• Leesdagboek 2017

Waarom ik deze aantekeningen maak. (Behalve om de lol van het schrijven). Als onderzoek: waarom lees ik wat ik lees, en hoe vormt het me. Welke ‘reis’ onderneem ik? De almaar doorgaande zoektocht naar het proza dat het ritme van mijn leven volgt. Ook: een realistisch overzicht van leesgedrag – de boeken die ik bestluit niet uit te lezen. De boeken die ik verslind. Het verschil tussen mijn intellectuele milieu – geëxemplificeerd door al die pdfs die ik download en aanklik en doorscrol – en mijn werkelijke leesgedrag. Wie ben ik door boeken. Wat is mijn leven door proza en poëzie. Ik mis de boeken om me heen: de boekenkasten die je ziet. (Ik lees meest bibliotheekboeken – al mn hele leven lang).

#

0101 Donna Haraway: Staying with the Trouble

Eén van de belangrijkste boeken die ik in mijn leven heb gelezen. Dit is echt een poging om verder te denken. Dit is de enige uitweg. (En de enige die de wetenschappen serieus neemt). Hoe moeilijk het ook zal zijn.

#

0103–0104 Alfred Jarry: Doctor Faustroll

Mooie uitgave van de nieuwe Nederlandse vertaling door Liesbeth van Nes, met zeer uitgebreid notenapparaat. Ik las het boek jaren geleden al, in een vorige vertaling van Liesbeth van Nes . Nu las ik de inleiding door Matthijs van Boxsel en het nawoord van Pieter de Nijs, en herlas al bladerend één en ander. Hoe ouder ik word des te leuker vind ik de patafysica. Maar het leukste aan deze uitgave zijn de ridicuul uitgebreide noten waardoor je een beeld krijgt van Jarry’s culturele wereld.

#

0104–0105 Alejandro Zambra: Het verborgen leven van bomen

Zo’n korte hedendaagse introspectieve roman die je de eerste 30 pagina’s moeiteloos leest. Dan slaat de twijfel toe, waarom zou je het uitlezen? Weer die intellectuele teruggetrokken schrijver als hoofdpersoon, weer een poëtische en fijngevoelige roman die ook gaat over het schrijven. Het is heel goed, begrijp me niet verkeerd. Na 40 bladzijden skip ik naar het einde en lees dan in omgekeerde volgorde terug naar pagina 40, en vervolgens weer een stukje vooruit. De constructie van deze korte roman bevalt me wel.

#

0106 Benjamin Moser: Clarice Lispector

Al in december in begonnen. Vandaag uitgelezen – wel deels in verkeerde volgorde. Sloeg een middendeel over, maar las dat later alsnog. Niet alles met evenveel aandacht gelezen, en zeker niet de interpretaties van haar werk (dat ik nog wil lezen, en ik lees die liever ‘fris’). Inderdaad fascinerende persoonlijkheid.

(Maar elke poging om een korte roman of verhaal van haar te lezen strandt al op de eerste pagina. Ik probeer het in het Nederlands (columns), Engels, en het Duits. Duits lijkt nog het beste te werken.

#

0108 Daniel Heller-Roazen: De vijand van iedereen

Vertaling van Heller-Roazen’s boek over piraten. Geen geschiedenis van piraterij, geen ideeëngeschiedenis van de figuur van de piraat, maar een rechtsfilosofische verhandeling. Ik las de inleiding – en eigenlijk staat daar alles in – en daarna een hoofdstuk of drie, en hier en daar wat. Genoeg voor mij. Duidelijk geïnspireerd door Agamben (is Heller-Roazen niet een student van hem?), maar niet zo briljant, complex en enigmatisch als het werk van Agamben.

#

0105 Peter Frase: Four Futures

Vier scenario’s voor een toekomst gebaseerd op de dreigingen en mogelijkheden die klimaatverandering en technologische ontwikkeling bieden. Helder, to the point, maar verder ben ik er niet zo enthousiast over. Ik kan het allemaal al dromen, het zijn samenvattingen. Ik heb hier zelf al dieper over nagedacht middels de tientallen artikelen op De Correspondent (en van elders) en alle theorie waarop ook Frase zijn ideeën baseert. Eerlijk gezegd besteed ik niet meer dan 3 kwartier aan dit boekje. Alle scenario’s al zelf zo vaak in mijn hoofd doorgelopen. Soms al jaren geleden.

#

0106 Ernst Jünger: Eumeswil

Eindelijk goed op weg in Eumeswil van Ernst Jünger, in de vrij beroerde Nederlandse vertaling. (Maar ik ken Duits, dus ik lees nu Jünger in een soort Nederlands dat ik goed kan volgen omdat ik het Duits erdoor heen kan zien). Vorig jaar al begonnen. Leest langzaam. Intrigerende analyse en een intrigerend portret van een (foute/onverwantwoordelijke) aristocratische outsiderspositie.

0118

Eindelijk uitgelezen. Het kostte tijd. Ook omdat deze ‘aantekeningen’ niet snel te lezen zijn, en aandacht vergen – door de stijl. Het is een veel interessanter, belangrijker boek dan ik had verwacht; het is tegenstrijdig, problematisch, en roept veel vragen op over politiek-maatschappelijke stellingname. Intrigerend in verband met zowel Jünger’s eigen biografie en positie, en in verband met de SF-wereld die hij schetst. (En het ecologische bewustzijn). Nu kan ik eindelijk essays over Eumeswil lezen, of brieven van Jünger. (Al googlend kom je wel direct in een politiek heel foute omgeving terecht).

Zo, nu weer een boek lezen zonder rechtse, aristocratische, anarch-ische, politiek onverantwoordelijke neigingen. (Uurtje browsen op rechts-conservatieve en rechts-revolutionaire blogs en websites is wel weer genoeg – daar lijkt 95% van de Jünger-lezers te zitten – voldoende misselijkmakend).

#

0112 Graham Harman: Dante Broken Hammer

Altijd een plezier om Harman te horen terwijl je ‘m leest. Goede uitleg. De fundamenten van zijn visie op ontologie via Dante. Latour’s attachment = Dante’s love. Maar heel ver kom ik niet. Voor een andere keer?

#

0118 Michiel van Kempen: Albert Helman

Ik zag de vuistdikke 660+ pagina’s biografie van Albert Helman in de OBA liggen, geschreven door Michiel van Kempen. Geleend. Toch bijna 3 uur in zitten lezen en grasduinen. Intrigerende, rusteloze en ook wat vreemde figuur. Iemand uit een ver cultureel verleden (jaren dertig, katholicisme, Spaanse burgeroorlog), dat ook nog aan het mijne raakt (Rob van Erkelens redigeerde zijn laatste romans).

#

0119 Oek de Jong: Het visioen aan de binnenbaai 

Oek de Jong. Opwaaiende zomerjurken was een literaire sensatie toen ik de literatuur begon te ontdekken. Ik heb het nooit gelezen. Ik weigerde om de literaire sensaties en bestsellers te lezen. Bovendien leek Oek de Jong me maar saai. Ik las wel Patrizio Canaponi (die pas even later AFTH van der Heijden werd), Kester Freriks (omdat hij op mijn school had gezeten), Andreas Burnier. Bij Mediamatic viel zijn naam wel eens. Paul Groot was enthousiast over zijn werk. Maar zijn enthousiasme ten spijt keek ik nooit een roman van Oek de Jong in. Wat ik erover las in de dagbladkritiek, en wat ik meekreeg van Oek de Jong’s opvattingen wekte geen enthousiasme. Gisteren zag ik in de OBA Het visioen aan de binnenbaai  bij de nieuwe boeken liggen. Uit nieuwsgierigheid keek ik het in. Dat doe ik altijd. Ik las de eerste paar zinnen. En niet alleen zat ik meteen middenin het Amsterdam van eind jaren ’70, ik begreep ineens dat Ad de Jong (van W139) Oeks broer is. Daarom kende Paul Groot hem dus. Vandaar het enthousiasme. Mijn perspectief verschoof meteen. Ik las vanochtend in de trein drie essays. En misschien is het vanwege de onderwerpen en de autobiografie – geen romanpersoon hier, maar een inkijkje in een leven eind jaren zeventig – ik werd meegesleept. Hij schrijft uitstekend. Natuurlijk. Hij was een stuk avontuurlijk dan ik dacht. Maar zijn opvattingen zijn niet de mijne. Denk ik. Mooi autobiografisch stuk. Goed en leuk stuk over Flaubert. Idem over Maria Dermout (zal haar romans niet lezen – dat Indonesische trekt me niet). Wat is de zin om dit te lezen?

0120

Twee uurtjes in de trein en wat lezen voor het slapengaan is voldoende om dit hele boek uit te lezen. De stukken zijn meeslepend zo lang ze echt over Oek de Jong zelf gaan, en over zijn ervaringen (het eerste essay over de totstandkoming van Opwaaiende zomerjurken en het laatste over zijn vriendschap met Kellendonk, en ook de eigen analyse van zijn prozastijl). Ze zijn uitstekend leesvoer als ze gaan over onderwerpen waar je zelf weinig van weet (Rembrandt), of die tot je interessegebied liggen (Flaubert, schilderkunst). De Jong’s uiteenzetting met religie – en die hele hang naar katholicisme van zijn generatie (Otten bijv.) interesseert me niks, ik vind ‘m ook theologische gezien vrij oppervlakkig, hoeveel De Jong ook schrijft over Eckhart. Er hangt een sfeer van saaiheid en bedaagdheid in veel stukken (ook de goede). Dat is ook omdat politiek volledig ontbreekt. Een aantal stukken zijn aardig maar overbodig (Dermout, fotografie) tot middelmatig, en zijn essay over seks in de roman is gewoon heel slecht en gereformeerd, behalve waar het over hemzelf gaat. Goed, ik ben wel overtuigd dat hij kan schrijven, en zo gauw ik zin krijg om een ‘gewone roman’ te lezen zal ik er een van hem lenen, maar verder overheerst een saaiheid (en dat terwijl hij wel van free improv, Coltrane en Scarlatti houdt).

#

0121–0125 Dominique Lanni: Atlas van de imaginaire landen

Mooi uitgevoerd. (Het boek als luxe-object – schreef ik al meer dan 10 jaar geleden). (En niemand die er aandacht voor had). De stukjes tekst over de imaginaire landen hadden prozagedichten kunnen zijn, of kleine essays, of zelfs wetenschappelijke verhandelingen. Dat zijn ze niet. Een overbodig boek. Desalniettemin leuk genoeg.

#

0122–0123 Pier Paolo Pasolini: Vaarwel en de beste wensen. Poëzie en polemieken

Pasolini. In de vertaling van Piet Joostens. Ik lees de inleiding, bestudeer de bibliografie. Benadering van Pasolini. Een aantal van zijn films behoren tot mijn favorieten en staan op mijn netvlies gegrift (Theorema, Medea), andere vind ik vreselijk (Salò). Een aantal gedichten zijn (ook voor mij) klassiekers. Maar met zijn proza wil het niet lukken. Zijn visie, verwarringen, contramine: die die volg ik. In deze vertaalde krantencolumns laat hij zich van zijn slechtste kant zien – een soort verward conservatisme dat ons nu maar al te bekend voorkomt. Ik herinner me altijd die discussie met Fernando Suarez-Müeller (de Hegeliaan, vriend van Vittorio Hösle, Aio=PhDstudent toen ik dat ook was) die Pasolini verdedigde, als de toekomst van de kunst, terwijl ik meer zag in Godard. Ik zal de ‘essays’ niet lezen, de gedichten wel.

0206 (0207)

En daar kwam ik op terug. Nadat ik het boekje van Bifo Berardi, de Guattariaan, had gelezen. Ik las de polemieken, de columns en het laatste interview. Niemand deelde indertijd Pasolini’s visie, en ja, ik heb er ook ‘last’ van dat een deel van zijn visie lijkt te zijn ingegeven uit verlangen naar onbedorven volksjongetjes, maar ondertussen zag hij scherper dan wie ook – scherper nog dan Nanni Balestrini die dezelfde shift in Italië beschrijft – wat er aan het gebeuren was: de intrede van de consumentenmaatschappij. Dat zagen wel meer mensen. Scherper dan wie ook zag Pasolini wat voor fundamentele verandering dit inhield, hoe het slaven maakte van mensen, knechten van burgers. Scherper dan wie ook zag hij hoe de pseudo-revolutie van de jaren zestig een vernis was over de werkelijke verandering: die naar een heftig kapitalisme waarin alles wordt ingewisseld tegen (virtuele) (geld) waarde. Sindsdien is dat alleen verergert, ging het bij pasolini nog (deels) over de stap naar massa-consumptie, media-consumptie en industrialisatie, met de intrede van het financieel kapitalisme en het virulente neoliberalisme – dat eigenlijk maar een paar jaar na Pasolini’s dood begint – is de inkapseling volledig. Salò heb ik nooit kunnen zien. Ik denk dat zijn geplande trilogie van de dood over de dood van de menselijke mens in een exploitatief neoliberaal kapitalisme had moeten gaan.

Zo dood iedereen nu is. Die lachende gezichten, schijnbaar tevreden met hun leven. De jonge volwassenen die wel een hypotheek kunnen betalen en redelijk betalende opdrachten hebben (nog), of een baan (nog), en hun koffie’s drinken in het café waar ik nu zit te tikken. En degene die geen werk hebben, of geen opdracht, en hun dagboek bijwerken, en (nog) geld hebben om hier te zitten. De leegte. (‘De leegte van hun levens’ – Tim Krabbé als wielrenner over de mensen die op de terrasjes zitten in de dorpen waar hij doorheen rijd). Ik zie de schermen van hun laptops. Switchend tussen gmail, Facebook en Soundcloud en misschien een tekstdocument – of excel als ze werken, maar dat is zelden het geval). Ze kijken op hun smartphone als ze samen zijn, zeggen zo nu en dan wat. Ik kijk en tik. Ik hou ook mijn dagboek bij – ik moet de boekhouding doen maar heb even nog geen zin. Ik heb gedroomd over Sonic Acts en dat ik in mn eentje op zwerftocht ging, en dat ik geluid opnam in een installatie van Raviv Ganchrow, met een microfoon op een lange steel, en dat je op de rookwolkjes elektrische ontladingen kon zien. Gideon zweefde voorbij alsof hij in de ruimte was.

Schrijven. Maar wat dan? Recensies? En voor wie?

0214

Uitgelezen. Alles.

#

0125 Ursula K. Le Guinn: Earthsea

Al jaren van plan om Le Guinn te lezen, maar kwam nooit verder dan haar recensies, lezingen, interviews en essays. Zag nu de Nederlandse vertaling an Earthsea in de bibliotheek liggen. Leende ‘m, en begon in bed te lezen. Moest twee pagina’s wennen aan de vertelstijl, zat er toen in. Natuurlijk is dit een boek dat je moet lezen als 15 of 16 bent – om er echt ontvankelijk voor te zijn. Nu lees ik het in de verwachting van ideeën over regerings- en samenlevingsvormen – via het fantasy-verhaal. En genietend van de narratieve skills. (Ik heb, afgezien van Tolkien – toen ik 14 was – nooit fantasy gelezen). (Pas veel, veel later wat Samuel Delany).

Het duurt uiteindelijk bijna 9 weken – de volledige leentermijn van een bibliotheekboek – voordat ik eindelijk de eerste roman van deze Earthsea-serie uitlees. En dan nog met moeite. Je moet 15 of 16 zijn om in dit verhaal te verdwijnen. Ik lees het analytisch, en word maar hier en daar meegesleept. Let wel: het is erg goed. Over groei, goed doen, samenleving. Voordat ik het boek moet terugbrengen lees ik ook nog stukken van de andere twee romans in deze bundeling. Vooral de eindes. Dat zijn klassiekers.

#

0127–0128 Gotthold Ephraim Lesssing: Nathan de wijze

Inderdaad in de (nieuwe) goedlopende Nederlandse vertaling. Had ’t nooit gelezen. (Leraar Duits was er waarschijnlijk te enthousiast over, waardoor ik, altijd dwars, iets anders las). Las het in de trein heen en weer naar Rotterdam-Blaak. Mooi hoe Lessing de dwarsigheid van de personages laat uitkomen.

#

0129 Jos Vandeloo: De croton

Oude Marnixpocket. Haalde ‘m uit zo’n ruilkast. Terwijl ik er in bladerde en stukjes las realiseerde ik me dat ik het ooit gelezen moet hebben. Hoe lang geleden? Ik weet het niet. Ik las Het huis der onbekenden (en daarna nog 2 romans) toen ik 16 was, het boek stond in de kast van mijn ouders. Het is behoorlijk kafkaesk en wat absurdistisch. Goed en simpel (in positieve zin) geschreven. Vreemd dat zijn statuur zo gedaald is. (Ik heb dat al eens opgezocht. Ik geloof dat hij na 1965 zo’n beetje niets meer publiceerde en buiten de tijdsgeest viel). (Ah nee, hij werd directeur).

#

Gombrowicz

Ja, zonder datum en zonder titels. Ik heb al sinds midden december het verzameld werk van Gombrowicz in huis in de prachtige uitgaven van IJzer – alle vertalingen van Paul Beers heruitgegeven (wat, waren die nu al niet meer verkrijgbaar?) Het is de zoveelste keer dat ik probeer Gombrowicz te lezen, er achter te komen wat anderen in hem zien, waarop hun enthousiasme is gestoeld. Ik probeerde Gombrowicz voor het eerst te lezen toen ik 18 à 20 was. Ik herinner me dat ik de uitgaves van Atheneum/Polak van Gennep leende. Van Ferdydurke, van Kosmos, misschien ook van Pornografie. Ik kwam er niet in. Ik vond er niks aan. Later hoorde ik van anderen dat het lezen van Gombrowicz zo’n beetje hun defining moment was in hun leesgeschiedenis. Jorinde Seijdel zei zoiets. Later ook GJP, Gert-Jan Prins. Ik probeerde het weer. Nog niet zo lang geleden probeerde ik de Dagboeken te lezen. Ook daar kwam ik niet ver in. Bij dagboeken geldt nog meer dan bij romans dat als het personage je niet bevalt, je zijn of haar opvattingen maar ‘gezeur’ vindt, of ‘geneuzel’ of ‘muggezift’ of ‘oh my god, hou op, ik ben hier niet in geïnteresseerd’, het lastig wordt om verder te lezen. Goed. Ditmaal dacht ik dat het ging lukken. Ik las zeker de eerste 20 pagina’s van Ferdydurke met veel plezier. Het begon te resoneren. De uiteenzettingen over onrijpheid. Ik las ergens dat Gombrowicz in de jaren vijftig zo aansloeg omdat zijn manier van schrijven zo toaal anders was, met niets te vergelijken. (Ik pakte laatst Dagboek van een dief van Jean Genet uit een ruilkast – ook een schreeuw uit een andere tijd). Gisteravond (29-01) dacht ik een fiks stuk te lezen. Na 10 pagina’s ging het me tegenstaan, de droombeelden, de existentieële angst, de vreemde humor waar ik helemaal niet om moet lachen (die bij mij niet resoneert), en ineens wist ik het: het is een soort surrealistische, of fantastische Gerard Reve, met hier een daar wat Kafka. Moet ik me daar uren in verdiepen? Of verdiep ik me in de verhalennetten van Ursula Le Guin?

Waarop ik meteen het voorwoord van Susan Sontag bij de Engelse vertaling van Ferdydurke lees. Ik begrijp waarom dit een belangrijk boek is, dat aanslaat. En waarom het bij mij niet resoneert.

#

0129–0201 Arthur van den Boogaard: Slipstroom

Een speciale uitgave van het tijdschrift De Muur. ‘Een kleine geschiedenis van schrijven en wielrennen’. Een gedroomd boek – een boek waarvan ik droomde (om het te schrijven, lang geleden, begin jaren negentig). Maar het zijn allemaal korte stukjes, anekdotes, portretjes, en soms is de toon net iets te jolig. Dat is jammer, want het onderzoek is grondig, en Van den Boogaard heeft een enorme kennis verzameld. Jammer dat er geen synthese is, geen visie… Alles (of bijna alles) staat erin. Veel wat ik niet wist. Een mooi stuk over Jarry. Nu lees ik het boek snel door, soms te snel. Ik mis iets: een beschouwing over de verandering van de plaats (thematisch) van de fiets in de literatuur, een beschouwing over de opkomst van de sportliteratuur, een beschouwing over de verhouding tussen journalistiek en schrijven over fietsen, een beschouwing over de verandering van het schrijven door de mediageschiedenis. Goed mogelijk dat Van den Boogaard dat zelf ook vind. Zijn opdracht als journalist en stukjesschrijver is een andere. Allright – dan is dit een mooi overzicht dat de lezer van De Muur en de wielerliefhebber ertoe kan aanzetten meer en mooiere boeken te lezen (Uwe Johnson, Alfred Jarry, Georges Perec). En verder gaat het almaar over het grote wielerboek, het enige wielerboek: De renner.

#

0207 Het grote boek van Vos en Haas

Bijna elke dag lees ik kinderboeken voor, bijna iedere avond voor het slapengaan, en soms ook ’s ochtends en soms in de middag tussendoor. Nog altijd vraagt R. vaak om hetzelfde boek nog eens voor te lezen. Als ze meegaat naar de bibliotheek heeft ze de neiging om peuterboeken uit te zoeken, boeken die echt beneden haar leeftijd zijn. Beter kan ik haar vragen of het goed is dat ik nieuwe boeken voor haar meebreng als ik ’s avonds naar de bibliotheek ga. Zo nam ik het dikke, grote boek van Vos en Haas mee, met de tekeningen van de beste illustrator tout court, in de hele wereld, ooit. Deze wil ze graag zelf lezen (zo nu en dan). Dat is goed, want ze houft zoveel van voorlezen dat ze daardoor verzuimt zelf te lezen.

#

0205 Franco Bifo Berardi: De dodelijke omhelzing van het kapitalisme

Vertaling van zijn boek uit 2015 (Heroes), waar hij aan de hand van de mass-shootings een psychogram van de huidige uitgeputte, lege mens schetst. Waar hyperconsumentisme toe leidt. Zo’n boek werk ik in vertaling in 1 dag door. (Gedrukt boek, van de bibliotheek geleend. Bijna 250 pagina’s, maar zo veel van de analyse is me bekend, zoveel van de anekdotes ook, dat je heel snel lezen kunt. Ik ken Bifo’s positie, en ik ken zijn mix van Baudrillard en Guattari. (En eigenlijk valt het me dan tegen, als ik het boek uit heb, omdat zijn analyse van de huidige conditie, van semiokapitalisme, virulent neoliberalisme nog steeds te veel op Guattari steunt, en ik zijn psychoanalytische duiding minder interessant vind dan de vraag wat er gebeurt als je buiten dit systeem staat, of probeert te staan).

Toch een goed boek. Misschien zijn er veel mensen voor wie deze analyse nieuw is (hoezeer ze ook schatplichtig is aan die van Deleuze & Guattari).

Door de analyse op te hangen aan de ‘heroes’, de massamoordenaars krijgt het wel een extra edge. (Al is het ook overdreven). Het einde is weer minder overtuigend – met de ironie. En zo is er wel meer.

(Persoonlijk: ik heb nauwelijks verlangens die passen in de neoliberale sfeer. Smartphone, nieuwe spullen – het interesseert me niet. Sterker: als ik nieuwe spullen nodig heb – gewoon omdat de oude versleten zijn: gaten in schoenen en kleren – lukt het me in deze maatschappij niet om me ertoe te zetten om nieuwe te kopen. De winkels lokken niet. De winkels zijn als gevangenissen. Stukken van de wereld die je mijden wilt. Elke keer als ik bijna zover ben om een smartphone te kopen besluit ik weer dat ik het niet wil, omdat het mijn leven niet verrijken, maar verarmen zal. Het is de laatste tijd steeds fijner geworden om geen smartphone te hebben. Ik ben afgesloten van de 24/7-aan-wereld. Ik zit hier in een café te tikken maar ik heb de wifi uit staan. Ik mis veel. Misschien is dat ook wel beter zo.

#

0209 Franz Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw

Leende het vorige week van de bibliotheek, in de Nederlandse vertaling. Interesse in hoe te reageren op grote politieke omwentelingen, als je stelling moet gaan nemen. (Maar ook omdat ik nooit wat van Werfel las). Lees het in de trein. Goed geschreven. Het doet me aan een de lange korte verhalen van Henry James denken – maar dan iets minder geraffineerd en iets Freudiaanser (maar dat Freudiaanse is makkelijk te vertalen naar ‘hoe bouw je een verhaal op’, ‘hoe maak je als schrijver duidelijk wat er op het spel staat’). Er wordt misschien net iets te veel uitgelegd, maar dat vergemakkelijkt het lezen. Toch typisch – denk ik – voor mijn leesvermogen en leesvoorkeuren dat ik een korte roman als deze makkelijker weglees dan de aaneengerijgde verhalen van Ursula Le Guin (die me eigenlijk veel meer interesseren).

#

0209 Eimear MacBride: The Lesser Bohemians

Eerst dacht ik: waarom zou ik het gaan lezen? Londen, jaren negentig, toneelschool, verhouding met oudere man. Hmm. Hoewel: F. kwam ook (iets eerder) uit Ierland naar Londen, zelfde scene? Ik nam de Nederlandse vertaling mee uit de bibliotheek. Wilde wel al lang haar romans lezen – om de stijl. En terecht. Ik zat er meteen in. En zeer herkenbare, invoelbare en oprechte weergave van hoe het is en voelt om 18 (of daaromtrent) te zijn. Nooit eerder zo gelezen in een andere romans. (Natuurlijk zou ook deze omgeschreven kunnen worden naar een normale roman waarin personages in een decor rondlopen, met elkaar praten, afgewisseld met vertellerstekst en heel misschien een klein beetje vrije indirecte rede hier en daar. Dan zou het tergend saai zijn geweest).

Ik lees tot bijna op de helft. Dan begin ik me af te vragen of ik het wel uit wil lezen. Wil ik de rest van het verhaal lezen? Komt er nog iets anders dan dit? Wil ik nog 150 pagina’s deel uitmaken van deze wereld – of is het weer tijd voor iets anders? Ik lees in het midden nog het deel waarin de oudere acteur zijn verleden vertelt. Dan weet ik genoeg. En zet het boek terug.

#

0210 Mark Fisher: Capitalist Realism

Natuurlijk kende ik het werk van Mark Fisher. Zo nu en dan las ik zijn blog – vroeger. Ik moet bekennen dat ik zijn boeken wel had gedownload, maar niet gelezen. Zonet een goed uur besteed aan Capitalist Realism. Vreemd om dit boek nu te lezen. Hoewel de algemene analyse nog steeds geldt, is het politieke en culturele veld nu echt veranderd. Ik kon het zo snel lezen omdat Fisher’s analyse mij welbekend is – je kent hem al wanneer je je Baudrillard al 25 jaar geleden goed gelezen en begrepen hebt, wanneer je je Deleuze & Guattari’s take on capitalism kent, als je wel eens wat van Zizek hebt ingekeken, als je weet over affectief kapitalisme en postfordisme. Het klopt allemaal. Gezien zijn naam in ‘alternatieve kringen’ was ik in de veronderstelling dat zijn analyse een stap verder zou zetten, of meer ‘on the edge’ zou zijn, maar het is gewoon Jameson-voor-nu, nee Jameson voor een verleden dat in de VS kort geleden ophield te bestaan.

#

0210 Mark Fisher: Ghost of my Life

Meteen ook Ghost of my Life doorwerken. Ik lees de inleiding – en die is goed, Fisher is op zn best als popcultuur en theorie elkaar raken. Zijn omschrijving van ‘hauntology’ is helder. Verder lees ik hier en daar wat. Het is me te Brits. (Ik lees liever over Italiaanse of Duitse of Russische pop….) Oei, mijn leeftijd: ik kijk in de spiegel als hij schrijft over Japan (de popgroep), hun stuk Ghosts en over jungle. Maar ik had de jazz. En de free improv. Hij steekt vast in het Britse. Zoek wel allerlei gemiste pop op op Youtube (op op op). Het meeste hoef je maar 20 seconden te horen om te weten dat je de rest ongehoord kunt laten. Dat geldt nog het ergst voor Adele. Maar ook voor de andere ontijdse muziek (Arctic Monkeys, en die regressieve synth-ambient). Ontijdse, niet oneigentijds. Behorend bij geen tijd, losgekoppeld, waardoor je als luisteraar ook wordt losgekoppeld uit de tijd, en je zo ieder gevoel van agency wordt ontnomen. (Want als er geen tijd is kun je ook niet meer streven naar of werken aan een betere toekomst).

#

0211 Mark Fisher: The Weird and the Eerie

Ok. Zijn derde boek ook. Met een heldere inleiding over het verschil tussen ‘weird’ en ‘eerie’. De rest is me echt veel te Brits en van zijn culturele verwijzingen word ik niet blij. Fisher schrijft helder, maar over Lovecraft heeft hij eerlijk gezegd niet veel anders te melden dan ik al weet van Houllebecq en Miéville (en het lezen van Lovecraft). Ik lees hier en daar stukken van de artikelen – die zijn goed, maar zo doordrenkt van een Britsheid die verdwenen is (of zou moeten zijn) dat het je de keel dichtwringt. Dit is alles waar je niet naar terugverlangt, ook al omdat het niet jouw verleden is, omdat het toen je 12 of 14 was al aan je voorbij is gegaan. Fishers moed om hierin te duiken valt te prijzen, maar je denkt al snel, joh, ontsnap aan je popcultuur, duik dieper in Spinoza, luister klassieke muziek en free improv, blijf niet steken in dit o zo lokale Britse geloof in de (o zo Britse) popcultuur, (open je oren voor de popcultuur van elders). En vergeet de schema’s van deze simpele (of versimpelde) Lacaniaanse psychoanalyse.

#

02014 Armen Avanessian & Suhail Malik: Genealogies of Speculation

Boek met voortzettingen van en kritische uiteenzettingen met het Speculative Realism. In dit geval vooral op Meillasoux en een beetje Brassier, en minder de SR’s waarmee ik me lieer (Harman, Morton, – en waarom niet: Latour). En dat leidt tot meer Deleuze, een beetje Whitehead voor beginners, verrassend genoeg Luhmann en accellerationisme (daar liggen Avanessian’s en Malik’s sympathie – niet de mijne). Heldere inleiding, die ook te ‘Duits’ is, en te vooringenomen inzoomt op de discussie tussen poststructuralisme en SR – met wat accellarationisme. Avanessian’s project van Spekulative Poetik is erg interessant, maar zijn essay waarin hij terugkeert naar Peirce overtuigde me niet. Natuurlijk staat literatuur en het werken met taal dicht bij de speculatieve verbeelding, zorgt taal voor een link naar wereld. (Wel, natuurlijk…. hmm). Enzovoorts. Ook Arne de Boever – die er ook de literatuur bijhaalt – overtuigt niet echt. Gevoel dat ik dit beter zou kunnen. (Met andere, betere voorbeelden). Snel doorgewerkt. Niet alle essays gelezen (niet: die van Sjoerd, Malik, Meillassoux; alleen die van Hird & Yuskoff wil ik nog lezen).

#

0215 Armen Avanessian & Robin Mackay: Accellerate

De anthologie van een paar jaar geleden, die ik indertijd ook wel deels doornam, maar nu ik een Q&A met Avanessian schijn te doen een reden om het weer op te pakken. Ik deel de fascinatie, ik deel het culturele Umfeld, maar ik word heel boos van hun onverantwoordelijke politieke houding, waarin geen plaats is voor ecologie, geen plaats voor een werkelijk andere verhouding tot de wereld en de aarde en een werkelijk andere definitie of verhouding tot economie. Ze gaan niet ver genoeg. Ze laten de economische basis van het kapitalisme intact, ze blijven ervan uitgaan dat dat de basis van het bestaan is. En daarin volg ik heb niet. Ik anti-consument. Wat krijg je als niet concurrentie en accumulatie van waarde de basis vormen, maar samenwerking en co-existentie? Dat is het begin.

(Je kunt het ook nog anders aanpakken: in plaats van Nick Land te kiezen als de Jezus, Paulus of Johannes de Doper (of Jesaja) van het accellerationisme kiezen voor Bilwet. Dezelfde hyperstition, dezelfde speculatie, dezelfde theoretische anchtergrond en dezelfde culturele fascinaties – maar bij Geert en Arjen en de anderen van Bilwet pakt het politiek totaal anders uit. (In verhouding tot de wereld, en in politieke stellingname).

Ik herlees het manifest van Srnicek en Williams en verbaas me weer over hun rigoreus vasthouden aan neoliberaal kapitalisme terwijl ze het fundamenteel bekritiseren. Het is toch echt niet meer dan een soort geradicaliseerde D’66/CDA innovatie-agenda met een utopisch tintje (minder werken, een echt andere toekomst). Ze ontsnappen op geen enkele manier uit de gevangenis van het neoliberalisme. Neemt niet weg dat hun analyse van het probleem scherp is. (Maar weer blind op andere vlakken – accellerationisme is ook in de linkse variant pro-Uber).

(En al hun Marxisme is neoliberaal Marxisme).

Ik lees ook Negri’s sympathieke ontvangst – die netjes insisteert op echte sociale en geleefde verandering.

#

0216 Ytasha Womack: Afrofuturism

Ik moet haar interviewen – waarschijnlijk. Dus werk ik haar boek door terwijl ik elke keer als ik namen tegenkom die ik niet ken Youtube-clips aanklik. Snel inhalen van populaire cultuur die me is ontgaan of die ik steeds ontwijk. (Nee, is Beyonce echt zo saai?) Womack’s boek blijft helaas aan de oppervlakte, een oppervlakte die ik al ken. Ook over de onderwerpen die ze aanstipt heeft ze weing te zeggen – niet meer dan wat ik al wist. Jammer. Daarna in een frenzy heel veel info over Afrikaanse SF opzoeken: wow, dat is een levendige wereld. Veel interessanter!

#

0303 Susann Wise Bauer: Het verhaal van de westerse wetenschap

Moet ik dit wel lezen? Westerse wetenschap? Ik wil zo graag de gaten in mijn kennis opvullen – ook de gaten in mijn kennis van wat tot de ‘canon’ behoort. En de gaten in mijn kennis over de ontwikkeling van de westerse wetenschap…

0326

Het duurt uiteindelijk ruim drie weken voor ik het boek weer oppak. Dan lees ik in hoog tempo tot voorbij de helft. Het boek is toegankelijk, de hoofdstukken zijn nogal wisselend in kwaliteit. Die over de klassieke oudheid verradden inzicht, de andere zijn eigenlijk oppervlakkig. Dit is het canonverhaal, de middelbare-school samenvatting. Fijn om het eens in te halen, maar er mist veel en er spreekt een soort kritiekloze houding ten aanzien van het geijkte verhaal van de vooruitgang van de wetenschap uit. Waarom moest dit worden vertaald? Het is bovendien duidelijk (te) snel vertaald en de eindredactie is vrij beroerd. Ik heb er wel plezier aan, en ik vul een paar gaten in mijn kennis in, maar het helpt me dat ik op veel terreinen al een kritische inzicht bezat zondat ik uitglijers en oppervlakkigheid kan herkennen. Aanrader? Nee.

#

0307 Andrej Koerkov: Dagboek Majdan

Geleend van de bibliotheek, Nederlandse vertaling uitgegeven door Douane. Niet verwacht dat ik het helemaal uit zou lezen. Ik las het helemaal uit – dat komt dan toch door de connectie tussen Rusland en mij die het Dark Ecology-project heeft bewerkstelligt. Dagelijks verslag van dagelijks leven net naast de Majdan-opstand. Hoe verandert de realiteit (niet) wanneer de politieke omwentelingen (en de mislukkingen daarvan) zich net naast je deur afspelen?

#

0305–0326 Alasdair Fotheringham: The End of the Road

Nog een uitstekend boek over de geschiedenis van het wielrennen door ‘the lesser’ Fotheringham. (Waar ligt het toch aan dat de stukken van zijn broer net beter zijn? Alasdair heeft wel heel slim ervoor gekozen om Spaans te leren en zich te verdiepen in het Spaanse wielrennen, zijn boek over Ocaña moet ik nog lezen). Dit boek is een reconstructie van de EPO-tour, de Festina-tour. Gek, die affaire interesseerde me toen al niet. Zelfs in 1998 concentreerde mijn aandacht zich op het wedstrijdverloop. Dat het helemaal fout zat bij Festina, TVM en andere ploegen: alsof dat nieuw was. Nieuw was dat er ploegleiders werden gearresteerd. Merk nu ook dat ik moeite heb om het boek uit te lezen. Er staat weinig tot niets nieuws in (dat verwachtte ik ook niet). Het boek gaat ook heel slecht open (fysiek), dat maakt lezen in bed lastig.

Ik doe verwoede pogingen om het uit te lezen. Dat lukt niet erg. Ik lees het wel uit – omdat ik me wil herinneren hoe dat ook alweer zat, hoe Pantani won, hoe Ullrich verloor, tussen al de arrestaties, stakingen, en dopingverhalen door.

Het boek wordt gered – voor mij – omdat Bobby Julich uitgebreid aan het woord komt. Ik was altijd fan van hem (hij reed zo mooi soepel en klein, vooral bergop). En daarmee herinner ik me weer die Tour van 1998: ik volgde Julich, mijn gedachten waren bij Julich. Pantani vond ik een hysterische aansteller en ik vertrouwde hem niet. Ullrich had verloren. Al het doping gedoe dat eindelijk uitkwam. Maar Julich, dat die derde werd!

#

0307 Mark Reugebrink: Het huis van de zalmen

De nieuwe roman van Mark Reugebrink. Reugebrink kan ik altijd lezen. Solide, soepele stijl. Voldoende complex. Een klassieke roman die filosofische diepte heeft. O wat klinkt dat allemaal rot. En ik kan het lezen om zijn connectie met Twente, Goor om precies te zijn. Ik zie altijd meteen het Twentse coulissenlandschap voor me, Goor, en het kanaal. Ik lees het uit, maar verlies halverwege wel interesse. Het begin is sappig, iets te sappig met alle beschrijvingen van gerechten en voedselbereiding. Niet te veel, wel een beetje, tja, plat? Teveel de wereld van mensen die graag in een goed restaurant eten? Wat daarna komt, het uitruimen van een huis komt recht uit zijn (Reugebrinks) hart. En duidelijk verbonden aan zijn eigen geschiedenis. Nee, ik weet het niet. Misschien is het stramien te simpel – de rest niet. Het is een boek over de dood in een gewone, onverschillige wereld. En ik blijf er over denken, en begin het achteraf steeds beter te vinden.

#

Dieter Kühn: Ich, Wolkenstein

Ik vond de hardback nota bene bij de kringloopwinkel (waar ik niet vaker dan eens per jaar binnenloop). Biografie van Oswald von Wolkenstein, uit 1977. Begon te lezen en werd meteen meegesleept door Kühn’s manier van vertellen, hoe hij je meeneemt bij zijn reconstructie. Meestal een paar bladzijden voor het slapen gaan, in bed. Fijn om Duits te lezen.

#

Peter Wohlleben: Het verborgen leven van bomen

Oei, die stond al een jaar bovenaan mijn lijst ‘te lezen boeken’. (Die lijst bestaan niet echt als lijst, alleen in mijn hoofd). Ik las al eerder een paar hoofdstukken in het Duits (ik vond de epub), in maart kwam het boek eindelijk in de bibliotheek – ik had het al maanden eerder gereserveerd. Ja, ik ben er enthousiast over. Het verandert je blik op bomen (en planten, en samen-leven, en samenwerking), het is kennis uit een wetenschapsgebied waar je normaliter geen toegang toe hebt, of dwaar je geen toegang toe zoekt. Soms is het een beetje te babbelig, dat komt ook doordat het allemaal korte artikelen zijn. Maar het werkt wel, en is heel belangrijk. En Wohlleben vermijdt antropomorfisme – dat is goed, belangrijk, knap. Want het gaat erom dat wij ons inbeelden hoe bomen leven, niet om het projecteren van een menselijk wereldbeeld op bomen.

#

Lee Alan Dugatkin: The Prince of Evolution, Peter Kropotkin

Dit boek was voor mij een verrassing. Ik downloadde het. Ik download zoveel boeken. En de helft daarvan klik ik aan, kijk ik even door. In deze bleef ik lezen. Kropotkin – voor mij de naam van de belangrijkste theoreticus van het anarchisme, iemand wiens boeken niemand leest, alleen verstokte activisten die waren blijven steken in een jaren zestig die nooit werkelijk bestond lazen het misschien, extreem vervelende lectuur. Kropotkin duikt de laatste jaren plots weer op, zelfs in de mainstream. De Correspondent schrijft over hem, in positieve zin. En terecht – Kropotkin is een extreem intrigerende figuur, met extreem interessante ideeën die gebaseerd blijken te zijn op persoonlijke ervaringen en vooral op gedegen wetenschappelijk onderzoek.

0329

Met onderbrekingen helemaal uitgelezen. Voor mij om twee redenen een interessant boek: het beeld van de radicale beweging van rond de eeuwwisseling (waar ik nooit een goed beeld van krijg), en om Kropotkins rol als voorloper in het denken over symbiose en onderlinge afhankelijkheid (gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek). Kropotkin was voor mij altijd een wat onduidelijke anarchist, weer zo eentje wiens boeken alleen door verstokte politiek radicalen werden aangehaald, stoffige shagrokende magere mannen die in een timewarp (1971?) waren blijven steken. Nu is hij natuurlijk ook weer opgediept door Rutger Bregman. Begrijpelijk ook, want Kropotkin met z’n anarchisme staat een stuk dichter bij liberalisme (en globalisme) dan enig Marxist.

#

Grettir’s Saga

Niet helemaal. Deel van de inleiding en zomaar in het midden een tiental hoofdstukken. Heerlijk die beknopte karakteriseringen en lapidaire vertelwijze.

#

0309 Sebastian Olma: In Defence of Serendipity

Moest Sebastian interviewen, en las dus in hoog tempo zijn boek, eindelijk. Dat lag al weken te wachten. Ben het grotendeel zo niet helemaal met hem eens. Veel van de achtergrond, geschiedenis en theorieën die hij aanhaalt ken ik uitstekend. Uit eigen geschiedenis, Mediamatic, mediatheorie, techniekfilosofie, filosofie. Hij weet me in 2 bladzijden helder uit te leggen waar het Tarde om te doen was, en wat de kern is van de filosofie van (die zo zelfingenomen) Stiegler. Het boek gaat over innovatie, serendipiteit, politiek.

#

0310 Romain Gary: De vogels sterven in Peru

Van de bibliotheek. Dacht: zuivere, klassieke verhalen in precieze stijl. Wel zin in. Las er een paar. Prettig. Maar dan, maar dan. Nee, er is zoveel meer te lezen dat je zoveel dichter aan het hart ligt of dichter is verbonden met de wereld nu. Nawoord doet vermoeden dat de vertaling is gemaakt door een onbetaalde liefhebber. Niets op tegen, maar het tekent wel de statuur van Gary. Ooit groot. Goede schrijver. Maar niet zo relevant (meer).

#

0310 Gerrit-Jan Zwier: De omweg naar Paaseiland

Nog zo’n nieuw boek van de bibliotheek. Waarom ik dan deze begin te lezen? Ik was benieuwd naar Vuurland, Paaseiland. Gerrit-Jan Zwier lees ik in 1 adem, maar ik vind het nooit echt heel goed, iets in zijn personage dat niet helemaal met mij resoneert. Het blijft aan de oppervlakte, hoeveel culturele referenties hij er ook bijhaalt, en hoeveel (mislukte) ontmoetingen ter plaatse ook. Is het anders in dit boek? Nee, het is erger in dit boek. Boudewijn Büch moet je er toch echt niet bijhalen.

0318

Ik had het boek niet eens moeten lenen. Nu bleef ik er veel te lang toch in lezen. Zwier’s boeken over het Noorden zijn best ok, dit is niet de moeite waard. Matig onderzoek. Overbodige en veel te lange uitweidingen over publicaties en ondernemingen die niet zo interessant zijn. En zijn reflecties op het reizen en op reisgezelschap stijgen ook niet boven de middelmaat uit. En grappig vond ik het helemaal niet.

#

Jeroen Olyslaegers: Wil

Zijn ‘grote’ roman over het voortleven van de Tweede Wereldoorlog. Ben benieuwd. Las altijd alles van hem. Maar zijn ‘figuur’ is me wat gaan tegenstaan (met dat sjaaltje, net als Jan-Peter Sonntag) sinds ik hem op televisie zag en sinds ik weet dat hij samen is met zo’n grensoverschrijdende house-diva. Anyway. Dat niet tegen hem gebruiken. Het boek lezen. Benieuwd.

0331–0401

Nee. Grote roman misschien, volgehouden toon. Nijdig baardje = (ook) Dirk van Bastelaere (die fractiesecretaris van de NvA werd). Zo doortrokken Vlaams. Na 100 bladzijden genoeg. Zie nog een Pynchon-imitatie aan het einde. Nee dit is misschien een grote roman, maar ook beperkt. Hoe indringend en van binnenuit hij ook (probeert) om de aanloop van en WOII in Antwerpen te beschrijven.

#

Samuel Vriezen: Netwerk in eclips

Stond ook al lang op de lijst. Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0312–0314 Armen Avanessian: Miamification

Ik kreeg het boekje van hemzelf. Verslag van twee weken in Miami. Ik kreeg er zelf enorm veel schrijfzin van. Schrijven, schrijven om jezelf steeds opnieuw vanuit de toekomst uit te vinden. Avanessian’s leesgedrag en het theoretische en filosofische veld waarin zijn gedachten (en hijzelf) zich bewegen komen voor een groot deel overeen met de mijne. Literatuurwetenschap verbindt. De interesse in temporaliteit die wordt gevoed door onderzoek naar schrijven, door hoe taal omgaat met tijd. En die leidt tot een interesse in de verandering van temporaliteit en tijdsbeleving in tijden van internet, van sociale media (en wat daarna komt); en interesse in de tijdsopvatting die ten grondslag ligt aan de gefinancialiseerde economie (economie als tijdsmanipulatie). Las het gisteravond (14 maart) uit. Steeds weer schrijven om de wereld op te bouwen, uit te vinden, de toekomst te maken. (Meer over nadenken, of al die gedachten van vroeger opduikelen, over postmoderne fictie, Proust, Genette, dagboekschrijven, bloggen voor niemand, schrijven voor een publiek van 0).

#

0316 nY 31

De nY 32 is alweer binnen, ik had nummer 31 nog niet eens uit. Nu wel. Met veel over radio, onder andere over de mij onbekende BBC-pionier Lance Sieveking, en nog meer goeds. Ça?lar Köseo?lu, a rawlings, Dean Bowen, Mia You.

#

0318 – Sharon Houkema: Is there Life after Lifestyle

Klein boekje, eigenlijk een kleine catalogus. Ze stuurde het me eind vorig jaar. Ik ken haar niet, maar wel eens via e-mail contact gehad. Kwam er nu aan toen. Niet meer dan 8 pagina’s tekst – maar interessant.

#

0318 Metropolis M 2016 6

Die lag ook al weken te wachten. Paar stukjes had ik al gelezen. Nu helemaal doorgewerkt. Wisselend. Te veel kunstmarkt, verzamelaars – en dan zijn die stukken beter dan die over theorie (over de populariteit van Marx) en de kunstenaarsinterviews. (De kunst heeft een probleem: ze blaast heel hoog van de theoretische toren, maar ze begrijpt er in de regel maar bar weinig van). (Gevolg: grote woorden, vreemde interpretaties, niet te volgen zinnen, en teksten die verzanden). Domeniek is wel eerlijk, die schrijft gewoon dat hij niet pretendeert de temporaliteitstheorie van Avanessian en Malik te doorgronden. Ten eerste begrijpen zij hem ook niet werkelijk – het is een poging om het denken verder te brengen – en, tja, beeldende kunst heeft weinig met tijd. Wie leest en de literatuurwetenshcp kent, die heeft een veel complexer begrip van temporaliteit (waarin verleden en toekomst, het imaginaire van vroeger en van wat komt, door elkaar buitelen, het heden zijn). (Ja, ons verleden komt uit de toekomst).

#

0319–0320 Glenn Kurtz: Practicing

Dit boek heeft een vreemd effect op me. Ik raak er helemaal leeg van. Droomloze onrustige slaap. Alsof ik weg ben. Het boek gaat over de liefde voor muziek, is de autobiografie van een klassiek gitarist, een onderzoek naar wat oefenen en repeteren betekent, de ontwikkeling van leerling tot conservatoriumstudent tot net niet gitarist, met stukjes over de geschiedenis van de gitaar en gitaarmuziek. En dat meteen na het Suzuki-concert, waar R. toch speelde (en mooi), gedachten over de zin van zelf muziek maken, de rijkdom ervan, zin krijgen om zelf weer te spelen (de gitaar weer onaangeraakt sinds Dark Ecology vorig jaar), en dan dit lezen. Binnen 24 uur uitgelezen. Mooi. Het enige dat me irriteert is dat de schrijver uiteindelijk toch een enorme conservatorium-streber is, en binnen dat kader blijft. (Goed, voor mij die die wereld niet kent is dat een mooie introductie). Ik zou graag een boek over ‘practicing’ lezen dat van een andere grondhouding vertrekt.

#

0321

Ter voorbereiding op een dag over digitaal vertellen doe ik Puzzling Poetry, lees ik teksten van Niels ’t Hooft, heel veel van Stichting Lezen, Per Ongelukt van Karst-Janneke Rogaar (moeder van Lucy-Kee) en Simon van der Geest, en nog meer. Er is veel ten goede veranderd in de wereld van het digitaal vertellen.

#

0322 Sara Kolster: Tafelgeheim

Haar VR-vertelling. Heel goed. Een indringende literaire ervaring in de vorm van een VR-animatie waarin je ofwel de negenjarige dochter bent, of de vader – over verlies en dood. Ik was heel verrast hoe enorm goed dit werk is.

#

0325 NRC’s

Ik lees eens de NRC van vrijdag en die van zaterdag. Ik word er niet erg blij van. Eigenlijk lijkt maar 1 artikel (dat over geschiedenis) de moeite waard. Ook heel weinig nieuws zo valt me op, en heel veel menignen van niks over niks. Een boekenbijlage waar geen enkel stuk in staat dat ik wil lezen (behalve misschien het verhaal van Nina Polak), en wat ik wel begin te lezen interesseert me niks, of wat erin staat had ook kunnen worden afgedaan met 100 woorden, zo onbelangrijk en zo weinig diepgang. De rest is human interest van niveau nul. O, het stuk van Joris Luijendijk over terrorisme was ook ok, maar daar stond weer niks in dat je niet al wist, en niks waarin je met hem van mening hoeft te verschillen. O, en trouwens een voor mij volstrekt onbegrijpelijk stuk met kiezersreacties op de formatie, waaruit ik aleen kan afleiden dat ofwel ze van de pot gerukte idioten om hun mening hebben gevraagd, of expres mensen die sowieso geen kennis of invoeling van politiek bezitten – oftwel: het riekt naar populistische crap en stemmingsmakerij onder het mom van stem geven aan het kiezersvolk. Au au au, wat een ellende. Ik lees de NRC terecht niet meer. Dat ik hier in mijn leesdagboek überhaupt vermeld een krant te hebben gelezen zegt eigenlijk genoeg. Uit de aandacht verdwenen.

#

0329 Olivier Rolin: De weerman

Ik zat er meteen in, maar had ook meteen twijfels. Die verdwenen snel.

0410

Uitgelezen. Toch wel een indrukwekkend boek. Precies ook – dat bevalt me.

#

0331 The War of Appearances

In één avond doorgewerkt. Goed stuk van Tim (Timothy Morton) waarin hij een nieuwe theorie over actie ontvouwt. (Wel wat fragmentarisch, maar vol enthousiasme, en als hij ingewikkeld schijft dan heeft dat een reden: hij probeert de ideeën een stap verder te duwen). Paul Frissen schrijft wat je van hem zou verwachten (een noodzakelijk maar ook bekende kritiek op transparantie), Matteo (Pasquinelli) en Luciana Parisi theoretiseren in onhandige en soms onnodig obscure zinnen wat we al wisten (nadat je je hoofd hebt gebroken over de zinnen, ‘wat staat hier nou’? ‘wat probeert ze te zeggen’ kom je steeds weer tot de conclusie dat wat er staat iets is wat je al lang weet en al onderdeel uitmaakt van een algemeen geaccepteerd kader). Lars (Spuybroek) gaat door met zijn interessante onderzoek naar ‘radiance’, mooi dat daar zoveel passie achter zit. Graham Harman’s stuk over Baudrillard is overbodig – een vergissing, Baudrillard herlezend komt hij erachter dat hij er eigenlijk niet veel over heeft te zeggen. Het stuk van McKenzie Wark vond ik niet goed, achterhoede. Wat staat er ook weer meer in? René ten Bos, die schrijft een goed stuk. Willem Schinkel over de hedendaagse Nederlandse invulling van vrijheid van meningsuiting. Ook goed (maar nog niet helemaal gelezen).

#

04012 – Louis Zukofsky: A

Nee, niet het hele A, maar zoals wel vaker lees ik er een paar bladzijden uit, en daarna een essay van Michael Scroggins. Zal ik ooit de tijd voor vinden? A is niet makkelijk (te lezen).

#

0402 – Michael Marder: Grafts, Writings on Plants

Erdoorheen lezen:

Whilst philosophers were waging battle against totality, empirical scientists were busy dissolving its biological instantiation in organismic units into a multitude of biochemical reactions, biophysical properties, and algorithmic-computational processes. By the time this dissolution was complete, there was no longer any living totality to oppose. The philosophers’ squabbles appeared as nothing more than a quixotic fight against windmills and phantasms. And botany was one of the notable casualties of the scientific revolution, which supplanted it with “plant sciences.”

What is special about plants is that their status was already ambiguous in total systems of thought. In Hegel’s Philosophy of Nature they were confined to a gray area between the minerals and the world of animal organisms. Hegel’s metaphysical dead-ends, for us they hold the promise of a radically different biological individuation, the individuation that does not ruthlessly pit the one against the many. I submit that plants are both more and less than organisms; they are sub-organismic processes and supra-organismic ensembles. The scientific shattering of their Gestalt (their totalizing form) is thus valuable, provided that it is mitigated by a new type of relational agency—ecological, anarchic-communitarian, and unclassifiable in terms of what, on another occasion, I have identified as “species-thought.”21 All in all, decisions on what constitutes a species are reached based on judging significant certain, at times minute, differences in form, backed by the genetic component. That is our present-day variation on the Platonic eidos, referring to the image (the look) of things and to their guiding blueprint. But, in the absence of a unitary shape, such decisions are implausible. Contemporary science destroys species-thought, and yet does not extend a bridge to another kind of thinking. That is one way to interpret Heidegger’s famous dictum that “science does not think.”

Given the ground-shift in the scientific landscape where the idea of the organism is now suppressed, plants, traditionally excluded from the organismic realm, can provide us with markers for orientation on the novel terrain. They can intimate to us what togetherness in falling apart looks like at every level, from living tissues to groups and communities. They can illuminate singularity outside the constraints of individuality. And they can reveal what it means to affirm the other and the world without, thereby, abnegating ourselves.

Did you know that plants communicate with each other through the biochemical cues emitted by their roots? That, when attacked, they produce the same substances that function as painkillers in animals and humans? That they can distinguish blue colors from red in their environments? That, for some mysterious reason, their roots emit specific sound frequencies as they grow?

The current scientific paradigm shift in our understanding of plants is comparable in its magnitude and significance to what at the end of the eighteenth century Kant considered to be his own Copernican turn.

In different ways, Henri Bergson, Gregory Bateson, and Hans Jonas have argued that, unlike physics or chemistry, biology and evolutionary theory do not obey “objective” laws, because life introduces a fair degree of indeterminacy into matter. (…) Taken to its logical conclusion, the irreducible indeterminacy of biology implies that every form of life is not a totally predictable object of study, but a subject in its own milieu.

Plant-thinking measures the perimeter of this no-man’s land in the hopes of promoting a cross-pollination of philosophy and plant sciences.

we have the investigations of kin recognition in plants by Richard Karban and Kaori Shiojiri; of plant intelligence by Anthony Trewavas; of plant bioacoustics by Stefano Mancuso and Monica Gagliano; of the sensitivity of root apices as brain-like “command centers” by František Baluška and Dieter Volkmann; of plant learning and communication by Ariel Novoplansky; and of plant senses by Daniel Chamowitz, among many others. 

How can we ethically justify, promote, and financially subsidize the use of plants in the context of plant biotechnology and bioengineering, when the premises of this scientific endeavor are rooted in the erroneous view of plants as insensitive objectified organisms?

Matriarchal mythologies that originate from the gathering, as opposed to a hunting, mode of life recognize themselves in the cycles of death and regeneration of vegetation, with its mode of adapting to and working with the environment without ruthlessly transforming it. Although the process of humanization has shifted from the vegetal to the animal, it need not detain itself at the latter stage forever. Its culmination would signal a coexistence of the animal-patriarchal spirit with the vegetal-matriarchal soul, recovered in the context of freedom, equality, and communal attachment. It would, thus, mean thinking according to and against “nature,” keeping the objectivating drive in check.

At first blush, utopia and vegetal life are absolutely incompatible. Plants are living beings rooted in the earth; utopia is a kind of non-existent place, a non-place. So, we seem to dream up our utopias in moments when we are least plant-like, that is, least attached to the places where we live or between which we live. At the same time, my philosophy of vegetal life has been sometimes accused of containing utopian elements, such as the peaceful coexistence of different forms of growth, for instance. This idea is utopian only if we continue to deny the vegetal heritage of our existence and adopt a purely animalistic notion of human nature as oppositional, where homo homini lupus (man is a wolf to man) and where we find ourselves in a “dog eat dog” world. As for the plants themselves, I think that their utopian moment is that of throwing their seeds or pollen to the wind or to the wings of insects. They entrust their future to chance, moving their potential offspring (more crudely put, their “genetic material”) elsewhere, beyond the place of their growth from which they do not otherwise dislocate themselves. Perhaps, plants dream up their elsewhere in this throw of the dice.

“What if we think about ourselves as political plants?” The main difference between plants and animals is that the former are not organismic units, that is to say, self-enclosed living totalities where each part is subordinated to the demands of a coherent whole. So, if we want to escape from proto-fascism in our political thought, whereby the state is equated to an organic whole and individuals to its mostly insignificant organs, we must seek a vegetal model of the political. The outcome of this exercise is going to be a sort of anarchic proliferation of multiplicities, of branches and twigs that retain their semi-independence while participating in the overall growth of plant-society. Such bio-politics would be incompatible with the spirit of sacrifice, logically expected within the limits of an organismic arrangement; instead, it would encourage the growing of all within a mutually supportive environment, where there isn’t a conflict—nor even a clear-cut division—between the individual and the collective. That, for me, is a critically important political lesson of plants.

#

0404 Yves Bonnefoy: De gebogen planken

Vertaald door Kiki Coumans – daarom leende ik het. Ik wist dat ze er aan werkte, al een flinke tijd als ik me niet vergis. De eerste zinnen pakten niet, maar toen begon het te groeien, en groeien. En halverwege de bundel is het al een deel van me geworden. Er is een archaïsch element dat me niet bevalt (de lampetkan, het ouderwetse landschap), de rest is heel precies, en door de herhalingen en hernemingen groeit het.

0409

Uitgelezen. Erg goed, maar ook erg klassiek. In sommige opzichten te klassiek (meer wereld, meer taal graag…). (Klassieke poëzie in taalbehandeling en onderwerp, perfect uitgevoerd).

#

0404 HC ten Berge: Splendor

De nieuwe bundel van de grote Nederlandse dichter. Ja.

0409

Uitgelezen. Al heel lang – wat, 30 jaar lang? – één van mijn favoriete dichters. Ook door zijn thematiek, taalbehandeling, de tradities, visoenen en vraagstukken waarmee hij zich verbindt.

#

0409–0410 Julio Cortázar: Literature Class, Berkeley Lectures 1980

Cortazar is beter als verteller en schrijver dan als literatuurwetenschapper en uitlegger van eigen werk. En eigenlijk weet ik alles al wat hij hier zegt, erg diep gaat het niet. Het is te veel gewoon gepraat. Aan de andere kant interesseert me Cortazar’s switch naar politieke actie wel, het was het eerste dat ik over Cortazar hoorde. Dat zal in 1982 zijn geweest. Hans (mn oom en verwoed Cortazar-lezer) die zei dat de rol van de schrijver het schrijven was, vertellen van verhalen, (en politiek zijn via het werk), en niet de directe poltieke actie, en dat het de vergissing van Cortazar was om aan het einde van zijn leven naar Nicaragua en El Salvador te gaan om er actief bij te dragen aan de vrijheidsstrijd (in plaats van te schrijven). Deze lezingen zijn uit die tijd. Zoveel van Cortazar gelezen, en eigenlijk nooit een goed stuk over zijn werk. Alsof het werk alleen genoeg is, die levensbevestigende, maatschappelijke, menselijke flight of fantasy.

0413

Vervolgens kom ik er toch op terug. En lees meer, en lees het uit. Al wist ik inderdaad het meeste en was het andere al af te leiden uit zijn verhalen.

‘Fantasy — the fantastic, the imagination that I love so dearly and that I’ve used to try to construct my own work — is everything that helps to expose more clearly and more powerfully the reality that surrounds us.’

#

0410 – Witold Szablowski: De moordenaar uit de abrikozenstad

Reportages van een Poolse journalist. Zeer leesbaar. Vreemd simpel. Beetje Vollmann-achtige manier om anderen aan het woord te laten. Leest wel door. Begrijp meer van Turkije. Wilde je ook graag. Inzicht krijgen. Soms wat te veel de sensatieonderwerpen. Dat heb ik er wel op tegen. In één dag erdoorheen gejaagd.

#

0411 Oliver Rolin: Manet en de leeuwenjager

Toch nog meteen een Rolin – in de hoop zijn formule te doorgronden, maar ook omdat die formule in combinatie met Manet en het Frankrijk van de tweede helft van de negentiende eeuw mijn interesse wekt.

0518

Weer opgepikt nadat ik de 16 boeken voor het Letterenfonds las.

0527

Uitgelezen in de zon op de camping. Goed boek.

#

0415 Marguerite Yourcenar: Archieven van het noorden

In Almelo pakte ik deze en las een pagina of veertig. Gebeeldhouwde zinnen.

#

0417 – Wayne Franklin: James Fenimore Cooper, the Later Years

Gedownload en eigenlijk per ongeluk begonnen te lezen. (Was eigenlijk van plan iets over Olson te lezen). Las de introductie, en die vat samen wat ik weten wil over Cooper. I’m still a sucker for literary history. En daarna ook de inleiding van ‘The Early Years’ gelezen. For a better understanding of James Fenimore Cooper.

#

0418–0420 Coco Schrijber: De luchtvegers

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0420 – Luc Imhann: Paradijs

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0422 Annette van ‘t Hull: Grote meisjes

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0422–0423 Corinne Nijenhuis: Een vrouw van staal

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0423–0424 Jente Posthuma: Mensen zonder uitstraling

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0424–0425 Sander Kok: De smeltende vrouw

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0425–0426 Ronny Lobo: Bouwen op drijfzand

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0426 Simone van Saarloos: Het monogame drama

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0427 – Tanya Commandeur: De man die alles achterliet

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0427 – Jasper van Buren: Ravijn

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0427 Jonah Falke: Bontebrug

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0428 Rene Gademann: Colheita

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0430–0502 Emy Koopman: Orewoet

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0501–0503 Eddy Merckx: Meer dan een Tour in mijn mars

Voor 90 cent bij de kringloopwinkel in Ommen gevonden, een door een Merckist opgetekend verslag van het seizoen 1972, in de woorden van Merckx. Het is een soort modern heldendicht. Proza dat je als gedicht zou willen opmaken. Onmogelijk om iets als dit nu te schrijven – daarom is dit proza vreemd aantrekkelijk. 

#

0503–0504 Gamal Fouad: Oneindig eiland

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0504–0506 Ianthe Sahadat: Drijfhout

Beoordeeld voor het Letterenfonds.

#

0305–0717 Laurent Dubois: The Banjo, America’s African Instrument

Erg goed boek over de geschiedenis van de banjo – of over hoe muziek en instrumentenbouw migreert en invloeden opzuigt, samenbrengt, en laat versmelten. Indrukwekkend vooral het begin, over de Afrikaanse origine van de banjo en het begin van de banjo in Haïti. Misschien iets te kort over de 20e eeuwse geschiedenis van de banjo – samengevat in stukken over Pete Seeger (hoe kan het dat ik die altijd vergeet – …) en Earl Scruggs – maar de plek van de banjo in Noord-Afrikaanse muziek wordt alleen genoemd, en die in de Ierse muziek (toch ook een invloed op de 19e eeuwse Amerikaanse muziek) ontbreekt. Banjo banjo – meer banjo. 

#

0507– Pim Wiersinga: Eleonora en de liefde

Dikke (te dikke?) historische roman over Thomas de Blondel, Bertran de Ventadorn, Bernard de Born en de oude Eleonora van Aquitanië. Ten eerste beginnen te lezen om mijn oordeel over de 16 Nederlandse werken te wegen. (Dan is Wiersinga een stuk beter, ook al formuleert hij – met opzet? – lullig en soms simpel; er verschijnt gaandeweg wel een complex beeld van de troubadourswereld, vermengd met een soort jeugdboekenmiddeleeuwensfeer). Ik lees opvallend langzaam. En dat is dan toch ook omdat mijn interesse is opgewekt – dit culturele moment, en de link met de vakantielocatie in de Limousin van de afgelopen twee jaar).

Overigens ben ik al 25 jaar van plan eens een boek van Wiersinga te lezen, sinds De Grachanten uitkwam.

Moet ik wel doorlezen, nu ik weet dat Thomas de Blondel volledig fictief is en ik steeds meer details zie die historisch niet juist kunnen zijn? De flight of fancy van Wiersinga is best indrukwekkend – ik twijfel niet aan zijn kennis. Toch dat boek over Wolkenstein uitlezen in plaats van deze?

Teruggebracht naar de bibliotheek, zodat ik niet meer in de verleiding zou komen. Liever een goede studie lezen over de troubadours.

#

0510 Thijs Lijster: De grote vlucht inwaarts

Werk het eigenlijk in 1 treinritje door. Ik ken zijn ideeën al uit artikelen – ik refereer eraan in mijn boekje, maar zonder zijn boek gelezen te hebben. Dat wilde ik inhalen. Ik kende de rest van zijn boek eigenlijk ook al – omdat ik al zijn bronnen ook ken, het zijn de bronnen waar ik me ook op baseer. Helder. Maar iets nauwgezet lezen wat ik al uit en te na ken, vind ik tijdverspilling. Ik wil verder.

#

0514–0516 J. Slauerhoff: Een varend eiland

Verzameling brieven van Slauerhoff – toch echt een van mijn liefdes in de Nederlandse literatuur. Ik lees de inleiding, bij wijze van levensbeschrijving (ik heb nog altijd geen biografie van Slauerhoff gelezen). En blader dan een uur in de brieven, lees hier en daar, heel interessant is het niet. Liever Slauerhoff lezen of herlezen. (Ik las al zijn proza, maar niet al zijn gedichten).

#

0516–0520 Marcel Möhring: Eden

Ik leende het en begon erin omdat ik vergelijkingsmateriaal wilde hebben. Wat is het niveau van de Nederlandse roman? Dit is wel heel goed – het begin ten minste. Ten minste de hoofdstukken die in het verleden spelen. Maar hoezeer ik Möhring ook hoog acht (ook als persoon – ik heb hem lang lang geleden wel eens gesproken, in de cd-rom-tijd), ik kan mn aandacht er niet bij houden. Heeft iets te maken met zijn thematiek. En met Drente. (Als het nou Twente was… dan zou ik het lezen. Maar Drente…)

#

0520–0521 Kester Freriks e.a. : Wandelingen der Neederlanden

Doorgenomen op de camping. Mooie kaartjes. Sommige gebieden interessant, andere niet. In het algemeen: te korte krantenstukjes waarin uiteindelijk weinig en soms niets staat dat belangwekkend is, dat je aandacht pakt, interesse wekt. Meer over landschapsontwikkeling, dat was beter geweest. (Niet zeuren, sommige stukjes gaan daar wel over). Prachtig uitgevoerd boek, dat wel.

#

0521 Het boekenboek

Een kijk- en studie- en overzichtsboek over Nederlandse kinder- en jeugdboeken. Doorgenomen op de camping. In de zon. Wat ik al wist – uit mijn jeugd of door het voorlezen – zal ik onthouden, de rest onthoud ik vast niet.

#

0522 Alain Badiou: Ode aan de liefde

Lezen. Toch benieuwd. Publiek interview. Badiou’s idee van de filosoof die zowel wetenschapper, activist, kunstenaar als minnaar moet zijn bevalt me. Daarna wordt hij toch dogmatisch. Ik vertrouw hem nooit helemaal.

Het is een mooi klein boekje, en Badiou legt zijn opvatting van de liefde helder uit. Het is een opvatting waar ik het grotendeels mee eens ben. Ik deel het. Waarschijnlijk deel ik Badiou’s levensgevoel en overtuiging. Tegelijkertijd bevestigt het mijn beeld van Badiou als dogmaticus (waarom alleen liefde – politiek – wetenschap – kunst, waarom geen natuur of ecologie, waarom geen economie – waarom niet maatschappelijk succes? waarom vier gescheiden domeinen, waarom focus op de scheiding ertussen en niet op de ‘intersecties’).

#

0523–0611 Boris Vian: Onrust in Zwadenland

Een Koningsdag-aanschaf (1 euro of 75 cent, voor een maar een klein beetje beduimelde Kattegat-uitgave). Elke zin is een grap, een parodie, pastiche, of overdrijving. Taking the piss. Vandaag vond ik dat heel amusant. (En briljant). In de dagen daarna lees ik zo nu en dan wat, eerlijk gezegd zonder veel interesse, tot ik het op zondagavond snel uitlees. Misschien is het echt grappig als je veel detectives leest.

#

0523 Hartmut Rosa: Leven in tijden van versnelling. Pleidooi voor resonantie

Eerste 50 pagina’. Daarna per ongeluk weer ingeleverd bij de bibliotheek. Was toch veel van wat ik al wist, maar dan wat rigoreuzer en een stuk beter beredeneerd en sociologisch doorwrocht (en dus Duits-saaier) opgeschreven. Bekende ideeën, bekend medicijn. Nuttig, dat wel.

#

0525 nY 32

Hemelvaartsdag. Nacht niet geslapen. Heel slecht humeur. Felle zon schitterend zomerweer. Pas laat naar de camping want we moeten eerst naar de verjaardag van Sabine. Ik lees de nY – hoe kan dat nou, dat ik die heb laten liggen, een heel nummer over Stengers. Erg goed. (En dan gedichten van marwin vos die helemaal niet zo heel verschrikkelijk goed zijn maar beter en intrigerender dan die 16 romans die ik las voor het Letterenfonds). (Ze spreken je aan – zze spreken je aan). (Je aangesproken voelen – hoe belangrijk is dat in de literatuur?)

#

0527 HKW: Manual

Het heet een handleiding voor de driedelige Antropoceen-uitgave te zijn. Het is een volstrekt warrige curatorstekst waarin vanalles doorelkaar wordt gehaald, de curators vooral willen laten zien hoeveel ze wel niet gelezen hebben, en dat typsische curatorstaalje gebruiken dat het slechtste van academisch proza mengt met gewichtigdoenerij en iets wat ze voor poëzie aanzien. (Ik kan dit ook, denk ik, maar ik doe dit niet, laten zien hoeveel je gelezen hebt en jezelf voor gek zetten door het schrijven van een tekst die zo algemeen is dat het evengoed over alles lijkt te gaan en daardoor nergens over gaat). Je zou er bijna door besluiten die drie delen niet te lezen. (Begrijp nu wel waarin sommigen dit Antropoceen-project aan de kant van de gelovers in een positief Antropoceen plaatsen – deze inleiding is er een voorbeeld van. (Terwijl de meeste essays en lezingen de kant kozen van de noodzaak van een andere verhouding tot de Aarde, een andere kosmografie).

#

0527–0528 HKW: Vapor

Een van de drie delen van de uitgave die een neerslag is van het Anthropocene-project van het Haus der Kulturen der Welt. Dat project was een belangrijke inspiratiebron en touchstone voor mijn Dark Ecology-project, toch ben ik bij niet één lezing geweest en kocht ik de uitgave (in een goedkopere Engelse versie) pas afgelopen februari. En pas nu werkte ik één deel ervan door. Doorwerken, dat wil zeggen: kijken wat erin staat, constateren wat de argumenten en inspiratiebronnen zijn, bevestigen wat ik al wist, een paar dingen (die typisch Duitse interesse in negentiende eeuwse industrie en media) iets beter lezen. Het is een mooie verzameling. Met duidelijke inleidingen. Jammer van die Manual.

#

0531 – 0607 Francois Dosse: History of Structuralism I & II

Doorgenomen. Gescand. Zie opmerkingen bij Steiner, en in download-save-delete.

#

Karl Marx: Kapitaal

Ik had de Nederlandse vertaling weer 3×3 weken naast mn bed liggen. En toch maar een klein stukje van gelezen.

#

0601– Jonathan Littell: Het droge en het vochtige

Waarom ik dit boekje leende is me niet helemaal duidelijk. Maar als studie van het fascisme / nazisme is het zeer precies en intelligent. Ik denk dat het me ontslaat van de plicht om Männerphantasien van Klaus Theweleit te lezen, een boek dat al op mijn mentale lijst staat sinds ik er via Bilwet van hoorde. Littell analyseert nauwgezet een boekje van de Waalse fascist Degrelle. (En een reden om die grote roman van Littell, die ik geboeid las, en daarna geïrriteerd door de media-ophef op het plankje ‘weggeven’ zette, weer in de kast te zetten. (Alsof er voor Littell er nooit een romanschrijver was die zich had ingeleefd in de ‘foute kant’.)

0607

Ik las het – nu met volle aandacht – uit in de trein naar Rotterdam. Fascinerende close reading van Degrelle’s proza en het fascisme. (Wist niet dat Degrelle als voorman van het Waalse nazisme tot het einde van de Franco-tijd een luizenleventje in Spanje had). Het ontslaat me inderdaad van de plicht om het boek van Theweleit te lezen: dit is een perfecte toepassing (‘Applikation’) van Theweleit’s ideeën op Degrelle. De analyse kan ook zo worden ‘losgelaten’ op het proza, de ideeën en de aanpak van Baudet en Trump & dat maakt het extra fascinerend. (Inclusief de nadruk op het woord: het doet er niet toe of het waar is, integer is, of coherent, het doet er alleen toe of het werkt).

#

Metropolis M 1 en 2

Ook gelezen.

#

0603–0604 Frank Westerman: Een woord een woord

In één adem uitgelezen. De Molukse kwestie interesseert me. Er zaten altijd Molukkers bij me in de klas. Mijn ouders hadden Ambonese kennissen – die, het moet eind jaren zeventig zijn geweest, naar Ambon gingen, voor zover ik weet als evangelist. Ik heb zelfs een vage herinnering aan een bezoek aan de barakken. Maar dat kan evengoed een droom zijn geweest. Molukkers daar keek je tegenop. Molukkers waren in de jaren zeventig cultureel gezien de ‘hipste’ crew. Tegelijk waren ze dus diep-gelovig, gemarginaliseerd, ontheemd (en wilden dat blijven), hun vaders ex-militair, op dienstbevel naar Nederland gekomen. De kapingen staan ook op mijn netvlies gebrand – al heb ik er gek genoeg, nooit veel over nagedacht. Westerman is er veel dichter bij betrokken. Hij komt uit Drenthe, de kapingen waren letterlijk bij hem om de hoek, één van de kapers was zijn handenarbeidleraar op de lagere school. Hij is er ok veel dichter bij betrokken omdat hij verslaggever was in Rusland tijdens de eerste Tsjeteense oorlog, en ook omdat hij zich in 1984 inzette voor de Midden-Amerikaanse vrijheidsstrijd. (En daar bij toeval een RAF-lid leerde kennen). Wat ik me nooit heb gerealiseerd is hoezeer de Molukse strijd indertijd buiten de geijkte kaders viel: de diep-gelovigheid van de Molukse kapers viel niet te rijmen met de linkse vrijheidsstrijd (die de terroristische kant op was gegaan) – gek genoeg (en dat is wat Westerman impliciet toont) laten ze zich veel beter vergelijken met de vierde generatie terroristen (vanaf Basajev). En omdat ‘wij’ behoorlijk veel emphatie hebben met de Molukse kwestie, kunnen we ook dichter komen bij de beweegredenen van de Syriëgangers. Enzovoorts.

#

0605 George Steiner: Tolstoi of Dostojevski

George Steiner, die grootheid geadoreerd door de Nederlanders, in de vroege jaren negentig (og was het eerder?) geadoreerd door een intellectueel televisiekijkend publiek. Ik heb eerlijk gezegd nooit echt iets van hem gelezen. Hij staat me tegen. Een oude intellectueel die een traditie ademt die niet de mijne is. Zo’n grote man die met fijnzinnigheid en autoriteit weet uit te leggen wat goed is voor de mensheid. Maar nooit iets afwijzen zonder het gelezen te hebben, of tenminste het geprobeerd hebben. En vooral nu ik door het scannend lezen van François Dosse’s geschiedenis van het structuralisme mijn intellectuele roots herontdek, raak ik ook geïnteresseerd in die oude kritiek. De verrassing van het het lezen van Dosse’s geschiedenis is misschien wel dat mijn sympathie blijkt te liggen bij de eerste generatie structuralisten – omdat zij wetenschappelijk te werk willen gaan. Nee, de verrassing is ontdekken hoe afgesloten de Franse cultuur was van de Angelsaksische linguistiek, waardoor ze terecht kwamen bij De Saussure en Freud (her)ontdekten; dat ze eigenlijk aansluiting bij de internationale wetenschappelijke ontwikkelingen gemist hadden. Dat inzicht geeft veel perspectief, vooral op mijn interesse in cognitieve filosofie (Churchland, Quine, Putnam) terwijl ik Lyotard en Derrida las. Het zet ook de Amerikaanse academische (en hippe) receptie van de Fransen in perspectief. Dosse lezen leert me ook begrijpen hoe mijn (latere) voorkeur voor figuren als De Certeau en Lefevbre zich verhoudt tot een inzakken van mijn interesse in deconstructie, en mijn altijd uiterst ambigue relatie tot Deleuze die eeuwige favoriet van hippe academici. Nee, geef mij een tussenfiguur als Ricoeur, of Serres, en ja toch altijd Roland Barthes (maar dat is omdat hij over lezen theoreriseert), en Foucault. (En Latour, but that’s different – ook politiek gezien). De politiek-institutionele strijd in Frankrijk is toch vrij onsmakelijk en net als die kliekjes en vijandschappen en het Maoïsme en mensen die denken radicaal te zijn. Natuurlijk zet Dosse dat vrij negatief neer – maar niet zo negatief als de latere rechtse filosofen (die veel erger zijn dan de Maoïsten). (Ik bedoel in Nederland is Luuk Middelaar de directe voorbereider van het white supremacy gedachtengoed van Thierry Baudet).

Terug naar Steiner. Ik las de eerste twee hoofdstukken hoofdschuddend. Wat een vreselijk conservatieve gezichtspunten – geen enkele wil om de eigen aannames te onderzoeken (dat Tolstoi en Dostojevski het beste zijn valt uiteindelijk niet te beredeneren… nu hoop ik dat Steiner dat uiteindelijk toch gaat doen in de rest van het boek – want ik ben wel benieuwd). Zou Steiner’s kritiek gericht zijn op de uitwassen van deconstructie of links ideologische kritiek uit de jaren zeventig dan had ik het kunnen plaatsen, maar het boek is uit 1959, en Steiner studeerde bij Levi-Strauss. (Cultureel verschil bestaat nog niet niet bij Steiner – de joods-christelijke traditie bepaalt, waarbij – oei nu ga ik uitglijen – het christelijke deel daarvan schuld draagt aan kolonialisme en kapitalisme en het joodse het universalisme via het woord representeert? Ach nee, dat soort dingen komen helemaal niet aan de orde). Wel, ik werd toch nogal getroffen door het cultureel conservatisme van Steiner, en begreep ineens waar anderen (met wie ik het in zake literatuur altijd aan de stok had) de mosterd haalden: bij Steiner. Maar misschien is dit boek gewoon verouderd…

0606

Ik besteedde nog een avondje aan het boek. Met Steiner’s samenvatting van de geschiedenis van de roman is weinig mis, en evenmin met zijn karakaterisering van de realistische roman, Balzac, Stendhal, Flaubert. Het is inmiddels de gangbare visie. Heel diep gaat het niet. Waarom niet? Omdat Steiner op geen enkel moment de received wisdom van wat de grote werken zijn aan de orde stelt – zelfs niet in een bijzin. Hoe verder ik in het boek las, des te waardelozer worden de argumenten, en des te meer wordt het los zand, gebaseerd op klakkeloze aannames van een bekend verhaal en verder volstrekt oninteressante aanvalletjes op Henry James (die van Dumas fils hield). De Amerikaanse (Hawthorne en Melville) en de Russische roman worden afgezet tegen de Engelse en Franse (en een heel klein beetje de Duitse). En tja, wat maakt de Russische zo speciaal: religie! De literatuur krijgt er een religieuze dimensie. (Vooruitlopend op het modernisme). Klopt misschien wel (Dostojevski en Tolstoi schrijven erover), maar mij ontgaat dan langzamerhand niet alleen de zin om dit boek te lezen, mij ontgaat de zin waarom dit boek geschreven is. Om parafrases uit de romans van Tolstoi en Dostojevski te lezen? Steiner verandert dan langzaam in een oninteressante omgevallen boekenkast, die ook nog eens weinig interessants te melden heeft. Ook omdat hij de grote Russische romans niet eens in het Russisch heeft gelezen – hoe kun je dan een gevoel krijgen voor de polyfonie van Dostojevski! (Allright, Steiner kon Bahktin niet kennen). Als ik iets heb geleerd tijdens mijn studie literatuurwetenschap is het wel dit: om echt iets te kunnen zeggen over een tekst moet je het in het origineel lezen – of tenminste het origineel raadplegen. Anders loop je het gevaar aan de oppervlakte te blijven steken. (Kijk naar Agamben, waarom intrigeren zijn tekstanalyses toch altijd ondanks zijn Heidegerianisme: hij consulteert de brontekst). Ik heb na 60 pagina’s mijn buik wel vol van deze conservatieve weldenkendheid (want er is verder weinig tegen op Steiner’s interpretatie). Ik twijfel niet aan Steiner’s goede bedoeling, zijn strijd voor de Europese cultuur, enzovoorts

#

Paul Mason: Postkapitalisme

Teveel echt economie voor nu. Ik blader het door en lees hier en daar een stukje. 

#

0607 Metropolis M 3

Wat is dat toch, dat ik de hele Metropolis M kan doorwerken in amper een half uur, tussen Rotterdam en Woerden, en toch het gevoel heb niets te hebben gemist. Alsof het niet echt ergens over gaat, en als het ergens over gaat worden er de bekende kwesties nog eens geformuleerd. De beeldende kunst lijkt de weg kwijt te zijn nu ze zich echt niet meer kan laten voorstaan op een progressief hegemonisch verhaal van de kritische ‘contemporary art’. Een mooi artikel over schilderkunst, en over een oude IJslandse kunstenaar.

#

0608 Obe Alkema: Tumblr

Lees achterelkaar een groot deel van de teksten die hij op zijn website en tumblr-site heeft staan. (Grotendeels onder werktijd. Onderzoekstijd). (Hoe kan het dat ik ‘m tot nu toe gemist heb? Heb ik ‘m wel gemist, heb ik niet al eerder gedichten van hem gelezen?) Intrigeert.

#

0608 nY33

Snel doorlezen. De introductie van Matthijs de Ridder pakt me wel, de (korte) stukken daarna niet zo. Het idee van een ‘oerscene’ komt niet erg goed uit de verf, en heeft de schrijvers ook niet altijd geïnspireerd. De tweede helft moet ik nog lezen.

#

0608 – Ousmane Sembene: Niiwam

Korte novelle van de grootmeester van de Afrikaanse literatuur (en film). Als het in bed, gisteravond. Moest even wennen bij de introductie, dan heel mooi en pakkend.

#

0610–0611 HKW: Ray

Nog een deel van de 3 over het Antropoceenproject doorgewerkt. Het stuk van Kittler over Pynchon moet ik al heel lang eens lezen – maar liever in het Duits. Het aardige kort stukje van Michel Serres las ik helemaal, verder was het scannend lezen, bladeren en constateren. Een paar intrigerende stukken waar ik waarschijnlijk nooit aan toe zal komen (vooral wetenschapsgeschiedenis), een stuk van Moshe Feldenkreis dat F. zou moeten lezen, en ook wat onleesbaar en slecht gedacht theoretisch curatorenkoeterwaals. Wat kunnen sommige curatoren (en kunstenaars) zichzelf toch voor gek zetten – en geen redacteur die hen daarvoor in bescherming neemt (want de curator is de baas).

#

0611 – Cholderos de Laclos

Zitten bladeren en hier en daar wat gelezen. Ik vond deze vertaling in de kar die altijd op het kruispunt in Beerze staat. Ik las ‘m ooit geboeid op een korte fietsvakantie door Nederland (dat was op mn 3-versnellings Raleigh, als ik me niet vergis, met medestudent Paul Jansen uit Haarlem). Ergens is het wel jammer dat ik nooit in staat ben om me de plot (intrige) van een roman te herinneren – geen idee mee hoe het zat tussen Valmont en Mme de Mertieul).

#

0611 Karl Marx: De burgeroorlog in Frankrijk

Die vond ik ook in de kar in Beerze. Uitgave van Pegasus uit 1971. Mooi boekje, veel mooier uitgevoerd dan ik had verwacht. Met inleiding van Engels, noten, verklaringen, context. Wel voor hardgestaalde Marxisten, al doet bladeren vermoeden dat Marx in deze lezingen ook zijn retorisch vermogen vol inzet. Het kost me inmiddels al een paar jaar om te proberen te begrijpen wat de Commune heeft betekent voor links en voor ‘the imaginary’ van links. Nee, ik lees dit niet helemaal – ik blader wat.

#

0612 – 0620 Sjklovski: Een sentimentele reis

Sjklovski’s herinneringen aan de Russische revolutie. Wat een chaos, wat een rommeltje. Moeilijk te volgen soms omdat Sjklovski’s grote voorbeeld Laurence Sterne is – dus veel hak op de tak en afgebroken passages. Juist daardoor – en omdat Sjklovski alleen de gebeurtenissen beschrijft die hij zelf ziet en meemaakt – krijg je wil een mooie indruk van de rotzooi. En hoewel ik deze herinneringen dus niet uit zal lezen (evenmin als dat andere boek van hem dat in de serie Privédomein is vertaald en uitgegeven) vraag ik me af of ik nog wel zo’n zin heb in China Miéville’s boek over de revolutie – ik heb zo’n vermoeden dat dat toch een heldenverhaal zal zijn.

#

0620 De Goncourt: Manette Salomon

Verrassend levendig en modern – alsof De Goncourt (enkelvoud voor de broederschap) een camera hanteren en beschrijven wat voor de camera verschijnt, nu eens het ene personage volgend, dan weer het volgende. 

0625

Maar dan, na in totaal een pagina of 70: nee, dit is saai. Kunststukje op kunststukje. Het interesseert me niet.

#

0618 Bas van Putten: Alles moest anders. Een biografie van Peter Schat

In de zon en al heel snel in de schaduw. Op een heel warme zondag. Van Putten kan schrijven. 400 pagina’s doorgewerkt, maar daarvan misschien 100 echt gelezen – vooral de inleiding van Van Putten, zijn overwegingen, en dan het stuk over Labyrinth en Reconstructie. Wat een chaos. En wat zijn de opvattingen van Boulez dan een baken van helderheid. Peter Schat was enigszins uit mijn aandacht en zelfs geheugen verdwenen – afgezien van zijn wat potsierlijke toonklok-theorie. Zo erg dat toen ik een jaar geleden muziek van hem hoorde toch aangenaam was verrast. Met dit boek komt het allemaal weer terug: die Werdegang, die zelf-uitgelokte langzame marginalisering (ook geen echte marginalisering) door zijn persoonlijkheid en steeds conservatievere opvattingen, de onzin van dat Connie Palmen-boek. Bas van Putten is vrij objectief, zijn schildering van de ‘bevrijding’ van de jaren zestig verloopt volgens de bekende clichés – die ook wel zullen kloppen – en wat daarin opvalt is in hoe korte tijd zich dat allemaal afspeelt voor iemand als Peter Schat, van Boulez-student naar spil in de provo-protesten en de Labyrinth en Reconstructie-chaos. (Dit is overigens deel 1 van 2). Bas van Putten is wel een ongeloofelijke lul als ik zo zijn Twitterfeed bekijk. Gek dat hij toch goed over muziek kan schrijven. (En een jaar ouder dan ik terwijl ik ‘m aan de foto eerder 20 jaar ouder schat).

#

0619 China Miéville: October

Grotendeels gelezen. Was skeptisch: zou het een heldenverhaal zijn? Het is een nauwgezette reconstructie die helaas leest als een saaie roman. Begin – tot en met de Februari-revolutie is interessant: voldoende ingedikt. Wat daarna komt: ik kon er mn aandacht niet bijhouden. Laatste hoofdstuk ook weer interessant: terugblik. Maar ik hoef niet meer exact te weten wat er tussen februari en oktober gebeurden in al die vergaderingen. Lenin is niet mijn held, en ook niet Kamenev of Trotski. Hoe goed Miéville ook schrijft, ik heb een beetje spijt van de uren die ik aan dit boek heb besteed.

#

0627 – Jan Brokken: Baltische nachten

Wat? Tien drukken? In twee jaar tijd? Hoe kan dat nou? Ik lees hier en daar wat, vind het helemaal niet goed, en lees dan toch een aantal stukken die over schrijvers gaan (Gary/Ajar, Yourcenar, Von Keyserling). In Arvo Part ben ik niet geïnteresseerd.

#

0701–0702 China Miéville: Last Days of New Paris

Miéville verhusselt surrealistische beelden in een soort alternatieve historische roman. Miéville is ontegenzeggelijk één van de grootste schrijvers, ik kan het niet lezen. Ik zie het wel maar ik verlies altijd weer mn interesse. Embassytown las ik zelfs niet uit. Deze half. Was ook niet zo te spreken over zn mystificatie (in het nawoord). Waarom waarom? Om de disruptieve kracht van het surrealisme te tonen?

#

0702–0706 Mariska Tjoelker: Mien

Grotendeels ingevoelde biografie van de eerste Nederlandse wielerkampioene: Mien van Bree. Mooi. Maar ik hou dan ook van wielrennen. Goed gedaan. Boek via het Letterenfonds (ze was één van de aanvragers). Ontroerend. De stukken over wielrennen lees ik intensiever dan de rest van de wat tragische of eerder droevigmakende biografie van Mien van Bree – de onmogelijkheid om je passies en liefdes (een beetje) te verwezenlijken.

#

Anton Tsjechov: Reis naar Sachalin

Stond op mijn e-reader, van de bibliotheek geleend. Ik verwachtte een DRM-melding (uitleentermijn overschreden), maar de file deed het gewoon. Ik begon te lezen. Raakte geboeid. Tsjechov heeft natuurlijk een economische, levendige en heldere stijl – dus dat leest wel – maar ook de reis door het moerasgebied en Siberië weet te boeien door het observatievermogen (of beter: de keuze in obsevaties) van Tsjechov, en de opmerkingen over het verkeer op die route: de postwagens en de bannelingen.

#

0704–0710 Mathias Enard: Kompas

Een roes. Krijg ook heel veel zin om andere boeken te lezen en muziek te luisteren. Dit is waarom literatuur belangrijk is, mijn leven is. Werelden waar je in leeft. Je bestaan wordt zoveel groter, krijgt zoveel meer relief, uitzicht, diepte, resonantie, verbanden.

Een Europese koortsachtige visie op de Europese receptie en verbeelding van het Oosten, van de Arabische cultuur. Een encyclopdie (ik zou aantekeningen moeten maken, voor te luisteren muziek en te lezen boeken).

Prachtig boek. (Zakt hoogstens op 3/4 wat in, net voor het stuk over de Iraanse revolutie). And you never get out of the Western view (maar hoeveel Oosten zit daar in..)

#

Robert Kaplan: Moesson

Rechtse geopolitiek. Visie die wordt gevolgd door de machthebbers. Goed geïnformeerd, vast wel. Kreeg het van Jasper, die het dubbel had. Maar nog nauwelijks in gelezen.

#

Peter Delpeut: Kleine filosofie van het fietsen

Mooi boekje, dat me verrast. Ik dacht er niets nieuws in te zullen lezen, maar ik vergiste me – tussen het verslag van een fietsreis door de VS (waar verder niet zoveel specifiek interessant aan is, niet aan de reis en evenmin het verslag) staan een aantal zeer rake essayistische stukjes over fietsen (en de lol van het fietsen).

#

0719 – Maarten van der Graaf: Dood werk

Goeie bundel, werkwijze die goede gedichten oplevert. Maar Hannah van Bindsbergen schrijft betere poëzie, en Frank Keizer’s werk gaat me net iets dichter aan het hart.

#

Paul Kingsnorth: Beest

Dit moet je in 1 of 2 ‘zittingen’ uitlezen, anders verlies je de interesse. Een belangrijk boek – denk ik – in hoe het denkt over de verhouding tussen mens en Aarde. Iets te klassiek mystiek misschien, en dat irriteerde me, bij dit boek moest ik denken ‘the white male experience’. Klopt, maar ook onterecht om dat te denken bij iemand die oprecht wil doordenken wat de ecologische catastrofe betekent voor het menszijn.

#

Hannah van Bindsbergen

Of eigenlijk uit de 100 beste gedichten voor de VSB poëzieprijs. Erg goed. Qua versificatie beter dan haar kompanen (zijn het dat?) Maarten van der Graaf en Frank Keizer (sorry jongens).

#

Thomas Möhlman: Ik was een hond

Goede poëzie – en zie ik in die portretten van mede-dichters behalve liefde ook afrekeningen? Of lees ik dat niet goed?

#

Franco Moretti: Distant Reading

Toch onze grootste literatuurwetenschapper. Voel me nog altijd blij dat ik 20 jaar geleden, nee langer, een van zijn eerste boeken heel positief besprak in de Mediamatic. (Nog lang niet uit).

#

Anne Sexton: Kreupel hart

Nederlandse vertaling. Ik lees de inleiding, ik blader door de gedichten, lees er een stel. En constateer: hoe goed deze gedichten ook zijn, het is niet het type poëzie waardoor ik word gepakt. Te ik-gericht. (Al is die ik niet alleen zij).

#

Mina Loy: Wat meer is, de maan

Zeer intrigerend personage. De vrouwelijke reactie op en houding ten opzichte van het futurisme. Eigenlijk zette ze Marinetti en al die andere blaaskaken flink op hun plek. Waar hebben ze het over? Loze woorden, loze daden. Zij zette zich uiteen met het leven. Niet alle gedichten in deze bloemlezing even goed gelezen, maar er wel wat tijd mee doorgebracht.

#

Adrienne Rich: A Wild Patience has Taken me This Far

Volgende stap in het lezen van werk van vrouwelijke dichters. Dit is erg goed. (Ik moet moeite doen om vrouwlijke schrijvers te lezen – ik lees Ezra Pound keer op keer, maar Gertrude Stein boeit me niet echt).

#

Arjen Kleinherenbrink: Alles is een machine

Uitstekende, heldere en goed leesbare samenvatting van alle (ontologische) filosofie die ik de afgelopen tien (vijftien?) jaar heb gelezen. Jaloersmakend. Had ik dit boek niet moeten (kunnen?) schrijven? (Maar daarna snel doorgewerkt als het meer technische filosofie wordt, zijn take on OOO: machinisme, alles is een machine – en verder zwaar steunend op Harman) – dat hoef ik weer niet zo precies te weten).

#

0724–0727 Paul Steinbeck: Message to Our Folks, The Art Ensemble of Chicago

Uitgelezen. Over het Art Ensemble, met daarin eigenlijk weinig dat niet al in George Lewis’ boek over de AACM staat – behalve wat meer anekdotes en mzuiekanalyses (die niet zo diep graven ondanks de notenvoorbeelden). Wel leuk om te lezen – altijd leuk om te lezen, een boek over muziek en muziekgeschiedenis. (Maar ik mis een echte analuse van de plek van het AEC in de muziekgeschiedenis tout court – welk moment is het, waarom is het belangwekkend, hoe verhoudt het zich tot de wereldmuziek van de jaren negentig, tot de free improv, tot de ‘klassieke’ muziek van Mitchell, tot de R&B traditie, tot het idee van community-muziek, tot Sun Ra, wat is er goed qua improvisatie, ideeënrijkdom, idee over traditie (en individualiteit – denk aan de modernistische jazz als uitdrukking van een individuele stem en collectiviteit), het archief, de toekomst. Dit boek is ‘just scratching the surface.

#

John Corbett: Microgroove: Forays into Other Musics

Begon het te lezen toen ik het boek over het Art Ensemble uit had. Teleurstellend: het zijn eigenlijk alleen oudere tijdschriftartikelen waarin in bijna alle gevallen de beperkingen van de journalistieke opdracht, de redactionele insteek, of het gebrek aan tijd is af te lezen. Natuurlijk, leuk om een stuk uit 1996 over George Lewis en over Roscoe Mitchell te lezen, maar veel inzicht of verdieping levert het niet op.

#

Jacques Hamelink: Oden voor de komende nacht

Dacht dat het een bloemlezing was uit zijn hele oeuvre. Geleend van de bibliotheek. Het zijn nieuwe gedichten. Kundig en daardoor goed te lezen, kundig en daarom technisch gezien goede poëzie. Maar niks interessants.

#

Abdel Aziz: The Queue

Het boek van de opstanden in Egypte. Zo begrijp ik. Beetje existentialisme, beetje surrealisme – een vrij vlakke stijl, maar dat kan ook aan de Engelse vertaling liggen. Geprezen. De juiste uitgeverij (Melville House). Het pakt me niet. En lees de eerste 30 pagina’s en scan er dan doorheen, denkend: ik lees de samenvatting wel…

#

Catlin: De indianen van Noord-Amerika

Nog zo’n boek dat ik maanden terug van de bibliotheek leende en waarvan de epub het nu weer doet – om onduidelijke redenen (ik klaag niet). Lees de inleiding en begrijp dat Catlin grote verantwoordelijkheid draagt voor het westerse beeld van de Indianen van Noord-Amerika. Interessant. Ik probeer wat van de brieven te lezen, maar vrees dat om deze brieven te willen lezen je een grondige antropologische en historische interesse hebben moet. 

#

Ann Carson: Decreation

Ja, ik doe een poging om mijn achterstand in het lezen van vrouwelijke dichters in te halen. Ook dit is erg goed. Maar vermoed dat ik er geen studie van maken zal – zoals ik dat wel wil doen met Zukofsky, William Carlos Williams, en Charles Olson.

#

F. Scott Fitzgerald: Teder is de nacht

In de Nederlandse vertaling. Opnieuw begonnen. Goed, interessant – verwerking van Zelda’s psychiatrische problemen? – maar zie niet in waarom ik dit zou lezen. Zoveel andere romans.

#

Alain Badiou: Filosofie van het ware geluk

Badiou. Onze dogmaticus. Ik kan zijn dogmatiek niet uitstaan – of steeds minder –. Ook al ben ik het eens met zijn kritiek op de huidige wereld, en is zijn 4-deling van de wereld (poëzie, politiek, liefde – ik vergeet er altijd één… wetenschap) best aantrekkelijk. Zijn filering/analyse van de 20e eeuwse filosofie is gesneden koek. Ik denk dat ik Badiou verder links moet laten liggen. Zijn Platonisme deel ik niet. Veel van zijn opvattingen over en kritiek op het hedendaagse leven deel ik in de basis, niet altijd in de uitwerking.

#

Adrienne Rich: The Art of Possiblities

Essays. Erg goed – wel zin om er in ieder geval sommige van te lezen. Om haar politiek-poëtische stellingname. Een stuk of drie gelezen. Nog steeds relevant, al zijn ze niet meeslepend.

#

3107–2108 Koen Peeters: De mensengenezer

Toch weer heel goed. Die zakelijke stijl, die licht ironisch lijkt maar juist in en in serieus is en zich inleeft in de ander. En in andere manieren van de wereld zien.

#

Benjo Maso: Nederland heeft de gele trui

Mijn vakantielectuur. In het vliegtuig begonnen. Het is verreweg Benjo Maso’s minste boek. Repetitief. Ik begrijp dat hij er plezier in heeft gehad om het verloop van al die Tours, Ronde van Nederland en Giro’s te reconstrueren. De eerste hoofdstukken zijn het best, want bieden meer sociologische context. Voorbij de Tweede Wereldoorlog wordt het boek niets meer dan een afwikkeling van steeds weer een wielerseizoen. Maso’s jeugd. Ik zou het ook leuk vinden om zo’n boek te schrijven. Het lezen is minder opwindend.

#

1008– Thomas Mann: Lotte in Weimar

In de Nederlandse vertaling. De licht ironische toon, de precieze uitdrukking, de subtiele humor, het komische van de late Thomas Mann. De stijl laat je lezen, doorlezen, en zorgt voor een genuanceerde maar ook o zo onthullende weergave van het (een) Duitszijn. (Maar uiteindelijk toch te saai…).

#

Arnold Heumakers: De esthetische revolutie

Poh, omdat ik graag een keer een overzicht wilde van de ontwikkelingen in de Duitse vroegromantiek – iets waar ik nooit helemaal vat op heb weten te krijgen, ook al las ik Schlegel en Hölderlin, Goethe en Schiller. Daarom leende ik toch dit boek. Heumakers heb ik in 30 jaar nog nooit kunnen betrappen op een interessante visie en ook in dit boek lepelt hij het overbekende verhaal op. Veel te uitgebreid en visieloos. Ja, goed geschreven dat wel. (En was dit een PhD waard? Het is een overzicht dat probeert het meest uitgekauwde cliché leven in te blazen. Dat lukt niet – tenminste niet als je het mij vraagt). O, maar het stuk over Moritz is leuk om te lezen. Verder doorgebladerd. Dus eigenlijk moet ik mn mond houden.

#

Peter Bruyn: The Velvet Underground & Nico

‘De plaat die rock volwassen maakte’. Op de zaterdag, in de zon, op het balkon. Snel lezen. Toch kende ik die voorgeschiedenis niet zo goed – hoe de scenes van de rock (Reed), pop-art underground (Warhol) en minimal (Lamonte Young) elkaar vonden en er de Velvet Underground uit voortkwam. Lekker opgelepeld, wel met wat doublures en soms even matige eindredactie, maar dat mag de pret niet drukken. Peter Bruyn’s enthousiasme sleept mee. Ik krijg er zelfs zin van om die muziek weer te gaan beluisteren. Dan ik de lol snel verdwenen. Ik vind de Velvet Underground – hoe belangrijk ze ook waren – heel vervelend (vroeger ook al). (Lou Reed ook). En ik zoek John Cale op – me realiserend dat ik zijn muziek helemaal niet ken, ondanks dat ik al 30 jaar lang van mensen (in wiens muzikale smaak ik eerder geen vertrouwen heb) hoor dat ik het goed moet vinden. Auw: heel vervelend en slecht. Dat is ook de reden dat ik heel lang ver ben gebleven van Tony Conrad en LaMonte Young. Pas via de omweg van Amacher en Hennix ben ik daar terecht gekomen… (En Henry Flynt? Mijn allervreemdste ervaring met muziek: ik heb 2x naar zijn muziek geluisterd, en beide keren werd Roisin ziek.) Henry Flynt’s muziek is een vergissing – drones van iemand die niets van muziek begrijpt en muzikaal volstrekt geen talent heeft – maar wel sterke ideeën (dat wel). En dan bedenk ik: begin jaren zestig, dat is voor mij de dynamiek van de freejazz. Zoveel vrijer (muzikaal), zoveel meer ideeën. Zelfde geldt voor de klassieke muziek, en de eerste bloei van de elektronische muziek. Dan is alles in de scene van Warhol vervelende arty bullshit die getuigt een totaal gebrek aan inzicht in goede muziek en de werking van muziek. (Die drones van LaMonte Young, van de vroege Reich, en van Terry Riley zijn wel sterk, zoveel sterker).

#

Daniel Friebe: Mountain Higher

Natuurlijk, een prachtig koffietafelboek met mooie foto’s van nog mooiere, zwaardere, interessantere Europese bergpassen dan de voorganger. Stukjes waarin geologie, lokale geschiedenis, topografie, wielrenhistorie en lokale fietscultuur worden verbonden (of genoemd). En toch. Ik zal het boek zelf niet kopen. Mijn ideale boek over bergpassen en routes ziet er toch anders uit… (of beter: heeft andere tekst). Zo nu en dan een stukje lezen, en soms zin krijgen om er ook te rijden. De wielerhistorie ken ik al, en de stijl van schrijven is niet dusdanig dat ik ervan geniet om die verhalen nog een keer te horen. (Beetje saai dus). Uitgelezen terwijl ik de WK tijdrijden keek. (Nu nog tellen hoeveel van de klims ik zelf gereden heb).

#

HKW: Grain

Alsof ik ‘m al had doorgenomen. Alles komt me zo bekend voor. Doe hetzelfde als met de andere delen. Mooi boek, zeker. Maar weinig dat ik echt helemaal lees.

#

Alasdair Fotheringham: Reckless, The life and Times of Luis Ocaña

Biografie van Luis Ocaña. Ik heb ook die andere gekocht en ben benieuwd naar het verschil. De methode van Alasdair Fotheringham is die van de historicus en journalist: interviews afnemen, kranten en tijdschriften doorspitten. Dat doet hij goed (al betrap ik hem op ene paar foutjes die blijkbaar ook de eindredacteur niet heeft gezien), en er is te weinig over de Spaanse wielercultuur (en Alasdair heeft dat stukje van de ‘markt’ gepakt), maar op één of andere manier structureert hij minder goed dan zijn broer William. Maar toch: een uitstekend portret van Ocaña. En wat een karakter!

#

De Honingpot

O ja, de blog van Marc Kregting. Veel te lang veronachtzaamd. Heel wat van gelezen. Genoeg.

#

Michael Pye: Aan de rand van de wereld

Geschiedenis van de middeleeuwen met de Noordzee als middelpunt. Erg geprezen boek. Geschiedenis voor groot publiek. Aantrekkelijk geschreven maar ik erger me meteen mateloos aan de mijns inziens overtrokken schimpscheuten naar de EU – die ook helemaal niet in het verhaal passen. (Nu ben ik ook criticus van een neoliberale EU, maar Pye klinkt ook populistisch, of tikt in in ieder geval dat sentiment aan – wat de Brexit, Wilders en Trump ook doen). Weet niet of ik het nu nog wel verder wil lezen.

Ik heb vervolgens wel het hele boek doorgenomen. En verbaas me erover dat het zo goed is ontvangen. De opbouw is nogal warrig, met enorme stappen in de tijd (van 600 naar 1550), ontwikkelingen worden (verhaaltechnisch) opgehangen aan anekdotes waarvan soms de bron maar moeilijk te herleiden is. Ik mis sowieso bronnenkritiek – Pye haalt zijn kennis uit middeleeuwse annalen, uit literatuur en uit archeologie. Oké – maar weeft daarvan te gemakkelijk een verhaal. Zijn visie op de Middeleeuwen verloopt enerzijds parallel aan de huidige inzichten (Vikingen waren niet alleen plunderaars), maar heeft ook iets te veel aandacht voor sensationele verhalen, en er mist ook nogal wat. Hij is er te gebrand op om allerlei aspecten die nu de neoliberale EU karakteriseren terug te voeren op elementen die hun ontstaan aan de Middeleeuwen te danken hebben (de Hanze, wetten die werden ingesteld na de pest). In sommige gevallen waar ik zijn visie kan toetsen aan wat specialistischer kennis (die ik zelf elders heb opgedaan) heb ik meteen vraagtekens bij zijn voorstelling van zaken en zijn gevolgtrekkingen. (Ik heb erg vaak in de noten opgezocht waar hij iets op baseert, en dat leverde lang niet altijd een antwoord op). Kortom: waarom is dat boek zo’n succes? Natuurlijk, het wordt lekker opgediend, het gaat over ‘onze wereld’ (het westelijkste westen van het beschaafde Europa, zelfverklaard kerngebied van de beschaafde wereld en beschaafd kapitalisme). Er zit veel mogelijke zelffelicitatie voor Europese nationalisten in (ja, ook bij de nadruk op vermenging). Ja oké, dit klopt wel (tot op zekere hoogte): ‘Pye beschrijft hoe deze volkeren de eerste grote stappen zetten richting ons hedendaagse monetaire, justitiële en educatieve systeem. Uitgerekend aan de rand van de wereld ontstond er zo een notie van waarde uitgedrukt in geld en ontstonden er steden die hun eigen wetten, mode en scholen voortbrachten. Pye laat in dit overzichtswerk zien hoe deze zaken tot wasdom kwamen in wat vaak de ‘duistere middeleeuwen’ worden genoemd en juist in die gebieden die meestal als de tafelrand van de wereld werden beschouwd.’ (Behalve dat het gebied nooit de ‘tafelrand’ is geweest). & ‘The accomplishments of those who lived on the shores of the North Sea in the middle ages did indeed place them, not on the edge of the world, but in the very mainstream of European civilisation. Some of these are well-known: be it Bede, devising the calendar that we still use today, or the merchants of Antwerp and Amsterdam, preparing the way for modern capitalism in their bourses and counting houses. Others, though, are less obvious; and it is the measure of Pye’s achievement that he can breathe life into the traders of seventh-century Frisia or the beguines of late-medieval Flanders as well as into his more celebrated subjects. The Lowlands, in particular, emerge from his study as having as much claim to be the womb of modernity as anywhere in medieval Europe. From fashion to feminism, from money to marriage customs, Pye makes a convincing case that they pioneered them all.’ Hoe is het eigenlijk door historici ontvangen? (Ik bedoel: Barry Cunliffe over de prehistorie is echt veel beter).

#

Luis Felipe Fabre: Verdachte omstandigheden

Gedichtenbundel, vertaald, uitgegeven door Karaat. Werd genoemd ergens op Twitter, misschien door Frank Keizer. Zag m bij de bibliotheek. Geleend. Zo’n dichtbundel die ik in een half uur in de trein lees. Heldere gedichten, het is meteen duidelijk waar het over gaat, welk netwerk van betekenissen er wordt opgebouwd. Dat is goed. Voor mij is er echter net te weinig om op te ‘kauwen’. Het is allemaal net iets te vanzelfsprekend, en de truuk waarbij alles als ene film wordt voorgesteld vind ik niet zo indrukwekkend. (Maar ik kijk dan ook nooit meer films). (Weet ik nu zeker – het hele jaar, nu 8 maanden, geen enkele speelfilm gezien. Alleen documentaires en wielrennen.)

#

Lieke Marsman: Man met hoed

Gedichten. Ook helder – maar met een vreemde rest, of een te veel, of een te weinig. Intrigeert daardoor. Mooie vertalingen ook. Onder de indruk – dat heeft even geduurd (want ik kende haar naam wel en las toch nooit een hele bundel).

En dan later op een vrijdagavond helemaal gelezen.

#

Timothy Morton: Humankind

On speed. Nee, on ecstasy. On LSD misschien. Maar wat een ideeën. En natuurlijk heeft hij gelijk! Toch heb ik moeite om hem dit keer te volgen – niet in zijn redeneringen. Die zijn helder genoeg. Zijn stijl is definiërend. Heel declaratief. Maar er zit te veel psycho-talk. (Ik bedoel: te veel Freud, psychoanalyse, Gestalttheorie). Weer te veel fights met de anderen (iets wat ook al het geval was in Ecology without Nature). Te veel hak op de tak tussendoor en beweringen die wel wat meer ‘onderbouwd’ mogen worden. (Verkeerde metafoor in dit geval). Maakte ook de fout om zijn uur lange interview met Verso te bekijken en beluisteren. Daarin is hij eigenlijk een stuk helderder – hij vat het eindpunt samen. Dit boek is een reis daarheen. Op 22 oktober uitgelezen, maar dan van achteren naar voren en eigenlijk gaat me dat beter af…

#

Jacq Vogelaar: Raadsels van het rund

Eens in de zoveel tijd pak ik dit dikke rode boek op en sta elke keer verbaasd van de soepele stijl, het taalvermogen, het taalplezier – Vogelaar was toch echt een van onze allergrootste schrijvers. Is het omdat hij in het experimentele en politiek-linkse hoekje werd geduwd dat hij nooit de ‘grootheid’ bereikte van die andere, de linkse poseur Mulisch, de rechtse polemist Hermans, of de populistische ironische homo Reve? (of later, de in feite even conservatieve Van der Heijden, of Kellendonk – al stemden ze waarschijnlijk links). (Alle vijf lees ik niet, heb ik nauwelijks gelezen).

#

Valeria Luiselli: Tell Me How It Ends

Zo simpel is goede literatuur. Indrukwekkend. Veel indrukwekkender dan een roman waarin je het ‘avontuur’ volgt van een kind dat de grens oversteekt – want de impasses blijven hier intact, het het gaat ten diepste ook over taal, en hoe taal (in de bureaucratie) mogelijk maakt en levens bepaalt. Enz. enz.

#

Dirk van Weelden: Mobilhome

Wat een goed boek. In 1991 zet Dirk volstrekt helder uiteen waar de wereld naar toe zou gaan. Het is bijna onvoorstelbaar dat hij dit schreef in 1991.

#

Georges Perec: De duistere winkel

124 dromen van Georges Perec. Ik vind het te arbitrair en te subjectief. ‘Perec kwam al doende een nieuwe manier van schrijven op het spoor die een verontrustende intensiteit had. De gefragmenteerde grondstof van nachtelijke hersenspinsels vormt in De duistere winkel een compleet verhaal, gedrenkt in humor en overlopend van stilistische hoogstandjes.’ Dat moet ik nog ontdekken.

Op een zondag begin ik weer te lezen (nadat ik Poging tot een uitputtende beschrijving heb gelezen) – van achteren naar voren. En nu interesseert het me wel. Vanwege de transposities (levenselementen in droomelementen), de verschuivingen, de stilisering (dromen om te dromen).

#

Ibn Khaldun: De Muqaddima

Wat zitten grasduinen. Interessant.

#

Selma Lagerlöf: Gosta Berling

Ik was benieuwd – (noemde Vollmann het niet ooit in een lijst met favoriete boeken?) en las het eerste hoofdstuk, mooi, gezellig, en je ziet het meteen voor je. Ik lees dit liever dan Dostojevski. Zo’n 50 bladzijden met plezier gelezen maar dat is me ook genoeg.

#

Sinclair Lewis: Dit gebeurt hier niet

Was benieuwd. Leende het van de bibliotheek. Realiseerde me dat ik nooit Upton Sinclair en Sinclair Lewis uit elkaar kan houden. Ik las wat uit het begin, wat van het einde en wat in het midden. Waar het over gaat wist ik al – een artikel gelezen over de plotse populariteit van die boek na de verkiezingswinst van Trump (en ja het klopt, veel overeenkomsten). En nee, ik zal dit niet lezen, zo’n hele roman om me te laten meeslepen door een verhaal of me in te leven in de personages.

#

Paulo Lemos Horta: Excellent Thieves

‘Secret Authors of the Arabian Nights’. Laat ik eerst eens meer lezen van de ‘sprookjes van 1001 nacht’. Hoewel… Het is een heel intrigerend verhaal over culturele vertaling, overdracht, transformatie (‘Research into how texts are reshaped outside their cultures’) – goed uiteengezet in de introductie & die is eigenlijk genoeg voor mij. Toch lees ik vervolgens ook fikse stukken over de ‘methodes’ van de verschillende vertalers van de 1001 nacht, vaak blatant plagiaat. Ik leer er ook over de ‘orientalisten’ en hun ideeën over hoe je een andere cultuur leert kennen en hun tegenstrevers (die racistischer en imperialistischer waren, politiek gemotiveerd, of alleen geïnteresseerd in het verhaal voor het thuisland). En ik begrijp nu iets van de oplichter die Burton was: ‘Yet this is a vision emptied of any radical po- litical force. Despite his intensely critical position on imperial modes of governance and sexual conventions, Burton lacked Torrens’s pas- sion for checking political authority. The experience of equality in sex did not make Burton rethink the privilege of his cosmopolitan stance. The sexual utopia Burton offers in his proposed revisions to the Arabian Nights promises at best solidarity among sophisticates at the expense of valets, servants, guides, and slaves, whose only “equal” value rests in their status as available and willing sexual partners. Burton’s is very much an elite cosmopolitanism from above.’ En die 1001 nacht moet ik nog altijd uitlezen – ik las ooit de eerste twee delen van Richard van Leeuwens vertaling (die niet meer in de handel is…. wat?)

#

Niña Weijers: De consequenties

Wilde het al heel lang lezen, maar zag het pas voor het eerste bij de bibliotheek liggen. (Dit zijn typisch boeken die ik bij de bibliotheek leen – romans waarvan ik vermoed dat ik ze niet zelf hoef te bezitten omdat ik ze nooit zal herlezen). Meteen meegesleept, al vind ik de constructie van dit fictieve kunstenaarsschap een beetje kunstmatig. Daarin lijkt Weijers’ werkwijze veel op die van Dirk (van Weelden), maar waar Dirk meteen vooral impliciet filosofie bedrijft – en het verhaal bij voorbaat ‘exemplarisch’ is, of een allegorie – schrijft Weijers veel meer een roman waarbij de premisse is dat je je inleeft in de hoofdpersoon. (En dat doet Emy Koopman dan net wat beter?) Ik heb het ook niet zo op het kunstwereldje dat ze schetst. Interesseert me niet heel erg. Zeker een roman van klasse. ‘Essay’ over Bas-Jan Ader is goed. Laatste deel is vreemd. Boek was sterker geweest wanneer ze er de onwaarschijnlijkheden uit had geschrapt. Of misschien niet. (De recensies laten zien dat er veel is om over te discussieren & dat toont de kracht van het boek).

#

Maartje Smits: Hoe ik een bos begon in mijn badkamer

Simpel. Ontzettend goed. Over de natuur (die dus geen natuur is en weer wel). Dit zijn gedichten die ik wel zal herlezen.

#

Eva Meijer: Vogelhuis

Op een zondag. Helemaal.

#

Carlos Arribas: Ocana

De andere (Spaanse) biografie van Ocaña. Benieuwd welke beter is. Tot nu toe precies dezelfde ‘data’, stilistisch net anders verwerkt. Met een heel vreemde manier om Ocaña te laten spreken, in lange zinnen, bijna alsof we een Grieks koor horen, spreken tegen een vriend, die ook in even lange passages terugspreekt. Heel artificieel – geen goede literatuur, maar wel vreemd aantrekkelijk. En uiteindelijk beter dan de eerste helft deed verwachten.

#

Waed Athamneh: Modern Arabic Poetry. Revolution and Conflict

Simpel en overzichtelijk geschreven. Een beginnersboek uit 2017 met een duidelijke hypothese. Ik ben een beginner en zelfs dat geschiedenislesje van 1948 – nu is erg welkom. En ik mis overzicht over en inzicht in de Arabische poëzie (en literatuur). Focus op ?Abd al-Wahh?b al-Bay?t? (Irak, 1926–1999), A?mad ?Abd al-Mu??? ?ij?z? (Egypte 1935), en Ma?m?d Darw?sh (de enige die ik al wel van naam kende – zo minimaal is (was) mijn kennis).

#

Elias Canetti: Het pantheon van vergeten dingen

Wat in gebladerd en gelezen. Aforismen zijn niet mijn ding. Al die losse opmerkingen die diepzinnig lijken omdat er niets meer wordt gezegd. De wat langere stukjes (halve bladzijde) zijn beter. Canetti ligt me niet. Hij is een scherpzinnig lezer, maar het interesseert me niet. (Zie nu wel hoeveel Arjen (Mulder) bij Canetti heeft gehaald).

#

Micha Hamel: Toen het moest

Natuurlijk, taalbeheersing, fijne energie. Maar te veel van de gedichten zijn niet meer dan grapjes en ik vrag me af of die paar venijnige er wel tegenop wegen. (Ik had beter die bundel met vertalingen van Lev Rubinstein kunnen lenen). Of nee – eigenlijk zijn bijna alle teksten ‘wel grappig’.

#

Nnedi Okorafor: Binti

Aftrikaanse SF. Niet slecht. Maar ook niet erg opzienbarend. Eigenlijk een vrij klassiek verhaal. Alle verhalen zijn in de grond van de zaak klassiek.

#

Lisa Kuitert: De lezende Lucebert

(Van de bibliotheek geleend. Lisa Kuitert heeft ooit hetzelfde college over decadentisme (meen ik) gevolgd als ik. Gegeven door een literatuurwetenschapper wiens colleges vrij populair waren maar die ik vrij nietszeggend vond en ik herinner me zelfs niet zijn naam – was het Verschuren? Ik schreef een opstel over D’Annunzio – gebaseerd op anderhalf gelezen roman en een half gelezen studie – in het Italiaans – het zal mijn slechtste werkstuk zijn geweest. Lisa Kuitert vond mij vermoedelijk een arrogante kwast. Het was in 1986 of zelfs 1985.) Dit is een leuk boek maar een totaal onzinnig boek (wat de meeste auteurs van de artikelen ook onderschrijven). Eigenlijk is het wat getel en gekeuvel over de boeken in Luceberts boekenkast en het leidt nergens heen (wat de meeste auteurs ook opmerken). Leuk idee hoor, over Lucebert schrijven naar aanleiding van zijn boekenbezit, maar als blijft dat het eigenlijk nergens heen leidt moet je daar besluiten geen boek over te maken en het te laten. Jeez, die telstukkies had ik ook kunnen tikken, zo nebenbei. En Thomas Vaessens zet er dan nog wat diagrammetjes bij – terwijl Vaessens toch ooit goeie stukken schreef… Enzovoort. Snel terug naar de bibliotheek. Waarom leende ik het eigenlijk?

#

Nicoline Timmer: En toen aten we zeehond

Ze werkt in een atelier twee verdiepingen beneden het mijne, aan de noordkant, haar vriend is Rob van Erkelens. Ze promoveerde nota bene op David Foster Wallace – zoveel jaren nadat ik me in Infinite Jest verdiepte. Ze heeft waarschijnlijk alle Amerikaanse postmodernen gelezen die ik ook ooit las. Ze gaat naar Groenland en IJsland – landen waarin ik zeer geïnteresseerd ben, al lang, en in de literatuur ervan en erover. Zij schrijft er een boek over. (Ok, in Zuid-Afrika en Egypte ben ik minder geïnteresseerd). Ik zou dit boek niet hebben kunnen schrijven, ook al gaat het over dingen die me ten diepste interesseren (ook Wittgenstein), want ze reduceert de wereld tot vormen, tot dingen die je kunt aanpakken (een ijsberg) Het is ook gewoon het filosofische dagboek van haar reizen.

#

Lásló Krasznahorkai: De melancholie van het verzet

Ik weet het, anderen zijn hier gek op. Anderen – wiens mening ik hoog heb zitten – vinden dit bij het beste dat eind twintigste eeuw werd geschreven. Ik begrijp het. Ik kan het niet lezen. Het is modder en meer modder en nog dieper in de uitzichtloze modder. Het is absurd, maar op een diepe Oost-Europese manier, zonder Becketts humor (want Beckett kan ik wel lezen). Ik wil het niet lezen, hoe goed het ook is. Ik vind het vreselijk om te lezen. Ik lees liever alle (vertaalde) boeken van Pinget nog een keer.

#

Jorge Luis Borges: Wereldschandkronieken

Heb ik die wel ooit allemaal gelezen? De verhalen van Borges? Ik denk het niet. Voor het slapengaanleesvoer. Sommige zijn goed, andere een stuk minder. Ik lees ze in de Verzamelde Verhalen-editie (zo heet die toch?). Beginnend met de vroegste, de Wereldschandkronieken. Indertijd innovatief, maar ook duidelijk voor de gelegendheid (zaterdagbijlage krant) geschreven. Borges bibliotheekattitude en schijnbaar apolitieke houding blijf ik problematisch vinden. Boekenwurm. Archiefeter. Ben ik ook. Daarom lees ik liever iets anders (?).

Ik worstel me er doorheen en kan meestal mijn aandacht er niet bijhouden, zijn ontologische spelletjes vervelen me, ik ken ze al (zijn werk met Bioy Casares bevalt me beter), ik vind ze niet intrigerend genoeg, te vaak een spelletje en niet meer dan dat.

Die latere verhalen zal ik niet lezen. Maar zal ik nu eindelijk wel alle verhalen uit de beroemde bundels lezen?

#

Armand Leroi: De lagune

‘Hoe Aristoteles de wetenschap uitvond’. Ik zag ‘m weer staan bij de bibliotheek en leende ‘m. Een lang boek over Aristoteles’ ‘uitvinding’ van de biologie. Begrijp weer eens niet waarom dit is vertaald. Het is veel te uitgesponnen, voor een beststeller veel te gedetailleerd, en voor een goed populair-wetenschappelijk boek weer veel te persoonlijk. Hoe kunnen mensen dit lezen? (Tenzij ze beroepsmatig ofwel hoogst geïnteresseerd zijn in Aristoteles’ visie, of in de origine van de biologie). Het is wel heel goed gerecenseerd. ‘Leroi is daarbij een intelligente verteller. Zijn interpretaties zijn ontwapenend. Zijn voetnoten en tussenwerpingen zijn geestig en persoonlijk. En voor wie het allemaal precies wil weten, zorgde de hoogleraar voor een uitgebreid notenapparaat. The Lagoon is een onmisbaar boek.’ Hmm. ‘A sumptuous, beautifully written account of the Greek philosopher’s forays into biology reveals the intellectual debt we owe him.’ Sure. Maar dat geloof ik ook als ik alleen die regel heb gelezen. ‘This big, sumptuous book made me hungry. Intellectually, to learn about the classical world’s take on what we now call science. But it made me viscerally and literally hungry: for grilled fish, oysters, figs and meze, and to sit on the shores of the Aegean idling at barnacles and cuttlefish copulating in the spume. Not bad for a science book.’

#

Hans Verhagen: Alle gedichten

Nee, niet allemaal gelezen. Maar ik zag ‘m nieuw in de bibliotheek en realiseerde me dat ik zijn tweede bundel nooit helemaal had gelezen. Dat deed ik nu wel, en de eerste. En de derde, en daarna ook nog een stuk of wat gedichten. Die tweede bundel is nog altijd ijzersterk. De eerste is leuk. Daarna wordt het voor mij een stuk minder. Ik begrijp waarom romanticus Remco Campert Verhagen zo goed vind, het is waarschijnlijk precies de reden waarom ik zijn latere gedichten niet zo goed vind. De romantiek, het verlangen – en ik zie daar dan ineens geen nieuwbouwwijk (Amsterdam Nieuw-West) bij, maar Verhagen’s slechte schilderijen en ik ruik Ruigoord. Dat ligt me niet. (Ruigoord is ok, maar het zijn wel allemaal ouwe hippies).

#

Tom Simpson

Vooral een fotoboek – de tekst is niet erg goed (en matig vertaald). Of nee, het is een boek van Mark van Lombeek?

#

Karin Amatmoekrin: De man van veel

De roman die een intens beeld geeft van Anton de Kom’s leven. Nou ja, van diens verblijf in de psychiatrische inrichting. Ik had liever meer over De Kom’s politiek activisme gelezen, over zijn positie, zijn boek, zijn opvattingen, zijn belang, zijn rol in Suriname. Meer sociologie en geschiedenis – dit boek is vooral psychologisch. Minder mijn ding. (En al die plakwoordjes om de zinnen te laten lopen irriteren me). Wel een belangrijk boek.

#

Alain Badiou: In Praise of Mathematics

Kon het toch niet laten. Maar vooral omdat ik laatst donderdag met Joost Rekveld over wiskunde sprak en gisteren ook met Samuel Vriezen. Zeer toegankelijk boekje, makkelijk te volgen, zelfs als het over wiskunde gaat (ik blijf alleen problemen houden met de formules – minder met de mathematische intuïties of de abstractie, en helemaal niet met Badiou’s visie op het belang van wiskunde). Nu dat boek van Zalamea lezen – hoe weinig ik daarvan ook verwacht te begrijpen. (Hele ochtend gelezen over Grothendieck, online).

Hier mijn ‘highlights’:

I’ll focus on the concept of infinity, its history, and the contemporary state of the question and its consequences. On this issue alone, breathtakingly new and important research has been carried out in mathematics over the past fifty years. If you’re not familiar with it, what happens is that, when you say the word “infinity,” you actually have no idea what you’re talking about, because the mathematicians have worked on this concept and taken it to an unprecedented degree of complexity. If you don’t know anything about certain theorems from the 1970s or 1980s on the new figures of mathematical infinity, there’s no point in using the word “infinity” – at least in the context of rational thought.

Likewise, in philosophy “logic” continues to be spoken about, but if you don’t take a close look at what has been going on in logic in terms of its constant formal re-creation, you’ll have a poor and false understanding of the word “logic.” In fact, logic, or rather logics, have become part of mathematics today. I’ll come back to this. But it’s clear that philosophers cannot be unaware of logic, and therefore of mathematized logic today.

These two examples show that philosophy, if it separates from mathematics, heads for disaster, since a considerable number of the concepts it needs become, simply as a result of ignorance, obsolete.

The great “comprehensive” treatise of modern mathematics, undertaken in France in the 1930s by a group of mathematicians who gave themselves the name “Bourbaki,” makes a distinction from the outset between algebraic structures, which are the possible structures (addition, subtraction, division, root extraction, etc.) that enable calculations, and topological structures, which make it possible to think spatial arrangements (neighborhoods, inside and outside, connections, the open and the closed, etc.). This is obviously descended from the distinction between arithmetic and geometry. So the most complex and exciting mathematical problems are clearly those that combine the two orientations, specifically the daunting problems of algebraic geometry.

[realist]

There are structures that recur in everything that exists. The study of these structures as such, of structural possibilities, is precisely the aim of mathematics.

[formalist]

Then there’s another orientation, which I call “formalist” and which amounts to saying that mathematics is merely a language game, or, in other words, the codification of a language that is of course formally rigorous, since the concepts of deduction and proof are normative and formalized in it, but whose rigor cannot claim to have an ongoing relationship with empirical reality.

ut in the context of so-called Category theory, which is roughly the theory of relations “in general,” with no pre-specification of given objects, paraconsistent logic is clearly operative. In certain categories similar to set mathematics, such as Topoi theory (a topos is a category in which can be defined a relation similar to the classical relation of belonging, the famous ?), the logic is essentially intuitionistic.

My own, strictly philosophical, conclusion is that, in reality, mathematics is simply the science of being qua being, i.e., what philosophers traditionally call ontology. Mathematics is the science of everything that is, grasped at its absolutely formal level, and that’s why paradoxical inventions of mathematics may be used in physical investigation.

As Bachelard said, even the great instruments that are used in experiments, from telescopes to giant particle accelerators, are “materialized theory,”4 and presuppose, even in the way they’re constructed, extremely complex mathematical formalisms. That, in my opinion, is what solves the mystery of the relationship between the formal sciences such as mathematics and the experimental sciences such as physics.

Broadly speaking, what mathematics ultimately makes possible, how it offers itself – without its knowing or even caring about it – as a speculative resource to philosophers who want to go beyond contemporary relativism and restore the universal value of truths, is what I’d call the possibility of an absolute ontology. 

At any rate, it can be proved without too much difficulty that set theory obeys the four principles of absoluteness that I just mentioned.

Changelessness: This theory is concerned with sets for which the concept of change is meaningless. These sets are extensional, which means they’re entirely defined by their elements, by what belongs to them. Two sets that do not have the exact same elements are absolutely different. And so a set as such cannot change, since, just by changing a single point of its being, it loses it altogether.

Composition on the basis of nothing: The theory does not initially introduce any primordial element, atom, or positive singularity. The whole hierarchy of multiples is built upon nothing, in that it only needs the existence of an empty set to be postulated, a set that contains no elements and is for that very reason the name of pure indeterminacy.

Axiomatic prescription: The existence of a given set is only inferred at first either from the void as originally postulated or from the constructions allowed by the axioms. And the guarantee of this existence is nothing but the principle of non-contradiction applied to the consequences of the axioms. Obviously, whether these axioms, historically selected by the mathematical community, are the best ones, or especially whether they are sufficient for thinking multiple-being qua being is a question that has no answer a priori. It is the history of mathematical and philosophical ontology that will decide. All we can do is admit a principle of openness, which is formulated as the fourth point.

Maximality: An axiom prescribing the existence of a given set can always be added to the theory’s axioms, provided it can be proved, if at all possible, that this addition introduces no logical inconsistency into the overall construction. These additional axioms are usually called “axioms of infinity” because they define and postulate the existence of a whole hierarchy of ever more powerful infinities.

Whereas the joy you feel in mathematics is immediately universal: you know that what you’re feeling will also be felt by anyone following the reasoning and understanding it as he or she goes along. Happiness, in mathematics more than anywhere else, is the difficult pleasure of the universal.

Actually, mathematics is the best of human inventions for practicing something that’s the key to all collective progress and individual happiness: rising above our limits in order to touch, luminously, the universality of the true.

#

Raster V 1 1971

Had bijna nu gemaakt kunnen zijn: anarchisme, eco-poëzie, Novissimi.

#

Een tak van denken

‘Tien moderne Italiaanse dichters. Samengesteld en vertaald door Karel van Eerd. Uit de Poetry International Serie. Ik heb dit boek (dit exemplaar) ongetwijfeld al eens geleend in 1991 of 1992 of daaromtrent. Ook toen interesseerde Balestrini me. (En er staan een paar vertaalde gedichten van hem in deze anthologie). Inleiding: je voelt het verschil in tijd. Nu – 2017 – zou je de positie van de neoavanguardia juist opnieuw heel positief waarderen. Indertijd – 1989 – was die vorm van politiek activisme + vorm & taal vernieuwing juist ‘voorbij’, te ‘extreem’, mislukt. En ontstaat er een bijzonder conservatieve houding ten aanzien van de literatuur (een houding die niet per se politiek conservatief is, hij kan links zijn, progressief, maar hij is conservatief, houdt vast aan, is niet hemelbestormend enz.)

De keuze is vrij conservatief, 1980s-restauratiewaardig. Caproni: mooi, maar tegen kitsch aan, wordt gered door muzikaliteit; Fortini: intrigrerend – zo politiek; Giovanni Giudici: vreselijk conservatieve ‘poëzie’; Sanguinetti: erg interessant, (in versbouw, toon, maat) maar in deze keuze overheerst teveel het private en dat irriteert me; Balestrini: heel intrigerend – Samuel, heb je dit ooit gelezen?; Valentino Zeichen: ja, redelijk, maar ik zal er niet verder in duiken en lees ik daar inderdaad iets extreem-rechts nationalistisch? – ik lees een interview met hem, vreemde man; Cucchi: nee, vind ik helemaal niet interessant; rest ook niet. Restauratie, terug naar de poëzie van het particuliere.

#

Herman Chevrolet: Land van wielrennen

Het Vlaamse wielrennen opnieuw verwoord door Herman Chevrolet. (Of de mythe ervan). Eerlijk gezegd behoorlijk goed. Zo niet heel erg goed. Een van de beste boeken over de koers. Wielerliteratuur. (Zonder dat opzichtig te willen zijn – waar Antoine Blondin en Jeroen Wielaert zo de mist in gaan).

#

Nanni Balestrini: gedichten

Lees alle gedichten van Balestrini die ik in vertaling zo snel vinden kan. Hij is misschien niet de meest poëtische wel verreweg de interessantste van de neoavanguardia – om zijn omgang met het taalmateriaal. Ik bestelde zomaar de twee delen van zijn verzamelde poëzie in het Italiaans. Waarom deed ik dat nou? (Omdat ik eindelijk wel een boek wilde kopen in plaats van niet).

#

Max Leonard: De rode lantaarn

Totaal overbodig boek. Niet slecht gedaan, maar het is de uitwas van het feit dat er zoveel geld zit (marketing) in schrijven over wielrennen dat je zelfs een dik boek mag maken over renners die laatste zijn geworden in de Tour de France. Zo’n boek zou eigenlijk al in conceptfase ‘laten we een boek maken over de rode lantaarn-dragers’ afgeblazen moeten worden. En nee, er zit ook niks diepzinnigs psychologisch is. En ook geen sociologie van het wielrennen.

#

Georges Perec: Poging tot uitputtende beschrijving van een plek in Parijs

Vertaald door Kiki (Coumans) – in de heel mooie reeks van uitgeverij Vleugels. Mooi, en interessant (want het kan dus niet, een plek uitputtend beschrijven – en in alle breuken en gaten van de beschrijving toont zich een wereld, en een blik. (Onderzoek: de relatie tussen Perec’s ‘objectieve’ blik en de poetica van Balestrini – de verzwegen politiek van Perec…). (Daarna heel De duistere winkel toch gelezen).

#

Danielle Fioretti: Utopia and Dystopia in Postwar Italian Literature

Beetje een standaard PhD-opzet – geen inzichten, wel alles netjes onderzocht. Ik lees niet het hele boek, her en der, inleiding, om de plaatsbepaling en de algemene inzichten. Het verhaal van Volponi kende ik niet (werd bijna CEO van Olivetti…).

#

John Picchione: The New Avant-Garde in Italy

Die moet ik lezen – de neoavanguardia –; heldere studie. Er wordt me veel duidelijk. Erg interessant moment in de Italiaanse literatuur. Als ik nu (weer) Italiaans zou studeren dan zou ik dit moment willen uitspitten. (Ook vanwege de connecties met semiotiek – en de link naar cybernetica –, met de opkomende heerschappij van de communicatie, de rol van Olivetti, de link met de klassieke muziek).

#

Umberto Eco

Stukken uit Opera Aperta, De alledaagse werkelijkheid en Lector in Fabula herlezen – vanwege de kruisverbanden met Gruppo63, de componisten, enzovoorts. Geen Balestrini – ik denk dat Eco en Balestrini nogal tegengestelde karakters waren. En daarna een monografie over Eco die ik in de OBA vond, in het Engels, maar die is ongeloofelijk saai en geeft geen enkel inzicht, bijna alsof het boek gegenereerd is door een algoritme (maar het is uit 1996, dus dat zal niet geval zijn).

#

Italo Calvino: De weg naar San Giovanni

Mooi. Begrip van de oerscene van Calvino’s werk: de wandeling omhoog de velden in naar de akkers, met zijn vader die agronoom was. Het laatste (late) verhaal is me wat te geconstrueerd – ik begrijp na een halve pagina al wat hij wil doen en waar hij zal uitkomen. (Dezelfde verveling als bij Borges. Het is filosofie, maar ik mis iets).

#

Italo Calvino: En toen kwam de raaf

Zijn vroege verhalen. Wat opvalt is de bijna autonome rol van de natuur. Van de niet-menselijke actoren. Die door de personages waargenomen worden als even belangrijk, handelingsvaardig, aanwezig als de mensen. Ik vermoed dat het toen gelezen werd als ‘die jongens, die armen, die nog dichter bij de natuur leefden’, maar het is meer dan dat, of nu in de 21ste eeuw lees je het anders – niet alleen vanuit de oerscene van Calvino’s werk, maar ook vanuit een veranderd begrip van natuur, van de samenwerking tussen mens en landschap, landbouw, planten, groei, het weer – enzovoorts. Niet alle verhalen gelezen en ik vind ze ook lang niet allemaal zo de moeite waard, zoveel later. Veel is me te Hemingway-achtig.

#

Italo Calvino: Il sentiero dei nidi di ragni

Ik moest dat boek lezen toen ik Italiaans studeerde. Ik heb het al meer dan 30 jaar in het Italiaans en volgens mij heb ik het nooit gelezen. Ik kocht de Nederlandse vertaling en las het onderzoekende, zelf-vorsende voorwoord. (Ik bladerde ook in andere boeken van Calvino en zijn essays). Ik heb goede herinneringen aan een aantal van zijn boeken (de trilogie Onze voorouders), maar ben er ook nooit in geslaagd om zijn beroemdste boeken De onzichtbare steden (het boek waar iedereen altijd aan refereert) uit te lezen, en ook het lezen van Als op een winternacht een reiziger (ik zie me het nog lezen, op de grond, geleund tegen mn bed op de Bentinckstraat, het zal 1986 zijn geweest) brak ik af. Wel zijn essays gelezen, verhalen, en zelfs dingen in het Italiaans die toen nog niet waren vertaald. (Volgens mij is Ti con zero nog steeds niet vertaald).

#

Jan-Willem Anker: Vichy

Ik leende het en ging het lezen omdat Jan-Willem bij mij in de commissie zat en ik hem mag en zijn meningen zeer op prijs stelde, ze waren precies en afgewogen en kritisch, en zijn toon nog meer. Vichy is goed geschreven, het is soms grappig, maar ik herkende verdomd weinig in de paniek (want dat is het) om een kind dat geboren gaat worden (man gaat er een maand ofzo tussenuit terwijl zijn vriendin zwanger is). Het extreme weer verwijst naar klimaatverandering en de heikele zaken van deze tijd en is ook een metafoor voor de verwarring van de hoofdpersoon.

#

David Bellos: Perec, een gebruiksaanwijzing

De biografie van Perec. Raakte toch weer geïnteresseerd door het lezen van de vertaling van Kiki (zie boven) – hoe ging hij te werk, hoe zag hij zijn schrijverschap. Je zit er meteen in – dit is echt een goede biografie, precies, enorm veel onderzoek, maar ook context, relief enz. Een literair werk op zich. (Alleen al hoe hij schrijft over Peretz/Perec). Zal ik tijd hebben om het te lezen?

De laatste dagen van december eindelijk flink op streek geraakt. En gegrepen. Intrigerende positie in het literaire veld. Perec zal nooit mijn favoriete auteur worden (te veel een puzzelfanaat, dat ben ik niet), maar wel heel belangrijk in de context van marktonderzoek, dataverzamelen, data-ontsluitingsmethodes, structuur, semiotiek & sociologie, consumptiemaatschappij, technologische progressie. (Vergelijk met Calvino). (Ook die context van de literatuur van de jaren zeventig reconstrueren…)

#

Fernando Zalamea: Synthetic Philosophy of Contemporary Mathematics

Toen het uitkwam bij Urbanomic zag ik het en dacht – nee, dat zal ik niet lezen. En ik zag de interesse in Zalamea als een stap te ver in de rationalistische richting van het accellerationisme. Nu, na gesprekken met eerst Joost Rekveld en daarna Samuel Vriezen, wist ik: dit moet ik juist wel lezen. Ik wil het trouwens ook weten. (En Grothendieck is een wel heel fascinerende figuur…)

#

Maxim Februari: Klont

Had even moeite om erin te komen. De (filosofische) inhoud ken ik van voor naar achteren. De toon stond me aanvankelijk tegen. Te jolig ironisch gemeen. Maar dan kom ik er toch in. Hij is dus bezig geweest met exact dezelfde vragen die mij bezig hielden (bij Sonic Acts, bij V2_, enzovoorts). Wist ik al. Ook.

#

Ryszard Kapucinsky: Ebbenhout

Na het zien van de documentaire over zijn werk dit boek weer eens opgepakt. Ik vind het nog steeds te ‘verslaggeverig’, net iets te veel de journalist als reizende held. Leest wel als een trein.

#

JG Ballard: High Rise

In de recente Nederlandse vertaling. Was wel ooit begonnen in dit boek, maar niet uitgelezen. Zag de film eerder dit jaar (of was het vorig jaar?) en was niet bijzonder onder de indruk – vooral stylish. De roman is soms wat repetitief – in die zin niet Ballards sterkste – maar heel goed in zijn ambiguiteit. Het is onmogelijk om Ballards visie rechtstreeks te mappen op enige ideologie, en onmogelijk om de personages te onderscheiden in de ‘goeden’ en de ‘slechten’.

#

Eva Meijer: Dagpauwoog

Lees makkelijk. Het best in de filosofie, romantechnisch een beetje te simpel. Dacht ik. Of niet. Toch wel erg goed. En juist in de vanzelfsprekendheid en het niet spectaculaire en niet psychologiserende heel knap. En al is het niet mijn onderwerp (dierenrechten, dierenliefde – ik heb nou eenmaal weinig met dieren) het had mijn volledige aandacht.

#

Michael Blann: Cols

Fotoboek over beroemde cols. ‘De mooiste beklimmingen in Europa’. Best mooie foto’s en een paar mooie teksten (van Britse renners en van Sean Kelly). Toch zou ik een boek als dit nooit kopen. Leuk om even in huis te hebben.

#

Henkes en Bindervoet: Mackbeth

Hun take-on Macbeth, begon de inleiding te lezen (in de stem van een geschifte leraar).

| June 13, 2019 | 23:31 | Comments Off on • Leesdagboek 2017 |

0 Comments

RSS for comments on this post.

sorry, the comment form is closed at this time.

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.5 License. | Arie Altena