: : Arie's weblog : :wat ik doe, wat ik lees en wat er in me opkomt donderdag, februari 21, 2002 Unix is re-humanizing. Het doet wat jij vraagt. Je wordt op face-value behandelt. Jij moet nadenken. Het denkt niet voor jou. En dat is fijn. Waanzinnige directheid. Niet dat ik het al beheers... arie altena | 6:26 PMLang leve de geschiedenis van het web: verborgen in vergeten folders op webservers. Lang leve Google die het vindt: de eerste webadvertentie van Mediamatic: http://www.nrc.nl/Web/Adv/Mediamatic/mediamatic.html. Uit 1995. arie altena | 6:12 PMDe site http://users.skynet.be/interfaces is genomineerd voor de dotCulture2002-prijs: http://www2.belgacom.net/contest_cult2002/nl/index.htm. Hij is gemaakt door Bert Balcaen en Ingrid Stojnic. Ze hebben beide bij de Mediamatic Workshops gewerkt, hebben hun basis in Gent en onderzoeken de digitale esthetiek. Zo te zien hebben ze niet stilgezeten. Interfaces is een serie multimedia-werken (in dit geval is er geen beter woord), over geest - lichaam en de wereld. Strak qua beeld ('digitaal esthetisch'?) en zonder angst voor theorie, of, nee, met fascinatie en liefde voor de theorie. Thema's: 'nodes of the language', 'surfaces'. 'textures', 'passing by : in between'. Ik heb nog lang niet alles gezien. (Euhm....stem op ze!) arie altena | 6:00 PMwoensdag, februari 20, 2002 "Achter de anti-globalistische demonstranten gaan terroristische clubs schuil. De Europese Unie moet daarom, wat de huidige EU-voorzitter Spanje betreft, activisten als potentiële terroristen in de gaten houden en bestrijden." Zie bericht in Trouw en http://www.indymedia.nl/2002/02/2321.shtml Hmmm. Zou je al verdacht zijn als je indymedia linkt? arie altena | 5:29 PMdinsdag, februari 19, 2002 Gisteravond weer naar de Kraakgeluiden geweest in OT301. Beeld van de 242 Pilots en muziek van Justin Bennett, Huib Emmer, Lukas Simonis en Joost Buis. Oudgedienden. Lukas Simonis en Huib Emmer hebben tegenwoordig allebei een Kaospad, en vooral Simonis was soms nogal wild bezig met zn laptop, cd-speler, kaospad, mengpaneel, microfoon en stem. Nu geen tijd om er meer over te zeggen dan dat het mooi was. Misschien morgen. arie altena | 5:00 PMTerwijl ik afgelopen zaterdag schreef dat ik eerder een come-back van Frank Vandenbroucke verwachtte dan een van Michele Bartoli, won Michele Bartoli in slecht weer met overmacht op de Mont Faron en daarmee ook de Ronde van de Middellandse Zee. Uitgerekend de koers (en de klim) waarin Vandenbroucke zo vaak imponeerde - en op zijn negentiende (!) voor het eerst toonde wat hij in huis had. (Meer wielernieuws: http://www.sport24.be/wielrennen/2002/index.html. arie altena | 4:55 PMDe vorige posting is de eerste versie van een recensie (of er een tweede versie komt is de vraag...). Weer veel letters dus. arie altena | 4:49 PMDe droom van perfectie baart kerkers; Dreyfus en Weinberger over het internet Mijn antwoord op die vraag was altijd eenvoudig: meer dan de kwaliteitskrant of het televisiejournaal biedt het web de mogelijkheid tot directe bronnenkritiek. Webpagina's liggen ingebed in een web van links - als ze niet zelf refereren, dan refereren andere pagina's de desbetreffende site, en als dat niet het geval is dan bieden zoekmachines soelaas. Wordt een pagina niet gelinkt, wordt een site niet gerefereerd, heeft ze een weinig vertrouwenwekkende url, is de auteur nergens anders terug te vinden? Then that's a bad sign. En als men dan bleef insisteren op het probleem van waarheid op het web, op de proppen kwam met manipulaties, rogue-sites, dan probeerde ik het door te wijzen op de positieve effecten. Dat professionele informatie naast lekenkennis, naast ooggetuigenverslagen, naast gescheld, staat - kortom dat alle soorten informatie in dezelfde 'ruimte' aanwezig zijn en gelinkt kunnen worden -, is in eerste instantie verwarrend. Maar kijk naar de mogelijkheden: als je wilt kun je context van een 'uitspraak' onderzoeken, je kunt je niet onttrekken aan kritiek, verdoezelen is veel moeilijker, je krijgt een breder beeld van de wereld, je ziet hoe kennis geproduceerd wordt. Openheid is lastig; het web maakt omgang met informatie niet makkelijker. De beschikbaarheid van onaantastbare autoriteit is voor de klant/informatiezoeker de makkelijkste weg naar zekere kennis. We zouden het web om kunnen vormen tot een vraagbaak met een strikte structuur en hierarchie, inclusief hierarchieen van privileges voor gebruikers (metatekst aanpassen - links toevoegen - inhoud aanbieden - inhoud aanpassen - lezen). Sommige zouden van het web graag een goed geordende bibliotheek maken, geleid door competente biliothecarissen (mens en software). Denkoefening: noteer wat er dan verloren gaat. Achter de vraag "maar hoe weet ik nou of dit waar is" verschuilt zich niet enkel een existentieele angst die ingegeven wordt door de komst van een communicatiemiddel dat de status quo in informatieverschaffing aantast. De vraag toont wat voor afgrond er gaapt tussen de kennisopvatting van de gemiddelde mens en de manier waarop kennis daadwerkelijk tot stand komt. Tussen wat men denkt dat kennis is, en kennis in actie. De gemiddelde mens wil dealen met "zekere kennis". Het internet en het web brengen ons (de gemiddelde mens) in direct contact met "kennisproductie in actie". Dat verwart. "Kennisproductie in actie" is het terrein voor professionals, zo denkt men. Pas als een stukje kennis "zeker" is, zal het gepubiceerd worden in de kwaliteitskrant, of op de televisie. Wat het internet op de voorgrond brengt is dat deze visie op kennis altijd al een fictie geweest is (een regulerende fictie, in sommige gevallen een noodzakelijke fictie). Wat kennis is, is een ingewikkelde kwestie; een filosofisch - preciezer: epistemologisch - heet hangijzer waarop geen eenvoudig antwoord mogelijk is. In internettijden nog minder dan vroeger. De afgelopen tijd heb ik twee boekjes over het internet en www gelezen die zich goed met elkaar laten vergelijken en beide op deze kwestie ingaan: Hubert Dreyfus' On the Internet (uit de serie "Thinking in Action" van Routledge; http://socrates.berkeley.edu/~hdreyfus/index.html) en David Weinberger's Small Pieces Loosely Joined: http://www.smallpieces.com/. Beide hebben behartenswaardige dingen te melden over het internet. Dreyfus is de criticaster en Weinberger de realistische web-believer; Dreyfus is de filosoof, AI-specialist, en onderwijzer, Weinberger is de doener, marketing-expert, en lekenfilosoof. Weinberger begrijpt het internet op eigen gronden, Dreyfus benadert het internet vanuit pre-internetkaders, heeft daardoor vooral oog voor de negatieve aspecten. Wat betreft hun antwoord op de vraag wat internet voor de omgang met kennis doet, zijn zij elkaars tegenpolen. Dat blijkt uit hun volledig tegengestelde appreciatie van de link. Dreyfus heeft alleen oog voor de nivellering die het gevolg is van het feit dat iedereen de macht heeft om zelf verbindingen aan te brengen in het netwerk van kennis. Daarmee komt de waarde van kennis op het spel te staan. Op dit punt redeneert Dreyfus overigens eerder theoretisch dan vanuit de praktijk van het web. Hij heeft bijvoorbeeld wel oog voor het probleem dat zoekmachines hebben met al die ongeordende kennis, maar geen aandacht voor positieve gevolgen van lekenbemoeienis met professionele kennis. Weinberger daarentegen, redeneert pragmatisch en vanuit de praktijk. Zijn visie op het web (en het internet) is gebaseerd op dat ene aspect: in deze publicatieruimte mag iedereen zijn of haar stem laten horen en mag iedereen links maken; wat volgt daaruit? Weinberger sluit de ogen niet voor de negatieve gevolgen van de openheid van het web. Maar, zo vindt hij terecht, we zijn beter af met die negatieve aspecten, dan met het alternatief: een minder open, gereguleerd web. Dreyfus heeft de neiging de verkeerde vragen te stellen. Hij vat ze samen in zijn conclusie: "Whatever the long-range value of the Net turns out to be, it won't be the quality of information it offers, the democratic distance learning it makes possible, the presence of the net-user to all of reality, and the possibility of a new life full of meaning." Mijn reactie: "Nee, natuurlijk niet, als je het zo stelt". "Quality of information" (of, marketing-term "quality of service") wordt geleverd door instituties. Op het web zijn er wel instituties, het web is zelf geen institutie (althans: nog niet). Distance-learning is in de pedagogische praktijk een achterhaald verhaal. Evenmin als welk ander publicatiemedium zorgt het web voor de onmiddellijke aanwezigheid van de realiteit - het zorgt wel voor de beschikbaarheid van een heleboel 'realiteit'. En een nieuw leven vol betekenis - jeez, that would be nice. Ik merk dat vanzelf cynisch wordt als ik op Dreyfus reageer. En dat terwijl hij in sommige gevallen goed beargumenteerde kritiek heeft, die een gedetailleerde deconstructie waard zijn. Misschien is het omdat ik me aangevallen voel, terwijl Dreyfus zijn aanval richt op meningen die ik (net als andere ervaren webgebruikers) niet deel, maar er - op een dieper filosofisch/politiek niveau een fundamenteel verschil van mening is. "Het web leidt tot eenzaamheid en een afkalven van werkelijkheidszin", dat is de waarschuwing die Dreyfus mee wil geven aan alle webgebruikers. Dat klinkt als "pas op, als je teveel leest dan zul je het contact met de wereld verliezen". Het vreemde is dat Dreyfus meteen na deze waarschuwing met een goed voorbeeld komt van de kracht van het web: "...the World Wide Web can increase one's power to act, both by providing relevant information, and by putting committed people in touch with other people who share their cause and who are ready to risk their time and money, and perhaps even their lives, in pursuing a shared end." Zo, aldus Dreyfus, kwam de Landmine Treaty tot stand. (Heel cynisch zou je hierop kunnen laten volgen: zo organiseert zich het internationale terrorisme). Maakt Dreyfus meer van het web dan het is? Weinberger beschouwt het web als een publicatie- en communicatiemedium dat zorgt voor fundamentele veranderingen in onze omgang met kennis, informatie en tijd. Dat is, wat mij betreft, de manier om het web en haar effecten te begrijpen, in kaart te brengen, te evalueren. Pragmatisch, maar productief en helder. Weinberger behandelt zeven verschillende effecten van het web: wat het web doet met ruimte, met tijd, waarom is het web niet perfect, gemeenschap, wat doet het web met de omgang met kennis, en tot slot, hoe is het internet opgebouwd? (hoe werken routers e.d.). Weinberger begrijpt, anders dan Dreyfus, dat het beste netwerk het domste netwerk is. Het internet functioneert omdat er niet gereguleerd wordt. De reden van bestaan van het internet? "To move bits". Waarom is het web niet perfect: het is een ontwerpbeslissing, het maakt openheid en creativiteit mogelijk. Mijn sympathie gaat volledig uit naar Weinberger. Ondanks zijn amerikaanse niet kapot te krijgen optimisme, zijn managers-ideologie ('make it work') en ondanks het feit dat zijn pragmatisme en "gezond-verstand"-redeneren soms tot simplisme leiden (hij bekritiseert onze 'default philosophy' en komt ergens tussen postmodernisme en verlichtingsidealen terecht). Ik neem daarbij zelfs zijn babbeligheid, en de niet altijd even spannende voorbeelden, op de koop toe. (Zijn babbeligheid is overigens niet zo irritant die van Gordon Graham. Diens "Internet, een filosofisch onderzoek" (http://www.routledge.com/internet/default.html) - hoewel helder opgezet en soms raak, gaat op den duur irriteren. In elk hoofdstuk worden twee opties ("reguleren of niet reguleren") tegenoverelkaar gesteld worden, waarna, al palaverend over de oude filosofische kwesties die dit oproept, steeds de middenweg te verkiezen blijkt). Dreyfus heeft ook een heldere blik en sommige van zijn kritiekpunten snijden hout. Helaas is dat meestal een kritiek op achterhaalde standpunten van venture-kapitalisten (die daarmee hun overbodige educatieve software proberen te verkopen) of op de filosofieen van postmoderne cyber-gelovigen die genderswapping in chatrooms beschouwen als de sleutel tot een betere wereld. Weinberger bedrijft lekenfilosofie van het web, maar hij weet waarover hij het heeft, hij begrijpt wat er op het spel staat, en hij snapt wat er in de praktijk van alledag verandert is. (Weinberger spreekt nergens over de toekomst, zijn boekje is een beschrijving van de huidige stand van zaken - daardoor is zijn amerikaans optimisme verteerbaar). De netcriticus zal het boek van Weinberger te licht vinden, en de wenkbrauwen fronsen wegens het ontbreken van de politieke dimensie en politiek-sociale kritiek. De filosoof zal - waarschijnlijk- opmerken dat er in zijn samenvattingen van filosofie een en ander rammelt. De webgebruiker zal meest instemmend knikken bij wat Weinberger te melden heeft. Hij/zij krijgt een begrijpelijke onderbouwing van de eigen webervaring: dat het web duidelijk maakt dat de 'plek' (niet de abstracte ruimte) belangrijk is; dat de ervaring van tijd bepaald wordt door interesse (niet de klok); dat het web - tot op zekere hoogte - mensen verbindt; dat kennis contextueel is en gemaakt wordt (niet bestaat uit losse feiten die je kunt vinden); en een verklaring van de imperfectie van het web. De gewone webgebruiker zal het web na het lezen van "Small Pieces" beter begrijpen. Dreyfus boekje, daarentegen, drijft de lezer tot beklemmend, krampachtig conservatisme (met Kierkegaard als leidsman), aanvaarden van autoriteit en vastgestelde hierarchieen; waarden die wel bestaan op het web, maar niet ten grondslag liggen aan het web. Het web is een rommeltje, een zootje, en dat is goed. Zou het anders zijn, berg u dan. De droom van perfectie baart kerkers. arie altena | 4:44 PMmaandag, februari 18, 2002 Veel tekst: heb een groot deel van de zaterdagmiddag in de zon zitten tikken op mn linuxlaptop. Vandaar. arie altena | 1:05 AMHet valt niet mee om met Linux te werken. Door mn Mac-opvoeding ben ik gewend om maar wat te doen, en al doend te leren. Dus tik ik op goed geluk commando's in, en heel langzaam leer ik wel iets, maar erg ver kom ik er nog niet mee. Wat lukt zijn de dingen die ik ongeveer tien jaar geleden moest leren om te kunnen e-mailen en internetten. Een paar unix-commando's om files te bekijken, PICO en PINE. Telnetten en FTP-en lukt dus ook wel (open, get, put, bye - zo kreeg ik deze tekst van mn laptop via xs4all naar mn mac - phew). Emacs is al een stuk lastiger, volledig anders gestructureerd dan de kantoorsoftware waarmee we de afgelopen jaren hebben leren werken. VIM is echt gruwelijk. Het lukt me niet eens om het te quiten, exiten, killen (ja, :q enter, of met aanhalingstekens - maar zelfs dan krijg ik de prompt niet terug; of gaat dat niet met VIM?). Ik zal toch een beetje moeten studeren. Het blijft worstelen, en ik ben ook niet echt een computerfreak. Anderszijds: nu ik weer achter mijn mac zit mis ik het gevoel van direct interactie met de machine al. Linux veronderstelt dat je de machine leert besturen en leert kennen (de jaren-zeventig-opvatting van werken met de computer). Kun je 'm eenmaal besturen, dan heb je niet alleen directe controle, je kent de machine ook als een programmeerbaar 'geval' en je begrijpt hoe dat geval is samengesteld. Tenminste, dat wil ik nu graag geloven. Wordt vervolgd. arie altena | 1:02 AMDe Londense Time Out schrijft over de muziek bij de tekenfilmpjes van Serge Onnen: "...a skittering percussive soundtrack". Met een beetje goeie wil is die regel te beschouwen als de eerste (internationale) recensie van Oorbeek (de band waarin ik gitaar en mixer speel: http://www.xs4all.nl/~ariealt/oorbeek), want euh, wij maakten die soundtrack. (Okee, 't gaat om een loop van een paar handenvol seconden, maar toch, en 'skittering' is een mooi woord). arie altena | 1:01 AMOp zondag 3 maart zal Oorbeek "instant radiofonie" en "verbindende jingles" verzorgen op de Mediamatic-salon. Vanaf 16.00 zijn we live te horen in het gebouw van Mediamatic (Prins Hendrikkade 192, Amsterdam), en - als alles goed gaat - ook op Radio 100 (ether & internet). Zie de aankondiging op http://www.mediamatic.net (klein scherm? scroll naar links). We weten nog niet precies wat we gaan doen. Bij radio denk ik aan radiofonie, radiokunst, mixen, doormixen, hermixen, klankbeelden, geluidsdocumentaires. Geluid uit de ether. Geluidsgolven, toevallig of niet toevallig opgevangen met goed gerichte antennes of software. Dat is een opvatting van radio die me aantrekt, waarmee ik iets wil doen. Het is de radio van de 'huiskamercomponisten' die Willem de Ridder begin jaren tachtig liet horen op Hilversum 4; de radio van de mixers van Patapoe; de radio van DFM; de radio van het German Horspiel; van Radio Worm. Of van Cage's Roaratorio. Radio als kunstvorm, of, exacter, de radio als medium voor, hmmm, radiospecifieke kunst. Radiofonie. (Zeg radiofonie en de meeste mensen weten niet waar je het over hebt; gebruik het woord hoorspel, en men krijgt in Nederland asscocaties met detectiveverhalen van de NCRV en een gezinnetje dat geschaard zit rond de bakelieten buizen-radio; zeg geluidsdocumentaire en men denkt aan Han Reiziger met microfoon en bandrecorder op zoek naar de wortels van Mozart. (Dat is in de richting). Gelukkig is het alleen een verwarring van woorden en begrippen. Wie een radiofonisch werk (trouwens een erg vloeibaar begrip, radiofonie) hoort, begrijpt het meteen. Tis alleen geen hokje in de hoofden van mensen.) Het zijn goede tijden voor de radiofonie. Dat is te danken aan de marginalisering van de radio, te danken aan het feit dat iedereen radio kan maken (shoutcast, realadio), te danken aan de beschikbaarheid van opnameapparatuur. Het is vooral te danken aan het feit dat mixen een van de belangrijkste artistieke methodes geworden is. Misschien minder voor professionele kunstenaar, maar zeker voor de liefhebbers. Althans, dat wil ik graag geloven. Ik zal toch niet de enige zijn die constateert dat, ondanks de teloorgang van een deel van de publieke radio (ingezet door de idote en misdirected concurrentieslag met computergestuurde commercieele format-radio), en ondanks het feit dat er steeds meer slechte programma's zijn, er ook meer rare en leuke programma's te horen zijn? Weliswaar niet altijd van even hoog niveau, en ongetwijfeld onder de continue dreiging te zullen verdwijnen, maar toch. Tel uw zegeningen nu het kan. Of vergis ik me? Wat we met Oorbeek gaan doen op 3 maart in de radiosalon, weten we dus nog niet precies. De middag is opgezet als een live radio-programma, met een afwisseling van interviews, muziek, verslaggeving voordracht. Oorbeek is daarvan een onderdeel. We zullen zien. Het wordt ongetwijfeld leuk en raar. arie altena | 1:00 AMGisteravond (=vrijdag) Gummo van Harmony Korine opnieuw gezien. Blijft een van de allerbeste films van de afgelopen tien jaar. Elk beeld is raak. (Je zou de film in dertig stukje kunnen hakken en elk stukje als videokunstwerk in een museum kunnen zetten & het zouden dertig goeie kunstwerken zijn). (Okee, da's overdreven, maar toch). En Korine heeft een enorm goed gevoel voor het combineren van beeld, muziek, geluid, voice-overs en dialoog. Hij doet me wat dat betreft erg denken aan de beste films van Godard. arie altena | 12:58 AMIk schrijf deze weblog onder het motto: "wat ik lees, wat ik doe en wat er in me opkomt". Ik koos die regel omdat ik van plan was verslag te doen van mn leeservaringen, in de veronderstelling dat de verhouding 'theorie & non-fictie' - 'literatuur' ongeveer 50/50 zou zijn. Sinds ik kan lezen heb ik continu 'boeken' gelezen. 1 roman per week. Soms wat meer, soms minder. Die boeken karakteriseerden de week, gaven de dagen ritme, enzovoorts. Soms was ik maanden bezig om (bijna) alles van een bepaalde schrijver te lezen: William T. Vollmann, Thomas Pynchon, David Foster Wallace, Arno Schmidt, Louis Paul Boon. Letterhonger. Maar sinds ik deze weblog bijhoudt heb ik bijna geen fictie gelezen. Nee, ik moet me preciezer uitdrukken: bijna alle boeken waarin ik ben begonnen heb ik na 50 a 70 pagina's verveeld weggelegd. Elke maandag kom ik terug van de bibliotheek met een stuk of zes boeken. Dat de meeste daarvan de week daarop ongelezen teruggaan is niks nieuws, wel dat er al die weken niet 1 boek tussenzat dat me greep. (Let wel: het gaat hier om lezen-voor-plezier). Deze week dacht ik de oplossing gevonden te hebben in Svevo. Een uur geleden ben ik - weer uit verveling - opgehouden in Senilita (Een man wordt ouder). Datzelfde lot trof de afgelopen weken Boelgakov (ondanks de komische en absurde scenes), Lanoye's Shakespeare vertalingen, Sterne's A Sentimental Journey, en (maar dat was geen verrassing) Ter Braak. Het enige boek dat ik uitlas was de biografie van Jan Janssen - de Nederlandse wielrenner die in 1968 de Tour won -. Een vervelend mannetje die Janssen. Zo'n benepen Hollander, met een kleine-zelfstandigen-aannemers mentaliteit. Werken-werken-werken, geld verdienen geld verdienen geld verdienen. Een moraal die alleen daarop gebouwd is. Dat is niet voldoende om iemand onsympathiek te maken. Dat Janssen zo enorm onsympathiek overkomt is omdat met het succes en het geld verdienen, de arrogantie komt: kleinzielige arrogantie van "ik heb een grotere auto dan jij dus ik verdien meer respect dan jij". Toen Janssen eenmaal de Tour gewonnen had zakte hij in. Het hoogste was bereikt. Daarna was er niks meer. (Tot hij ondernemer werd). Wat me irriteert is dat er geen enkele liefde voor de sport of liefde voor de fiets uit spreekt. Het is naakte, kale, koude ambitie. Ik volg het wielrennen sinds 1976. Janssen was toen net 4 jaar wielrenner af. Hij lijkt alsof hij toen al volledig vergeten was. Ik kan me tenminste niet herinneren dat hij ooit genoemd werd. In tegenstelling tot legendes als Wim van Est (okee, da's geen vergelijk), Woutje Wagtmans of Jan Nolten, in tegenstelling ook tot generatiegenoot Gerben Karstens. Janssen was dan een groot, en slim, wielrenner, hij was niet het type waarvoor je gaat supporteren. Het curieuze is dat ik wel fan ben van Micki Bartoli, terwijl dat waarschijnlijk een nog veel vervelender mannetje is dan Janssen was. Maar die stijl van Bartoli! Hoe hij op de fiets zit, zijn gretigheid, zijn katachtige demarrages! Vorig jaar gedroeg Bartoli zich - in de koers - helaas even dom Claudio Chiapucci en Andrea Tafi bij elkaar. Ik hou niet van domme renners. Zeker niet wanneer ze ook nog onvergelijkt gaan zitten doen. Ik vermoed dat we dit seizoen eerder en mooie come-back gaan zien van Frank Vandenbroucke - bescheiden geworden, uit een diep dal geklommen - dan van Bartoli. Staalblauwe lucht (ik schrijf dit op zaterdagmiddag 14.00 uur). Zometeen een mooie fietstocht maken. Daarna uitzoeken hoe ik deze tekstfile van mn Linux-computertje in mn weblog krijg. Maar ik had het over mijn tijdelijke (?) verveeldheid met romans, fictie, boekliteratuur. Is het te wijten aan ongelukkige hand in de keuze van boeken? Mogelijk, want ik herlas wel met plezier stukjes uit Ulysses, en heb met plezier zitten browsen in een bloemlezing van kort werk van Boris Vian. Of is er toch meer aan de hand? Een verandering van leesgewoontes, in kennisvergaring, in dynamiek tussen kennisvergaring, mediagebruik en leesgewoontes, tussen lezen en (terug)schrijven? Een verandering die al lang geleden is ingezet, maar nu door een barriere geschoten is? Stel je voor dat dat het geval is. (Nu begint hardop denken, gelogd). Toegepast op een vrij toevallig gekozen, persoonlijke ervaring, is dit de vraag die me al een tijd bezighoudt. Hoe, in welke zin, in welke mate veranderen onze literaire opvattingen onder invloed van mediagebruik? Vind ik al die romans minder de moeite waard omdat ze zo ver afstaan van mijn manier om om te gaan met teksten, kennis, schrijven? (Or is this just bullshit?) Ulysses lezen is in een universum duiken, een universum dat je op ieder punt kunt binnentreden; en waarin je jarenlang kunt blijven lezen, langzaam de weg leert kennen. Encyclopedische romans functioneren zo: Gravity's Rainbow, het werk van Arno Schmidt, alles wat Louis Paul Boon schreef. Het is literatuur die in meerdere betekenissen nooit ophoudt; niet alleen in de zin dat een interpretatie nooit afgesloten is; (en/of omdat taal dat ook niet kan zijn), maar ook omdat die "oeuvres" (eigenlijk een fout woord in deze context - een oeuvre veronderstelt dat we alle teksten bij elkaar beschouwen als een architectonisch geheel -) alle kanten op uitwaaieren. Zulke teksten veronderstellen dat je heen en weer kunt lezen, zijn expliciet geschreven in de context van andere teksten. Heb je ze eenmaal gelezen dan kom je er de rest van je leven steeds op terug. De bloemlezing van Boris Vian Liever niet creperen (uit 1965, met een nogal middelmatig nawoord van Martin Ros) moet in 1965 voor de niet-franslezende liefhebbers zowat de belangrijkste (of enige?) bron zijn geweest voor kennis van het korte werk van Vian. Een schat dus, een treasure. Nu blader je zo'n boekje door, en na een paar stukken gelezen te hebben wil je meer weten, de context, wie zijn de anderen, wat werd er verder geschreven, wat stond er dan wel in dat krantenartikel, wat zei hij verder in het interview. Ping, computer aan, Google, zoek, site, site, download, stukje lezen, site, zoek, site, print, lees, zoek, site, boekje, lees. Ad infinitum. Vroeger was zo'n Vian-bloemlezing in eerste instantie een afgesloten tekstdrager, de verbindingen met verschillende contexten werden eerder als zwak ervaren. Nu wordt een tekst - voor mijn gevoel - primair als een gecontextualiseerde tekst ervaren: eerst komt het feit dat de tekst in een web van verbindingen hangt, poreus is; het 'opzichzelf staan en inzichzelf gesloten zijn is secundair. Dit is geen essentieele tegenstelling, er is geen tegenstelling. Het is een verschil in ervaring, in 'literaire opvatting'. Ik kom er niet uit of dit nu een verschil maakt; of dat het gewoon zo is dat ik erg gehecht ben geraakt aan het web-achtig tot me nemen van kennis en teksten en informatie, aan die eindeloze contextualisering, daar middenin wil staan. Zoals je als lezer van Ulysses ook middenin een draaikolk van woorden, een universum staat. (Middenin is niet het goede woord, onderdompeld worden is beter). Deel van een conversatie zijn. Pas dit toe op weblogs. Vind ik de romans en verhalenbundels waarin ik de afgelopen weken begon te lezen niet boeiend omdat ik aan het webloggen ben? Is dat een retorische vraag? Of ben ik me vreselijk aan het vergissen als ik dat veronderstel? Het antwoord komt zo gauw ik razend enthousiast ben over een nieuwe roman. (Vollmanns nieuwe Argall,is besteld). arie altena | 12:56 AM |