Arie Altena
index

Wat is mediakunst?

Arie Altena


Wat is mediakunst? En waar vind ik mediakunst? Wat is allemaal mediakunst? Het zijn onmogelijke vragen. Waarom zou je mediakunst ook willen definiëren? Mediakunst is een rare term. Alle kunst maakt immers gebruik van een medium. Er bestaat geen onmediale, ongemedieerde kunst. Zelfs als kunst een poging is om het buitenmediale te vatten, zoals de Nederlandse schrijver Arjen Mulder theoretiseert, gebeurt dat in een medium. Ook het buitenmediale kan alleen via een medium tot ons spreken.

De verkeerde vragen
Toch gebruiken we de term mediakunst veelvuldig. Meestal hebben we het dan over nieuwe mediakunst. Waarbij nieuwe niet een bijvoeglijk naamwoord is bij mediakunst, maar 'nieuwe media' een bepaling bij kunst. Nog zo'n onmogelijke vraag: wat zijn 'nieuwe media'? Is de telegraaf het eerste nieuwe medium? Begint de nieuwe mediakunst in de negentiende eeuw met de zoetrope? Gaat het om alle media die gebruik maken van een vorm van elektriciteit? Gaat het alleen om kunst waarbij de computer een rol speelt? Is er een doorlopende lijn te trekken van de vroegste nieuwe mediakunst, naar de hedendaagse? Is het 'nieuwe' in nieuwe mediakunst dan net zoiets als het modern in modernisme? In dat geval is er nieuwe mediakunst die gebruik maakt van (opslag)media die inmiddels al lang tot de mainstream behoren of zelfs obsoleet zijn geworden -- zoals videocassettes. Of gebruiken we 'nieuw' toch in de gewone betekenis, als 'van de laatste jaren', 'nog in ontwikkeling', 'innovatief'? Dan zijn nieuwe media dus media die in de afgelopen jaren zijn opgedoken, met een nadruk op toepassingen voor het internet en mobiele telefonie. Het is vanuit kunsthistorisch perspectief raar om een omschrijving te geven van nieuwe mediakunst waar de videokunst volledig buiten valt, en toch, als je nieuw in de tweede betekenis zou gebruiken, valt videokunst er nogmaals buiten. Stiekem gebruik ik de term nieuwe mediakunst het liefst in de tweede betekenis. Maar echt handig is dat ook niet.

In kunsthistorisch perspectief is 'nieuwe mediakunst' vaak een label voor kunst die reflecteert op de eigen medialiteit en de eigen mediale voorwaarden aan een onderzoek onderwerpt. De nieuwe mediakunst houdt dan tevens, in haar neiging tot negatie, de fakkel van de avant-garde brandend. In bijvoorbeeld het boek Medien Kunst Netz van Dieter Daniels en Rudolf Frieling verschijnt mediakunst als onderdeel van de beeldende kunst ten tonele wanneer Nam June Paik en Wolf Vostell 'de televisie' aanpakken met hun ondermijnende televisie-installaties. De dreiging dat van alles dat maar artistiek gebruik maakt van video, televisie, internet en nieuwe technologieën, mediakunst mag heten, wordt afgewend door een negativistisch avant-gardekader dat nogal een en ander uitsluit: dit is wel mediakunst en dat is, wel, design, of mooie plaatjes, of gewoon een filmpje.

Eerlijk gezegd wordt het leven niet veel spannender van dit soort pogingen tot definitie. De beginvragen zijn verkeerd en toch worden ze elke keer weer gesteld. Ook door mij. Sommige mensen verlangen naar exacte afbakeningen. Maar waarom zou je altijd precieze definities willen maken, zodat je steeds kunt zeggen: dit valt wel binnen de definitie en dat blijft er buiten. Dit is wel 'nieuwe media' en dat niet? Wie een festival organiseert wil de levendige culturele praktijken tonen. Kunstenaars migreren ook regelmatig van het ene naar het andere veld -- waarom dan precies afbakenen op basis van medium?

We make money not art

Er is ondertussen een duidelijke scene van kunstenaars die hun werk tonen op internationale festivals als Transmediale, Sonar, Impakt, Sonic Acts, Futuresonic, Ars Electronica, enzovoorts. Het betreft makers (kunstenaars, ontwerpers) die zich bezig houden met nieuwe technologieën en daar soms een grote liefde voor hebben. Ze onderzoeken, programmeren, maken werk met en over de hard- en software die onze wereld vormgeeft. Soms hebben zij een wat ongemakkelijke relatie met de traditionele kunstinstituties als musea en galeries. Het is niet dat de traditionele instituties het werk van deze mediakunstenaars totaal negeert, eerder is er een gevoel dat de traditionele instituties de kennis en achtergrond missen om het werk om het werk in te schatten en de maatschappelijke en artistieke betekenissen te vatten. Anderzijds verwijten de traditionele kunsten de 'technologische scene' soms dat ze niet goed te begrijpt waar het in 'de kunst' om gaat (en het werk visueel gezien niet sterk genoeg is). Er is niet altijd sprake van een gedeeld referentiekader.

Wie regelmatig de blog We Make Money Not Art (de naam is ironisch) bezoekt, waarop Regine Debatty projecten uit die 'technologische scene' voorstelt, wordt mogelijk net als ik aangenaam getroffen door de enorme golf aan artistieke activiteit: zoveel kunstenaars, ontwerpers, kunstacademiestudenten, en ook engineers, bricoleurs en knutselaars die 'werk maken' met de nieuwste mogelijkheden van computertechnologie, mobiele telefoons, computergames, RFID, noem maar op. De projecten stellen relevante vragen, over hoe we onze wereld vormgeven en er zin aan geven, maken politieke kwesties zichtbaar, ondervragen of ondermijnen de technologie, ze onderzoeken, ze halen er grappen mee uit, of scheppen gewoon iets moois, schoonheid voor een technologische tijd. Maar ik kan me voorstellen dat meer traditioneel ingestelde kunstliefhebbers niet veel anders ontwaren dan gefreak met chips, kabeltjes, plastic, software; te veel soldeerbouten, javascripts en websites; wel technologie maar geen kunst. Ik denk dat ze ongelijk hebben, maar het feit is wel dat het steeds lastiger wordt om te zien welke culturele praktijken artistiek gezien de moeite waard zijn.

De productie van liefhebbers

Sinds het internet zowel productie- als distributieplatform is geworden voor allerhande culturele praktijken is een oceaan aan culturele productie zichtbaar geworden die vroeger grotendeels onzichtbaar bleef. Niet alleen is het werk van duizenden, nee, tienduizenden kunstacademiestudenten toegankelijk, ze staan ook nog eens meteen naast de blogs van onderzoekers aan universiteiten, industrieel ontwerpers in dienst van bedrijven, en -- erger nog -- allerlei liefhebbers die ook hun werk, foto's en ideetjes publiceren. Het enige wat je vroeger van die laatste groep zag waren de foto's van familie, de tekeningen van je kinderen en de cassettebandjes met oefenruimteopnames van de band van vrienden. Anno 2006 klikt men massaal naar het geplayback van jongens en meisjes bij YouTube en GoogleVideo. Wat dat betreft zou je bijna zeggen dat de utopie van de democratisering van de kunst -- ooit een droom van de vroege videokunst -- is gerealiseerd. Of het ook de moeite van het bekijken waard is, is iets anders. (Ieder moet voor zichzelf een antwoord op die vraag geven -- het antwoord heeft te maken met jouw verbindingen met de wereld). Bestaan er wel werken die zo goed zijn, dat iedereen ze zou moeten zien?

Significant is dat een aantal van de meest recente ontwikkelingen die nu de kunst worden binnengetrokken, zijn ontwikkeld door amateurs en liefhebbers, niet door 'kunstenaars'. Er worden meer Machinima -- filmpjes die worden geprogrammeerd in game-editors als die van Quake -- gemaakt door amateurs, dan door kunstenaars. (Maar wat is het verschil precies?) Het genre was al gedefinieerd ver voordat de kunst zich ermee ging bemoeien. Hetzelfde kan gezegd worden van Second Life; het was al een commercieel succes voordat kunstenaars het zich gingen toeëigenen.

Kunst en nieuwe media nu, vier aspecten

Misschien is het verhelderend om een aantal cruciale aspecten te onderscheiden die met de hedendaagse kunstproductie te maken hebben. Ten eerste: digitale productie is default. Daarmee bedoel ik dat onze dagelijkse cultuur meer wordt gekenmerkt door MySpace, MSN, digitale fotografie, YouTube, mp3-filesharing, Ipods, mobiele telefoons met camera, dan door potloodtekeningen op papier, gitaarliedjes bij het kampvuur, of films in de bioscoop. Onze cultuur is digitale cultuur en het niet-digitale is nauw verweven met het digitale. De computer is het het belangrijkste productieplatform voor cultuur en wordt daarmee ook zo goed als onzichtbaar. (Wat default is, lijkt op den duur 'natuurlijk'). Ten tweede heerst het database-paradigma. Het idee dat je een library aan data (geluiden, foto's et cetera) bezit, en dat je als 'kunstenaar' operaties bedenkt (algoritmes) om 'iets' met die data te doen (ze te laten interacteren, combineren, samenvloeien, confronteren, om zo betekenis of een esthetische ervaring te creëeren), is de meest voor de hand liggende methode om kunst te maken. Een derde kwestie is dat de computer het metamedium is waarmee de kunstenaar het eigen medium maakt -- dat kan een bekende, uitgekristalliseerde en onmiddellijk beschikbare oplossing zijn -- bijvoorbeeld het programma van de fotografie, of van de lineaire film, het kan ook zijn dat een kunstenaar de technologie meer naar eigen hand zet, door eigen hard- en software te ontwikkelen. De Do-It-Yourself-ideologie vraagt dat je zoveel mogelijk de technologie naar je eigen hand zet, om zo tot persoonlijk en betekenisvol werk te komen -- in plaats van een ready-made stramien toe te passen. De vierde cruciale kwestie is, dat het gaat om wat het kunstwerk doet, wat voor betekenissen het creeërt, wat voor ervaring het opwekt, welke vragen er aan de orde gesteld worden, hoe het de complexiteit van een issue toont. Enzovoorts. Dat is waar het om gaat, niet of het nu wel of niet binnen een specifieke definitie van nieuwe mediakunst valt.

Nieuwe media volgen elkaar op. Ging het ooit om videokunst, daarna ook om virtual reality en netkunst; nu gaat het om RFID, GPS en mobiele telefonie, zelfs om biotechnologie (als je biotech als medium beschouwt). Dat kunst zich daarmee inlaat is niet primair vanwege een pure liefde voor de technologie en een experimenteren om het experimenten, maar omdat zulke technologieën de samenleving, de economie, de cultuur, de wereld mee vormgeven. De belangrijke vraagstukken van deze tijd worden vervat in deze technologieën. Wie vragen wil stellen over hoe we ons leven willen leiden, de wereld willen inrichten, zelfs wat schoonheid is, komt ook terecht bij deze nieuwe media.

Verwijzingen
We Make Money Not Art, http://www.we-make-money-not-art.com/
Dieter Daniels, Rudolf Frieling (red.), MedienKunstNetz / Media Art Net, 1 & 2, Springer Verlag, Wenen, New York, 2004.

Gepubliceerd in de bundel Mediakunst in beeld en context van het Mediaartfestival Friesland, 2006, ISBN-13: 978-90-9021034-6
http://www.mediaartfriesland.nl/
some rights reserved
Arie Altena
index