dat allemaal niet waar was, al die verhalen over God, en hij zei dat God niet bestaat. Echt. Dat zei hij.’
Ik: ‘O ja?’
R. ‘Ja, en weet je wat hij zei? Hij zei dat God in alle dingen is. Maar dat is ook niet waar hè.’
Ik: ‘Nou dat weet ik niet. Ik denk dat Spinoza daar wel een beetje gelijk in had.’

Ik was niet verbaasd over het eerste dat ze zei. In de uitzending van SchoolTV zit een sketch waar God op bezoek komt bij Spinoza, en Spinoza zegt: ‘U bestaat niet’. Ik was stomverbaasd over het tweede dat ze zei, of meer, dat ze dat had opgestoken, of had onthouden.