Arie Altena
index
Arie Altena
Recensie van Josia Krysa and Jussi Parikka (eds.): Writing and Unwriting (Media) Art History. Erkki Kurenniemi in 2048. (London en Cambridge: The MIT Press, 2015). Verschenen in Gonzo Circus, 2015.
Erkki Kurenniemi is de Finse pionier van de elektronische muziek, uitvinder, synthesizerbouwer, wetenschapper, experimenteel filmmaker, bohemien, manisch life-logger, toekomstvoorspeller, en nog veel meer. De Engelse muziekcriticus Simon Reynolds beschreef hem eens als een mix tussen Stockhausen, Buckminster Fuller en Steve Jobs. Lezers van Gonzo (circus) kennen hem wellicht als het onderwerp van Mika Taanila’s documentaire ‘The Future Is not What It Used to Be’ (2002), samen met een keuze uit Kurenniemi’s film en muziek te vinden op de dvd ‘Aika & Aine’ (Reel23, 2005).
Sexophon
De eerste keer dat ik die dvd zag was ik onder de indruk van Kurenniemi’s elektronische muziek, zijn computeranimaties, uitvindingen en visionaire eigenzinnigheid. Kurenniemi bouwde in de jaren 1970 interactieve digitale synths die je bijvoorbeeld aanstuurde met hersengolven (de DIMI-T). Zijn DIMI-O koppelde een camera aan een computerorgel, en werd bespeeld door te dansen. Helemaal vreemd – en erg seventies – is de DIMI-S (of Sexophon), een instrument voor vier spelers die, vastgeklonken aan de synth, elektronisch geluid triggeren door elkaar aan te raken. Geen van Kurenniemi’s synths werd in oplage geproduceerd: ze waren te ‘wild’. De ideeën die hij implementeerde waren wel visionair en vonden vaak pas jaren later ingang. Wat hij veertig geleden zei over de toekomst van elektronische muziek en computers is grotendeels gerealiseerd.
In 2013 was er op Documenta 13 een tentoonstelling te zien over Kurenniemi’s werk en nalatenschap. Het door Koasia Krysa en Jussi Parikka samengestelde boek ‘Writing and Unwriting (Media) Art History. Erkki Kurenniemi in 2048’ is er een rechtstreeks uitvloeisel van. Het maakt een aantal voorheen onderbelichte kanten van Kurenniemi toegankelijk en onderwerp van kritische reflectie. Het boek is opgedeeld in zes secties: ‘archival life’, ‘visual archive’, ‘artistic practice’, ‘science/technology’, ‘music’ en ‘interviews’. Die indeling werkt nauwelijks omdat Kurenniemi zelf de grenzen continu overschrijdt. Persoonlijk leven, kunst, technische uitvindingen en wetenschap vloeien bij hem in elkaar over.
Quantified Selfers
In Taanila’s documentaire zie je Kurenniemi rondrijden in een oude Volvo terwijl hij cassettebandje na cassettebandje vol spreekt en om de haverklap een digitale foto maakt. Knullig, maar toch visionair: veel mensen doen nu niet anders (denk aan Facebook, Instagram, Strava, stappentellers en de Quantified Self-beweging). Kurenniemi archiveerde zijn eigen leven obsessief met het oog op de toekomst. In 2048 – vandaar de titel van het boek – breekt volgens Kurenniemi het moment aan waarop de mensheid zijn slijmerige bestaan ontstijgt om digitale code te worden in de kwantumcomputer.
Wat Kurenniemi – anders dan de Quantified Selfers – voor je inneemt is dat hij zo ongelofelijk messy is. Hij archiveert niet om zichzelf te optimaliseren en beter te presteren, maar uit nieuwsgierigheid naar de toekomst. Zijn archief – Kurenniemi leeft nog, maar kan door een infarct niet meer spreken – bestaat uit kartonnen dozen, opschrijfboekjes, videotapes, en C90-cassettebandjes, met daarop wetenschappelijke ideeën en ontwerpen naast obsessieve, minutieuze registraties van normaal menselijk gedrag, inclusief drinkgelagen en seksuele escapades. ‘Sex, annotation and verité totale’ (Matt Fuller op de achterflap). Wat is dit voor archief? Wat vertelt het ons over de toekomst van het verleden? En over de ideeën om ons brein te ‘uploaden’?
Lifelogs
Een flink deel van ‘Erkki Kurenniemi in 2048’ bestaat uit artikelen van Kurenniemi, aangevuld met drie interviews, alle vertaald uit het Fins. Samen met foto’s, ontwerptekeningen, en de transcriptie van fragmenten uit zijn lifelog-tapes, maken ze het beeld dat we al kennen uit ‘The Future Is Not What It Used To Be’ vollediger en complexer. De meeste teksten van Kurenniemi zijn visionair, eigenzinnig en glashelder. Het helpt dat Kurenniemi geen zakenman is. Hij heeft niets te verkopen. (Zijn poging om een bedrijf op te starten mislukte volledig). Kurenniemi is ook geen ‘gelovige’ die de rest van de wereld wil overtuigen. De reikwijdte van zijn kennis is enorm: zelf vond hij zijn bijdrage aan graph theory(een onderdeel van wiskunde) het belangrijkst, en hij was jaren bezig met een theorie over toonsystemen. Artikelen van vooraanstaande mediatheoretici (zoals Wolfgang Ernst) zorgen voor analyse en context. Ik werd vooral getriggerd door Morton Sødergaards vergelijking tussen Kurenniemi en de Britse cybernetici met hun model van open-ended experimentation. Maar het is Kurenniemi ‘straight’ die dit boek dubbel en dwars de moeite waard maakt.
Wat intrigeert aan Kurenniemi is de spanning tussen het warrige, al-te-menselijke, slijmerig-lichamelijke enerzijds en het verlangen naar lichaamloze digitale transformatie anderzijds. Het zit al in zijn eerste experimenten met elektronische muziek, het is steeds aanwezig in zijn lifelogs. Het is ook te vinden in zijn recentere ideeën over de mensheid die, gedwongen door de ecologische crisis, naar outer space migreert, terwijl de aarde wordt bevolkt door algoritmes – onze echte nakomelingen. Kurenniemi dacht dat het ‘great fun’ zou zijn. Misschien dat die algoritmes zoveel lol hebben omdat ze voortkomen uit Kurenniemi’s messy archief? Kurenniemi’s toekomstvisies zijn door die spanning een stuk interessanter en complexer dan de schoongeveegde glanzende i-futures van Steve Jobs of Ray Kurzweil.
some rights reserved
Arie Altena
index