Over Ellington & het geheim van een goed humeur
Niet dat ik nou zo van de jazz uit de jaren twintig en dertig hou. Ik ben meer een man van de freejazz & (free) improv & various avantgardes & experiments (ja, en natuurlijk Coltrane, Dolphy, Parker). Maar de Ellington-bands van eind jaren twintig zijn een godswonder. Ik krijg er bijna vanzelf een goed humeur van (geholpen de afnemende verkoudheid), hoor mezelf na een kwartier meefluiten & voel dat mn lichaam, ongemerkt, lichtjes beweegt op de swing, terwijl ik tik & brows.
De band is tegelijk volledig ‘los’ en ‘super-tight’, zo relaxed dat je je voor kunt stellen dat elke muzikant ieder moment kan wegdutten, en tegelijk rete-strak en compleet ‘daar’, ‘bij de les’. Logisch gezien zou je die Ellington-band een paradox moeten noemen. (Toch, of laat mn nog iets verkouden hoofd me hier in de steek?) Incredible time.
En de solo van Bubber Miley op Creole Love Call (1927) is onbegrijpelijk mooi, ‘makkelijk’, logisch, hij keert de blues soort-van binnenstebuiten. (Ik ben niet voldoende geschoold in muziektheorie e.d. om uit te leggen wat hij doet, maar veronderstel dat er vanuit de harmonieleer een uitstekende verklaring te geven valt voor deze ‘schoonheid’).
0 Comments
RSS for comments on this post.
sorry, the comment form is closed at this time.