Arie Altena
index

Digitaal schrijven zullen we
Over poëzie op het scherm

Arie Altena


De filosoof Vilém Flusser zei het al in 1987 in zijn boek Het schrift, heeft schrijven toekomst?: 'We zullen moeten leren om digitaal te schrijven, tenminste, als je zo'n notatiewijze nog schrijven kunt noemen.' Immers dankzij computer en internet is er een nieuw tekstmedium ontstaan, en de vervanging van het koppel drukwerk/boek door computer/scherm heeft de methodes van organisatie, structuur, en de verschijningsvorm van het geschreven woord radicaal verandert. Dat gaat niet voorbij aan de literatuur. Een vluchtige blik leert dat poëzie, proza en het debat erover zijn gemigreerd naar het internet. Menigeen leest, browsend, vaker van scherm dan van papier. Schrijven doen we op een computer. Daar is niets bijzonders aan. En kijk, gedichten manifesteren zich in vele gedaantes: in poëziebundels, op webpagina's, als projectie op een muur, voorgedragen op een podium, als geluidsfile of animatie. We zijn meer dan vroeger geneigd om al die 'andere' verschijningsvormen van gedichten als poëzie te bestempelen. Poëzie transformeert onder invloed van culturele en technologische veranderingen. Papier is niet langer het geprefereerde eindstadium noch het beste opslagmedium voor poëzie: poëzie overstijgt het medium.

Maar er is niet ineens een nieuwe poëzie die de plek inneemt van de oude die zo goed gedijt op de bladspiegel. Ook dichters die de poëtische mogelijkheden van computer (programmeren), internet (linken) en scherm (geanimeerde, dynamische typografie) uitbuiten, blijven vaak schatplichtig aan een opvatting waarin een gedicht een 'af geheel' is, een 'in zichzelf gesloten taalsysteem'. Dat is begrijpelijk, maar niet logisch. Wie met computer en internet werkt, kan tekst immers laten uitwaaieren in links, vormgeven als eindeloos te spelen animatie, of zo programmeren dat iedere uitvoering verschilt van de vorige. In zulke poëzie gaat het om de ervaring van het lezen, om de leesbeweging, het proces van betekenisgeving en de reflectie daarop. Het is geen uitpuzzelen hoe het gedicht als tekstmachientje in elkaar steekt. 'Het gebeurt' is belangrijker dan 'het is'.

Zes dichters onderzochten dit jaar, samen met een vormgever, hoe de nieuwe media aan de grenzen van hun poëzie morrelt: Hans Kloos, Geert Buelens, Rozalie Hirs, Ted van Lieshout en Joke van Leeuwen. Volgens Hans Kloos is de voornaamste reden waarom dichters zich aangetrokken voelen tot poëzie op het scherm de mogelijkheid om woorden en regels één voor één laten verschijnen en verdwijnen, en zo het lezen te regisseren. Je kunt dat de 'animatie' van het enjambement noemen, en zo de continuïteit van versificatie benadrukken. In Kloos' Extraordinary Facts Relating To the Vision of Colours, part 1 wordt de leeservaring echter niet zozeer bepaald door het bewegen met de muis en het klikken -- waarmee de lezer medeplichtig wordt aan het verschijnen van het gedicht -- maar door het veranderen van de kleur. In de vormgeving van Olivier Otten is kleur het medium van de woorden, en wordt veranderen van kleur een, niet-talige, poëtische mededeling.

Hans Op de Beeck koppelde een van zijn zeer mooie geanimeerde tekeningen (een verjaardagstaart met kaarsjes) aan een gedicht van Buelens. Het resultaat is een conventionele animatie met begin en einde, waarvan ritme en typografie nog verfijning behoefden. Niettemin bezit deze vorm van woord plus beeld -- in feite een klassiek genre -- veel potentie, zoals duidelijk werd in een van Paul Bogaerts bijdragen (Je liegt en je filtert bijzaken...), een geluidloos filmfragment waarbij een gedicht van hem als ondertiteling meeloopt. Precies, afgerond en naar zichzelf verwijzend.

Het zijn vooral de vormgevers die het gedicht als af geheel, openbreken. Harm van den Dorpel doet dat met Rozalie Hirs' Stamboom, waarvan hij een geanimeerde mobiel maakt die beweegt op de 'wind' die de lezer met de muis voortbrengt. De typografische vormgeving verwijst rechtstreeks naar de Caligrammes van Apollinaire, maar door de bewegingen kan het gedicht oneindig lang gespeeld worden. In zijn, samen met Hirs ontwikkelde vormgeving van Tekstverschijning geestschrijver stelt hij het geduld van de snellezende lezer op de proef: langzaam moet je lezen, met de cursor over de letters die soms pas na een moment verschijnen terwijl je leest/voelt. Nooit zul je het gedicht in het geheel zien. De vormgeving transformeert het gedicht, en laat betekenissen verschijnen die in een presentatie op de bladspiegel verborgen blijven, of afwezig zijn.

Niels Schrader ontwikkelde in samenwerking met Ted van Lieshout, een idee dat zich heeft losgezongen van de gedichten van Van Lieshout. Zijn Poëzieopruimmachine is een conceptueel kunstwerk op zich. Met dit programma kun je een gedicht volgens verschillende parameters (sorteren op lengte, op frequentie, klinkers deleten) comprimeren en zo 'opruimen'. Als dichten condensare is, dan is de Poëzieopruimmachine de ultieme consequentie.

Van Lieshout maakte zelf nog een aantal geanimeerde gedichten voor kinderen, met aantrekkelijk gebruik van typografie en grafische elementen. Het is publieksvriendelijk en direct aansprekend werk, net als de twee gedichten van Joke van Leeuwen die door Francien Frommé als loop werden geanimeerd. Het is een vergissing om te denken dat poëzie nieuwe media gelijkstaat aan 'experiment' of 'avant-garde'. Integendeel, de stijlmiddelen die zij gebruiken kennen we van websites, uit gevelreclame en van grafische vormgeving. Joke van Leeuwen dacht er dan ook hardop over om haar gedichten als e-card te versturen, of ze groot te projecteren in de publieke ruimte.

Lacunes aanwijzen is makkelijk: geen van deze dichters programmeert poëzie; geen één verhoudt zich tot de taal van het internet; niemand gebruikt geluid. Geen referentie aan generatieve poëzie, collaborative poetry, code poetry, spam poetry of flarf, om een paar dwarsstraten te noemen. Het is maar om te zeggen dat er nog veel meer mogelijkheden zijn. Teveel om in één dichtersleven aan te pakken. Het gaat niet om die mogelijkheden: het gaat om poëticaal gemotiveerde, duidelijke keuzes. Deze zes dichters en zes vormgevers hebben zulke keuzes gemaakt. Je kunt vinden dat hun keuzes te ver afdrijven van wat poëzie in de kern is (een heilloos conservatief standpunt), of constateren dat ze toch schatplichtig blijven aan het oude drukwerkmedium (het radicale standpunt). Een ding is zeker: het stadium van het gratuit exploreren van de mogelijkheden omwille van de ontdekking, is voorbij. De kwestie is: welke mogelijkheden gebruik je? Wat maak je tot poëzie? Hoe geef je vorm aan poëzie? Want digitaal schrijven zullen we.

Gepubliceerd in de nieuwsbrief van het Fonds voor de Letteren, naar aanleiding van de subsidies voor Poëzie op het scherm 2006
http://www.fondsvoordeletteren.nl/
http://www.digidicht.nl/

some rights reserved
Arie Altena
index