Arie Altena
index
Arie Altena
Vertaling: Marjolein Geraedts
Deze tekst schreef ik in het Engels voor het project Technomania: Opening Up Technologies. Het werd – als ik me niet vergis – gepubliceerd in Gonzo (Circus), 2013.
Ongeveer halverwege zijn meest recente boek ‘Modes Of Existence’ stelt Bruno Latour, de Franse filosoof, socioloog en tevens een van de meest scherpzinnige denkers van dit moment, het volgende: “When we talk about a ‘technological infrastructure,’ we are always designating a more or less patched-together mix of arrangements from more or less everywhere that others seek to render irreversible by protecting it from analysis, making it a carefully sealed and concealed black box.” (Latour, ‘Modes of Existence’, 2013, p. 213-214). Hoewel deze beschrijving wellicht wat abstract aandoet, is het een nauwkeurige beschrijving van technologie. Technologie is namelijk altijd geconstrueerd, en altijd een arrangement van vele aspecten: politieke drijfveren, culturele kwesties, economie, menselijk gedrag. Technologie bestaat niet alleen uit technologische aspecten. Er bestaat niet zoiets als louter technologie. In technologie komen verschillende belangen samen, zowel menselijke als niet-menselijke.
Neem bijvoorbeeld je mobiele telefoon. Probeer de verschillende netwerken waarmee je telefoon in verbinding staat eens te beschrijven (zoals het elektriciteitsnet waardoor je de accu kunt opladen, de verschillende communicatieprotocollen zodat het apparaat ook werkelijk kan functioneren). Vervolgens maak je je telefoon open, en traceer je de afkomst van de afzonderlijke onderdelen, de materialen waarvan ze zijn gemaakt, en de kostbare metalen. Denk ook eens aan al het werk dat is verzet om een chip te ontwerpen. Dat is niet louter ‘technologie’ – het is economie, cultuur, politiek, mijnbouw, industrie, oorlog, jarenlang wetenschappelijk onderzoek (en de concurrentie tussen wetenschappers) en nog heel wat meer. Alles netjes verpakt in een klein apparaatje waarmee je kunt telefoneren, sms-en, fotograferen en de resultaten daarvan verzenden.
Wanneer een bepaalde technologie succesvol wordt, verandert deze – tot op zekere hoogte – in een black box: een glanzende gadget die goed functioneert en praktisch is in het gebruik, de interne complexiteit erin zit verscholen. Al het werk dat eraan is voorafgegaan, en al die verschillende belangen die het herbergt zijn daarmee ‘vergeten’. Niets eraan verraadt dat technologie een soort lappendeken is. We zijn vergeten dat het ook op een andere manier kan worden gemaakt, of dat het kan worden veranderd. Dat is de reden waarom een technologie kan overkomen als een kracht die buiten onszelf ligt, een autonoom ‘iets’ dat ons bedreigt, of een vloek over ons uitspreekt. Iets waarop we verliefd kunnen worden, of wat ons juist angst inboezemt. Een duidelijk geval van technomanie – als extreme vorm van technofilie – en technofobie.
////
De technomaniak is verrukt van een technologie. Er bestaat een oppervlakkige, consumentistische vorm van technomanie: het worden verleid door glanzende schermen, de aangename beloftes van intieme interactie, alle aandacht gericht op de iPhone, een directe toegangspoort naar het sociale leven. De geek is echter de echte technomaniak, die weet dat technologie kan worden aangepast, tot het uiterste uitgedaagd, en veranderd. Maar de geek is ook verleid, en vergeet de verstrengeling met andere maatschappelijke aspecten. In zijn meest extreme vorm vergeet de geek elk besef van tijd en ruimte in een programmeerroes.
Doorgaans gelooft een technomaniak dat een technologie ‘louter techniek’ is, en dat een technologie overheerst over al het andere, omdat die technisch superieur is. Zo denken de ‘jochies’ van The Pirate Bay dat wanneer iets mogelijk wordt gemaakt door een technologische oplossing (zoals het op grote schaal ‘gratis’ delen van films en muziek), de maatschappij in voetstappen van die technologie moet treden. Ze zijn van mening dat technologie autonoom is, en uiteindelijk niets van doen heeft met politiek, rechtspraak, economie, cultuur en menselijk gedrag. (Deze houding komt goed naar voren in de documentaire ‘Pirate Bay, Away From Keyboard’, 2013) De technomaniak gebruikt een technologie als iets dat in een vacuüm verkeert. In zijn sociologische studie, een soort techno-detective, ‘Aramis, or the Love of Technology’ (1993) beschrijft Latour hoe een innovatief metroconcept (‘Aramis’) mislukt; niet vanwege gebrekkige technologie of onwelwillende politici, maar omdat het de verschillende actoren niet lukt om te onderhandelen en het project aan te passen naar veranderende situaties. Een technomaniak zou de schuld afschuiven op de politici, omdat zij de technologie zogenaamd niet zouden begrijpen.
Iemand die lijdt aan technofobie heeft de indruk dat technologie te complex is geworden, waardoor het niet meer valt te beheersen. De technofoob heeft het gevoel de ontwikkelingen niet meer te kunnen bijhouden; de technologische vernieuwing lijkt niet te stoppen en er is geen uitweg om eraan te ontsnappen. Hij ziet het als autonoom proces dat omwille van zichzelf evolueert, en dreigt met het compleet veranderen van zijn vertrouwde wereld. Een externe kracht die alles van waarde zal vernietigen. (“Het internet, dat monster dat alles van waarde vernield – aandacht, echte vriendschap, privacy, on geliefde drukwerk”). Deze angst kan een indicator zijn van het bewustzijn over de veranderende verbindingen in de maatschappij. (Hoe internet, smartphones, ‘sociale media’ en localisatie de omgang met tijd en het gevoel voor ruimte wel degelijk veranderen, en sociaal gedrag veranderen.)
Technomanie en technofobie zijn extreme toestanden; beide zijn niet per definitie verkeerd of misplaatst. In enkele/bepaalde opzichten kan technofobie worden gerechtvaardigd. Ook technomanie kan nuttig zijn – hierdoor leren mensen een technologie te gebruiken. Toch hebben ze beiden een blinde vlek; ze zien technologie als een autonome, externe kracht. De technomaniak verliest zichzelf in technologie, terwijl de technofobe persoon zich er juist bedreigd door voelt.
////
Uiteraard voelt het soms alsof technologie zich als het ware - onzichtbaar - aan ons ‘opdringt’. De afgelopen twintig jaar zijn technologiën door velen omarmd, zonder dat ze zich realiseerden dat het een fundamentele maatschappelijke (en culturele, economische en politieke) transformatie met zich meebracht. Hoewel veel mensen het gevoel zullen hebben dat ze niet juist zijn geïnformeerd over die implicaties, is het zo dat maar een klein aantal mensen daar werkelijk interesse in toonde. De meerderheid begon maar al te gretig met het gebruiken van de nieuwe technologieën, en vergaten ‘de rest’. Er bestaat zeker een gebrek aan kennis over de technologieën die we gebruiken. Technologiën zijn verworden tot de magische producten die op een of andere manier functioneren, en steeds vaker wordt de consument bewust weggehouden van de belangen die spelen, ze worden opgesloten in een een slimme, gesloten
Smartphones, iPads, iPhones, ze worden gemaakt voor consumenten, en transformeren ons in niet-denkende consumenten. Maak een foto, upload deze naar Instagram, deel met vrienden: alles met één druk op de knop. Daar is natuurlijk niets mis mee. Het probleem van de consumentistische houding is dat deze technologieën – die ons leven vormgeven – niet worden gezien als instrumenten waarmee je iets kunt maken. (Je kunt een foto maken, maar die lijkt vaak behoorlijk op de duizenden foto’s van anderen, zelfs wanneer je probeert artistiek te zijn) Het lijkt alsof een technologie een vaststaand gegeven is, en niet ongedaan of opnieuw kan worden gemaakt, uit elkaar gehaald en op een andere manier weer in elkaar gezet. Deze houding heeft zowel technomanische aspecten (de liefde voor het glanzende scherm) als technofobische (het niet willen begrijpen van het apparaat, het niet durven openen van de black box). Dit heeft tot gevolg dat we het gevoel hebben dat de technologie niet toebehoort aan onszelf, maar aan ‘de anderen’. Wijzelf mogen er alleen van gebruikmaken wanneer we het onder ‘hun’ regels gebruiken. (Soms is dit ook werkelijk het geval)
Deze apparaten zijn niet eenvoudig – het zijn intieme verlengstukken van ons leven geworden - op erg ingewikkelde manieren nog wel - en dit is nog maar het begin. Wat staat eraan te komen? Lichaamssensoren registreren niet alleen je locatie, maar ook fysieke data zoals je hartslag en de hoeveelheid adrenaline in je lichaam. (Heb je er al eens over nagedacht waar de huidige populariteit van elektronische lifestyle coaches toe gaat leiden?) Nieuwe auto’s geven hun locatie constant door. Google registreert jouw zoekmachinegedrag, dat waardevolle informatie bevat. (Heb je de gegevens van je laatste fietstraining al geupload naar Strava?) Verschillende dataminingbedrijven maakten reeds profielen die zijn gebaseerd op jouw gebruikersinformatie. Dat dit soort informatie van onschatbare waarde is voor verzekeringsmaatschappijen, wordt vaak pas duidelijk wanneer je al dan niet tot een risicogroep behoort! De algoritmen die in deze Big Data en Deep Data zijn gedoken worden steeds effectiever. En hoe meer er valt te analyseren, hoe beter zij worden in het voorspellen van toekomstig gedrag, en jou te waarschuwen – mocht je bepaalde plannen hebben. (Waarvan je zelf nog niet eens afwist) .
////
We zijn al in een wereld beland waarin we, zowel bewust als onbewust, onze sporen constant achterlaten, waarna ze worden opgeslagen, bestudeerd, vergeleken en geanalyseerd. Het is een misverstand dat deze ontwikkelingen een enorme, onzichtbare inbreuk zouden betekenen op onze privacy. (Privacyrichtlijnen zijn belangrijk, maar het is niet erg nuttig om hier alleen in termen van privacy te denken) Het achterlaten van sporen hoort nou eenmaal bij de apparaten die we gebruiken. Jij hebt zelf toch ook toegang tot deze data? Kun je je eigen instrumenten hiermee ontwerpen, er betekenis aan ontlenen, delen met anderen, toepassingen omheen ontwerpen? Als we bezorgd zijn over onze technologieën die data uitwisselen ten behoeve van hun functionaliteit, moesten we ook maar eens gaan nadenken over het gebruik van deze data.
Onlangs schreef Sacha Kösch in het Duitse tijdschrift DeBug dat het niet erg bruikbaar is om te denken in begrippen als ‘mijn gegevens’ (mijn gegevens): “Iedereen die serieus wil nadenken over surveillance, hoort te stoppen met het denken in termen van eigendom van data – onze aanwezigheid heeft allang data gegenereerd – en diegenen dienen ook te stoppen met het denken dat internet het voornaamste probleem is. Je moet je bewust zijn van het feit dat je altijd data zult produceren, en dat deze altijd door iemand kunnen worden gelezen. Het hangt er gewoon vanaf of je weet hoe je ertegen kunt vechten, en met welke middelen.” (Sacha Kösch, “Big Brother in der Umkleide. Überwachung und Alltag”, DeBug 175, September 2013, p. 15, eigen vertaling) Kunnen we de data ook zelf gebruiken?
Wanneer we iets beschouwen als een technologie, dienen we het te benaderen als iets dat is gemaakt, is gebouwd, en dus ook kan worden afgebroken, ongedaan gemaakt, opnieuw gemaakt, toegevoegd, aangepast of uitgebreid. Iets wat is gemaakt, kan ook weer uit elkaar worden gehaald. Wanneer we iets beschouwen als een technologie, zouden we het moeten herkennen als iets dat de potentie heeft om iets te maken – en in gang te zetten. Het dient te betekenen dat we de technologie herkennen als iets dat ons toebehoort – niet hun. In principe hoeven we (of zouden hoeven) de technologieën nooit blind en passief te accepteren, ook al worden ze steeds verleidelijker gepresenteerd. (Wat lastig is in een wereld waarin de Googles en Facebook veel macht hebben verworven door hun vele gebruikers – en ons verleiden met hun perfecte, functionele diensten, waarvoor we betalen door het weggeven van onze persoonlijke data.)
////
Het is belangrijk om je te realiseren dat technologie nooit alleen maar technisch is: technologie is samengesteld, het is een complex netwerk. Het is onmogelijk om technologische aspecten te scheiden van sociologische, zoals moraliteit, rechtspraak, politiek, cultuur, esthetica, zelfs religie (zoals Latour graag benadrukt). We moeten ons realiseren hoezeer we met de technologie zijn verbonden. De verbindingen worden almaar intiemer. Hoe zijn we er precies mee verbonden, en hoe willen we ermee verbonden zijn?
In een andere recente tekst schrijft Latour: “But our sin is not that we created technologies but that we failed to love and care for them.” (Latour, ‘Love Your Monsters’, 2012). Dat is ook de moraal van het boek ‘Aramis, or the Love of Technology’. De zonde van Frankenstein (in het verhaal van Mary Shelley) is niet dat hij een monster had geschapen, maar dat hij er geen zorg voor droeg. We moeten zorgen en zorg dragen voor de technologieën die we hebben gemaakt, en die hebben gezorgd voor veranderingen in onze sociale relaties, politiek, economie, onze cultuur, onze levens.
Om terug te komen op technomanie en technofobie: een klein beetje technomanie, een korte maar heftige liefde, kan technofobie veranderen in technofilie, en vervolgens in een meer realistische houding, waarin we werkelijk zorgzaam omgaan met onze technologieën.
‘Technomania: Opening Up Technologies’
Dit transcultureel samenwerkingsproject streeft ernaar technologie terug te brengen naar ons allemaal. GriZine (Istanbul), Gonzo Circus en xm:lab (Saarbrücken) organiseren een aantal workshops in Noordwest-Europa en Turkije over nieuwe technologieën in media en kunst. Er worden ook kritische artikelen gepubliceerd met het oog op het bevorderen van de open discussie over technofobie en technomanie, zoals bovenstaand artikel van Arie Altena. Het doel is om kunstenaars, journalisten, studenten, leraren, sociale organisaties en iedereen die zich buitengesloten voelt van deze ‘brave new world’ bewust te maken van de positieve mogelijkheden die nieuwe technologieën bieden. Het project richt zich immers op de decentralisatie en de democratisering van de cultuur van technologie. Alle informatie vind je op technomani.eu.
‘Technomania: Opening Up Technologies’ wordt financieel ondersteund door Anadolu Kuktur, MitOst e.V., European Cultural Foundatian en Stiftung Mercator Essen.
some rights reserved
Arie Altena
index