2004 | Santander - Santander | 1200 kilometer Een verslag van de bijna 1200 kilometer op de racefiets, rondom de Picos de Europa in Noord-Spanje. Ik hou het simpel. Het was een Cycletoursreis (http://www.cycletours.nl), uit het cyclosportieve segment, 6-sterren, kamperen en zoals gewoonlijk -- het was mijn zevende groepsreis met Cycletours -- uitstekend georganiseerd. De routebeschrijvingen, om wat te noemen, klopten tot op de 100 meter nauwkeurig.Tot Mieres/Bustiello was het misschien wel de mooiste van de zeven (de andere: Spaanse Pyreneen, Alpen Noord-Zuid, Zwitserland (Graubunden), Haute Savoie, Dolomieten (kamperen), Apenijnen). Daarna sloeg de vloek van de Angliru toe.
vrijdag 23 juli Opmerkelijk genoeg telt de groep maar liefst zeven vrouwen. Meestal gaan er op dit soort reizen maar 1 a 2 vrouwen mee, of, desastreus, nul. (Is dat laatste het geval, gaan de tafelgesprekken zo goed als uitsluitend over 'tandwielen' en daalt het decorum wel erg snel -- dat is een week leuk, dan vermoeiend). Zeven vrouwen, ik geloof dat iedereen daar blij mee is -- niet in het laatst de vrouwen zelf. (Paula, Maria, Trui, Mireille, Irene, Esther en Joke).
zaterdag 24 juli
zondag 25 juli Het was een lastige, maar geen heel lastige etappe. Het eerste deel deden we met een opmerkelijk grote groep (zeker 14 man/vrouw) in een stevig tempo. Toen de meesten voor koffie stopten reed ik (te snel) met Ron en Jene door naar de Carmona. Als ik me niet vergis, toucheerde ik daar -- stom stom -- het achterwiel van jonge Kees (die met oude Kees voor ons reed). Ik viel, gelukkig zonder erg. Vier klimmetjes: de Virgen de la Pena/Alto de San Cipriano, de Carmona, de Ozalbo en de Collado de Hoz. Alle zo'n 600 meter hoog. De laatste twee erg gemeen.
maandag 26 juli
dinsdag 27 juli 'reisdagboeken zijn nogal saai. de indrukken zijn vooral visueel en lichamelijk (de inspannig van het klimmen). ze gaan voorbij. je bent in de tijd, in het moment op zo'n vakantie. daar valt niet veel over te vertellen. je moet het meemaken. het levert wel wat verhalen op, maar dat zijn vooral 'tall stories'. ik zie de schoonheid van de natuur en de dorpjes: de kleuren, de doorkijkjes, de uitzichten, de vergezichten, de arenden, de gieren, de bloemen, de boer met z'n zeis (ja echt), de kenmerkende houten balkons met vensters, de processie die de kerk verlaat net als wij voorbijkomen, de ooievaars in het veld, de rotsen en de toppen van de bergen -- maar wat valt er over te zeggen?'
woensdag 28 juli Wel opletten natuurlijk. De route ging over drie makkelijke klims (o.a. de Alto de la Varga en de Puerto de Portillas) en eindeloos langs stuwmeren en schitterende uitzichten. Aan het slot reed ik 3 kilometer extra omhoog naar de Puerto de Monteviejo (paarden en koeien). Ik wist niet dat er een paar kilometer verder van de weg naar Boca de Huergano een nieuwe doorsteek was gemaakt naar de Puerto del Pando (staat niet op de Michelin 572) anders had ik die extra gedaan in plaats van de Monteviejo. Fijne camping met een fijne bar waar ik 2 uur lang op het terras onder de bomen zat. Heerlijke dag.
donderdag 29 juli
vrijdag 30 juli
zaterdag 31 juli
zondag 1 augustus De Angliru, het Beest van de Asturias. De zwaarste en gemeenste klim van Europa. Drie keer opgenomen in de Vuelta, de Ronde van Spanje. Legendarisch omdat ook profs, zelfs de allerbeste klimmers, een triple monteren om boven te komen. Profs rijden hier 30 x 23 of zelfs 30 X 25. Als ze geen triple willen monteren rijden ze 39 X 30. Het is een waanzinnige klim. Tien procent gemiddeld. Met een stuk bergaf. Het is zo goed als overal minstens 12% en dat 13 kilometer lang... Het is vooral een strook van 24% die angst inboezemt. Een strook niet ver van de top. Dat is moord.
Profiel van de Angliru (overgenomen van http://www.altimetrias.com). Over de klim: http://www.altimetrias.com/aspbk/verPuertoGB.asp?id=274. Het is een zonnige, warme dag. We rijden en groupe rustig naar de Puerto Ventana, die ik gezellig samen met Esther oprijdt. Kracht sparen. Geen gekke dingen doen. De prachtige (ja alweer) en lange, lange afdaling brengt ons in een dal waar het angstig heet begint te worden. We drinken koffie in de schaduw. Ik heb niet zo'n zin om lang te pauzeren en rijd als eerste van onze groep alleen verder. Hoe vroeger in de middag, hoe 'koeler'. De route gaat verder het dal door en dan rechts richting Pola de Lena. Op het midden van de middag krijgen we de Cobertoria voor de kiezen. Die is niet hoog, maar uiterst lastig: steil, nieuw asfalt, vol in de brandende zon en toch bijna 10 kilometer lang. In de Vuelta was ie eerste categorie. Het is tegen de 40 graden. Blijkbaar ben ik 'gehard' door mijn vakantie in de Apenijnen, ik heb verhoudingsgewijs weinig last van de warmte. Vlak voor de klim begint haalt een groot deel van de groep me bij. Dat is leuk: gelijk met de klim beginnen. Erik rijdt al snel weg. Niemand kan hem bijhouden. William en Rene, de mannen van DTS, rijden iets langzamer van me weg. Siebe komt me voorbijknallen. Dan komen twee heel steile bochten na elkaar. Dat is mijn terrein. Ik rij 'altijd' binnenbochten. Iets versnellen, gaan staan en dan door de bocht wippen. Lekker. Ik zie Rene en William de buitenbocht nemen. Siebe ook. In de eerste bocht heb ik Siebe te pakken en na de tweede lig ik ook voor Rene en William. Ongelofelijk hoeveel terrein je zo kunt goedmaken. Natuurlijk rijden Rene en William me even verder weer voorbij, maar ik heb de bevestiging dat ik nog altijd kan klimmen en nog altijd serieus binnenbochtjes kan nemen. Begin ik in vorm te komen? Ik ga langzaam, maar ik verlies niet veel op William, die toch echt sneller kan klimmen dan ik. Tonnie, die normaliter veel eerder boven is dan ik, komt ook niet voorbij. De top komt als een overwinning, ontlading. Daar is het Cycletoursbusje, daar zijn Erik en Rene, William is net boven. Ik zie linksaf steil een geasfalteerde strook verder naar boven lopen. Geinend roep ik: he jongens, we zijn nog niet boven hoor! En stuur omhoog die strook op. Dat had ik beter niet kunnen doen. Het asfalt is er volledig gesmolten. Mijn banden zitten onder. Shit, moet k daarmee de Angliru rijden? Ik blijf lang op de top. Zie de anderen bovenkomen. Krab het asfalt van mijn banden. De vraag: vandaag de Angliru? De meesten opteren toch voor de rustdag. Het is te warm. Rene en William doen 'm vandaag. Ron, lang en mager in een Euskatel-shirt ook. Zij gaan eerder weg dan ik. Tenslotte vertrekken ook Jene en ik. Smalle afdaling, na 1 kilometer realiseer ik me dat ik nauweijks eten bij me heb: 1 pakje Sultanas. Dat moet dan maar genoeg zijn. Na 3 kilometer scherp linksaf steil omhoog over een niewe weg die niet op de kaart staat: een prachtige 'route de crete' richting La Vega. Genieten. In La Vega rijst links van je een rotsige bergwand steil omhoog. Ze zijn volgens de kaart 1700 meter hoog. De Angliru is iets hoger dan 1500m. Het zal toch niet daar zijn? Ja, het is daar. De weg naar de Angliru is een geasfalteerd koeienpad naar boven, naar de top, naar de zomerweiden voor het vee. Vanuit La Vega gaat het eerst als het ware de andere kant omhoog. De eerste vijf kilometers zijn goed te doen. Steil, vaak 10 procent of meer, een smalle weg, veel schaduw. Eigenlijk een fijne klim. Ik rij lekker en laat Jene al snel achter me. Jene rijdt als altijd ontzettend groot. Hij traint voor Villach - Nice, de door Michiel van Lonkhuyzen uitgezette 8-sterrentocht, die later in augustus op zijn programma staat. Ik heb moeite om me in te houden, rij zelfs lange tijd 30 x 21, de 24 leg ik er pas na de afslag naar Grandiella op. Het is nog steeds erg warm, gelukkig gaat de zon soms schuil achter wat wolkjes. Na de eerste vijf kilometer volgt een vrij vlak deel, met zelfs een stuk afdaling. Je steekt hier over naar de andere kant: de kant van de steile wand. Nog 6,5 kilometer klimmen (de laatste halve kilometer is afdalen weet ik uit de Vuelta) en, onvoorstelbaar: nog meer dan 800 meter hoogteverschil te overbruggen. Dan komt het stukje 21,5%. Een paar ongelofelijk steile bochten achter elkaar. Daar trek je je fiets nog wel doorheen. Als je fris bent. Ik schakel te laat naar de 27 en mijn derailleur tikt irritant tegen de spaken. Ik raak voor het eerst helemaal over mijn toeren. Ik haal deze passage, maar het is meteen daarna nog steeds zo steil dat ik niet op adem kan komen. De Angliru kent geen momenten waar je op adem kunt komen. Het zijn niet alleen de bochten die steil zijn, het is overal steil. 'Ze kunnen me wat'. Een echte klimmer stapt niet af. Ik stap af om op adem te komen. De volgende kilometers zijn steil. Ik hou van steile klims. Maar niet van deze. Ik rij op kracht naar boven (niks dansen en aanzetten). Ik probeer een paar keer 30 x 24 te rijden omdat de derailleur wel erg vervaarlijk tegen de spaken blijft tikken op de 27, maar moet meteen weer terug naar de 27. Het is meest stampen, geen klimmen. Mijn snelheid is teruggelopen van 11 (aan het begin), naar 9, naar 8 kilometer per uur. Het dreigt te zakken naar 7, zelfs even naar 6. Ik stap opnieuw af. Ik heb het gevoel dat ik gek aan het worden ben. (Hoezo: ik ben toch gek dat ik hier ben?) Ik drink wat, kom weer op adem. Door. Me afvragend waar dat allersteilste stuk komt. Dat komt. Je ziet de weg verderop kaarsrecht langs de bergwand omhooggaan. Het ziet er niet zomaar steil uit. Het ziet er afschuwelijk steil uit. Steiler dan de Stockeu. En het loopt angstig lang door. Je komt de bocht door en de moed zinkt je in de schoenen. De weg loopt als een muur omhoog, continu 20% tot 26%. Het eerste stukkie van de Keuterberg maar dan niet 1 bocht maar ruwweg 600 meter kaarsrecht rechtdoor. En je bent er nog lang niet. Dit deel is het beroemde Cuena les Cabres. Zelfs Heras zwalkt hier over de weg. Het is zo zwaar -- na zoveel kilometer steil klimmen -- dat het geen kwestie is van zigzaggen om toch boven te komen, de kwestie is: hoe hou je je fiets overeind. Met elke pedaalslag trek je je fiets opnieuw in gang. Op het dooie punt van de pedaalslag staat je fiets even stil. Snelheid: 5 kilometer per uur. Een paar keer dreig ik om te vallen of stuur ik bijna de afwateringsgoot in. Dan zie ik Ron naar beneden komen in zijn Euskatel-shirt. 'Kom op Arie, dit is het laatste moeilijke stuk.' Dat geeeft juist genoeg moed om om door te zetten. (Het was niet waar overigens, er komen nog een paar lastige stukjes, maar die zijn peanuts in vergelijking met deze muur). Het is zo steil dat je acuut hoogtevrees krijgt als je over je linkerschouder naar achteren kijkt: niet alleen loopt het naast je loodrecht naar beneden, de weg waarop je je fiets nog net in evenwicht weet te houden loopt zo steil naar beneden dat je denkt alleen al daardoor om te zullen vallen. Je stuur dreigt steeds omhoog te komen. Deze strook is een nachtmerrie. Hem oprijden is als een scene uit een nachtmerrie. Een extreme bewustzijnsvernauwing: alle kracht erop gefocust die fiets in gang te houden. Ik weet zeker, als ik nog eens een nachtmerrie heb dan beleef ik deze strook weer. Ik red het zonder af te stappen. Ik moest continu staan om genoeg kracht te zetten (?) (anderen moesten juist blijven zitten om dezelfde reden). In de bocht laat ik me van de fiets vallen. Ik ga het halen weet ik nu. Ik drink, ik hijg uit, ik probeer van het landschap te genieten. De laatste anderhalve kilometer klimmen zijn verhoudingsgewijs makkelijk. Ik kom Rene en William tegen die net beginnen te dalen. Dan ben je op het hoogste punt, ga je de hoek om, zie je de zomerweides op de top en daal je af naar een parkeerplaats. Ik eet mijn laatste sultana. Er is geen ontlading of vreugde. Alleen een dof gevoel van 'nou, ik heb het gedaan'. Ik fotografeer mijn fiets op de top (er is geen bordje, er zijn alleen wat zonnende mensen). Het is kwart voor zes. Ik heb de klim in 1 uur 35 minuten gedaan -- rijtijd, tel daarbij 10 minuten op voor uithijgen --. Met fietsen heeft deze klim erg weinig te maken. Het was ook niet leuk, (de oude weg naar de Nigra is wel leuk), ook al is het uitzicht grandioos en de natuur prachtig. Ik heb nog een flink stuk te gaan tot de jeugdherberg voorbij Mieres waar we zullen overnachten. Ik besluit tot zes uur op Jene te wachten. Ik ga zitten en als ik weer op mijn klokje kijk is het voorbij zessen. Geen Jene. Zou hij omgekeerd zijn? Om tien over zes ga ik dalen en na 400 meter zie ik Jene omhoog komen. Ik keer om en rij dat laatste stukje met hem naar de parkeerplaats. '25 minuten langzamer dan mijn snelste tijd op de Stelvio,' verzucht hij. Ook hij klinkt niet erg enthousiast. Hij wil meteen dalen. Niets te zoeken op de top. Weg hier. De afdaling is verrassend makkelijk (voor zo'n steile klim). Goed, je moet flink bijremmen, maar het kost me heel wat minder moeite dan de afdaling van de Santa Barbara naar Arco (waar ik ooit zoveel remde dat mijn velgen oververhitten en de binnenband scheurde...). 'Dat nemen ze ons niet meer af'. 'Een cyclo waardig, zo zwaar.' 'Dat hebben we toch maar mooi gedaan.' We reden zo hard mogelijk naar Mieres -- de eerste stad op de route, wat een teleurstelling -- erdoor, langs een drukke weg naar Bustiello. Kwart voor acht aankomst. Nog net op tijd om te douchen en aan te schuiven voor het eten. Een vermoeiende dag. Zonder twijfel de zwaarste tocht die ik tot op heden gereden heb, door de Angliru en de omstandigheden. De Angliru is de eerste (?) klim waar ik geen binnenbochten gereden heb. Ik hoef hem nooit weer te doen. Wat een rotding. Nu hadden wij (Rene, William, Ron, Jene en ik) 'm gedaan op een warme dag, na de Ventana en de Cobertoria en het stukje klim richting La Vega. Meer dan 140 kilometer. Wie 'm de volgende dag reed, kwam met veel minder heroische en verschrikkelijke verhalen terug. Het was koeler, ze waren frisser. William is zonder afstappen naar boven gestoempt op 39 x 27. Ron had een triple -- ik weet niet of hij is afgestapt. Rene heeft zich omhoog gehesen met 39 X 27. Hij had achteraf blaren: hij heeft het steilste stuk gelopen, op zijn sokken. Een paar dagen later ziet Rene drie wielrenners rijden, lange broek, lange mouwen, tweemaal US Postal, eenmaal Liberty Seguros. Profs. Hij knalt er achteraan en knoopt een gesprekje aan. Het blijken Rubiera en Noval te zijn, samen met nog een Spanjaard. Ze trainen voor de Klasika San Sebastian. Hij vraagt Rubiera: 'Wat rij jij op de Angliru?' Rubiera: '30 X 25'. 'O' zegt Rene, 'ik 39 x 27.' (Zo'n verhaal is leuk tijdens de vakantie...) Ik sliep slecht. Van de inspanning en de warmte.
maandag 2 augustus Tot nu toe is het misschien wel de mooiste vakantie geweest. Op een bepaald moment eindigt dat. Deze dag. De eersten worden ziek. Het eten die avond is slecht, ik eet toch flink -- je moet reserves aanvullen, zeker als je zo mager bent als ik (56 kilo bij 1.82). 's Nachts word ik wakker. Het is benauwd. Ik besluit mijn slaapzak te pakken en op het balkon te gaan liggen. Als ik de WC passeer gaat het mis. Al het eten komt er van boven en onderen weer uit. Smerige bedoening. De rest van de nacht lig ik op het balkon.
dinsdag 3 augustus In Cangas de Onis, bij de Lagos de Covadonga, zet ik mijn tent op en val pardoes in slaap. Goed dat ik niet ben gaan fietsen. Aan de einde van de middag gaat het regenen -- zo hoort dat in dit gebied. Ik lees pagina na pagina van Dahlgren. Het lijkt erop dat ik die 800-pagina's-pil zal uitlezen. Veel zin in eten heb ik niet. Er wordt niet gekookt (vanwege de tijd die gemoeid is met ziekenvervoer). Ik bestel toch wat van het vette Spaanse voer dat ze op de camping serveren en eet er nog niet een derde van op.
woensdag 4 augustus Ik wist dat de Lagos een toeristentrekpleister zijn. Maar wat ik in de afdaling zag... De laatste 2 kilometers voor de top zie je een langzaam rijdende slinger auto's naar boven gaan. Je denkt: die passen nooit op de parkeerplaatsten boven. Twee kilometer verder naar beneden is het een file. Ze staan stil. Hoofdschudddend daal je. Ik had geluk: op de top haalde ik een bus in die vast stond in een bocht. Ik had kilometers vrij spel (op de rechter weghelft) voor ik tegen een langzaam rijdende file dalende auto's aanreedt -- geen zin om die in te halen. Het is na elf uur volstrekte idiotie op die berg. het verkeer staat bovenop al vast, en toch komen er maar meer en meer auto's naar boven, tot de voet van de klim. Devies: doe deze klim vroeg. Want hij is wel meer dan de moeite waard. Terug op de camping overweeg ik alsnog het rondje over de Mirador del Fito te doen. Tijd genoeg, maar misschien niet verstandig na een dag ziekte? Een losbarstende regenbui doet me snel besluiten om op de camping te blijven. Aan het einde avond moet ik nog maar 100 pagina's van Dahlgren lezen.
donderdag 5 augustus De andere helft van de groep is ziek. Weer moet een groot deel met het busje naar de volgende camping vervoerd worden. Ik wil er een mooie fietsdag van maken. In Arenas de Cabrales wil ik daarom rechtsaf, richting Poncebos en Tresviso, de Picos in. Het is de andere kant van de kloof van de Cain. Irene rijdt me me mee, Mireille, Joost en Esther niet omdat ze denken te moeten klimmen naar Poncebos. Dat is niet zo. Het weggetje is wel druk, maar al na 2 kilometer mogen de auto's niet door en rijden we langs een rij geparkeerd blik door de kloof. Adembenemend mooi. Hier worden de foto's voor de reisgidsen gemaakt. We stoppen veel om foto's te maken. In Poncebos rijden we richting Tresviso: dit is de ultieme klim in de Picos. Het is er meteen rustig. Rotswanden, tunneltjes, een steile klim die we rustig oprijden. Ik ben blij dat ik hier niet alleen ben: ik zou zijn doorgereden naar Tresviso en mezelf helemaal hebben opgeblazen. Na een kilometer of 3 a 4 stoppen we, eten wat en keren om. De rest van de etappe blijkt nog behoorlijk lastig te zijn door harde tegenwind. De camping in Cabernigua is een van de mooiste van de reis. Dankzij het uitstapje naar Poncebos en het stukje klim richting Tresviso is het een mooie afsluiting.
vrijdag 6 augustus De klim naar de Palombera is qua zwaaarte te vergelijken met die van de Piedrasluengas. Een aanloop door het bredde dal, dan een heel lang stuk door het bos -- ik hou daar altijd wel van -- om tenslotte oop de berg te komen waar het nog verrassend lang omhoog gaat tussen de rotsige velden met koeien voor we op de top zijn. De omringende bergen hebben afgeronde topen en zijn nauwelijks hoger dan waar je zelf zit. Op top zie ik Fred, die terug gaat dalen naar Cabernigua. Achteraf gezien had ik graag de lange route gedaan, maar ik heb geen kaartje van dat stuk meegenomen. Ik rij over de top naar een uitzichtpunt. De roofvogels hangen boven me, de zon schijnt en ik heb uitzicht op het landschap van de eerste week van de vakantie. Het is van hier niet ver naar de Altoo Campo. Het is stil. Het is goed om hier nog even te zijn en het goede vakantiegevoel van de eerste week terug te krijgen. Ik heb helemaal geen zin om terug naar Santander te gaan. Het is ver na twaalven voor ik ga dalen. Gek om uren later nog eens de camping waar je 's ochtends vertrok te passeren. Ik lig kilometers achter op de rest, zo stel ik me voor. De rest van de route is druk, met heir en daar een mooi stukje aan de kust. In Cabezon snap ik de routebeschrijving niet en zie tot mijn verbazing het busje met zieken. Een paar kilometer later rij ik een groepje met Tonnie, Jan, Esther, Joke en Rene achterop. ZIj hebben inkopen gedaan en zijn verkeerd gereden. Vlakbij Liencres zitten Ron, Kees en Irene op het terras. Zo zie ik die dag toch nog een groot deel van de groep. De laatste keer eten on de luifel. Met champagne. Mireille heeft al die twee weken lang een fles whiskey meegezeuld en tegen middernacht zitten we met 10 man op de rotsen aan het strand, zien de maan opkomen en drinken Tullamore Dew. De vakantie is afgelopen. De Palombera en whiskey aan zee zijn een goede afsluiting.
zaterdag 7 augustus |