Arie Altena
index

Behind the Blip

Matthew Fullers softwarekritiek

Arie Altena

Wanneer is een term succesvol? Een graadmeter zou kunnen zijn dat de term opduikt in een van de vele parodistische woordenlijsten op het internet. Zo heeft de devils dictionary (www.devilsdigitaldictionary.com, een woordenlijst voor cynici), een lemma voor social software: 'any new trend with enough of a following to attract the attention of conference organisers.' Ik moest erom lachen omdat ik de term social software vooral via Matthew Fuller ken, de Engelsman die inmiddels een jaar of tien softwarekritiek bedrijft, zowel door het schrijven van essays, als door het in samenwerking met anderen ontwikkelen van alternatieve software die de heersende softwarecultuur een spiegel voorhoudt. (De term social software blijkt overigens al uit de jaren zeventig te stammen en te staan voor software die communicatie tussen groepen ondersteunt, van het cc-veld in e-mail tot online role playing games). Tegenwoordig geeft Fuller les aan het Piet Zwart instituut in Rotterdam. Afgelopen jaar verscheen een bundeling van zijn essays (die in eerdere versies beschikbaar waren op het internet) bij de New Yorkse uitgeverij Autonomedia.

Fullers onderwerp is de analyse van software en kritiek van de softwarecultuur. Omdat software een grote rol speelt in de vormgeving van onze blik op en kennis van de wereld, is de analyse van de vooronderstellingen, het wereldbeeld en het idee van de gebruiker die ten grondslag liggen aan een specifiek stuk software, van enorm belang. Fuller laat zien dat softwarekritiek meer inhoudt en verder gaat dan sterretjes geven aan de nuttigheid van de verschillende functies, zoals gebeurt in de vele computertijdschriften. Ook de manier van analyseren van software- en computergebruik door ontwerpcritici als Donald Norman en Jakob Nielsen gaat Fuller niet ver genoeg. Zij kijken vooral naar gebruiksvriendelijkheid, Fuller wil de cultuur van de software onder de loep nemen en de zwarte doos van de technologie openen. Theoretici als Deleuze en Guattari zijn daarbij van evenveel belang als de ontwerpcritici. Door zijn stijl van schrijven, met soms iets te gewilde metaforenopstapelingen, staat Fuller overigens dichter bij een deleuzeaans kunstenaarsdiscours die de dingen soms groter maakt dan ze zijn, dan bij de Amerikaanse transparante stijl van Norman en Nielsen.

Fuller kijkt 'behind the blip', dat wil zeggen, achter de verschillende 'events' in software (een muisklik, een commando, et cetera). Drie van de zeven essays staan in direct verband met artistieke softwareprojecten waaraan Fuller een bijdrage leverde, respectievelijk de metabrowser Web Stalker (kritiek op het quasi-monopolie van de grafische browser), een gehackte zoekmachine die racisme onder de loep nam en zijn ontleding van Microsoft Word, in 2000 tentoongesteld in de Londense galerie Lux. De andere essays bespreken onder andere de notie van interfaces en de intelligent agents-technologie die het zoeken van de juiste informatie zou moeten verbeteren.

De grootste bekendheid heeft Fuller waarschijnlijk gekregen door de Web Stalker, de in 1997 door I/O/D (Matthew Fuller, Simon Pope en Colin Green) uitgebrachte alternatieve webbrowser. Web Stalker werd zo'n beetje het voorbeeld voor de artistieke browsers en webmapping tools van een generatie later. Web Stalker volgt (stalkt) alle links die hij op een pagina tegenkomt en representeert het gevonden web van links vervolgens als een netwerk. In plaats van de browsers als Explorer, maar ook Safari, Camino en Mozilla, geeft het ons niet de visuele ervaring van de Graphical User Interface, met haar vensters, de muis en de cursor, tekst en beeld, maar ontleedt ze het web. De grafische browser bezit weliswaar een quasi-monopolie op onze voorstelling van het web, maar de Web Stalker maakt duidelijk dat er niet een enkele manier is de stroom nullen en enen af te beelden.

Een concreet voorbeeld van social software is het door Mongrel (Graham Harwood en anderen) ontwikkelde Linker. Linker is een eenvoudig programma om collages te maken van digitale beelden. Mongrel gebruikt het in workshops in bijvoorbeeld buurthuizen, immers wie dan eerst Photoshop of Director moet leren komt nooit toe aan het creatieve proces (om het maar niet te hebben over het probleem van de aanschaf van kostbare licenties). Linker is in die zin een van de vele voorbeelden van voor specifieke situaties gemaakte programma's (of onderdeeltjes van websites) waarbij gebruikers op een eenvoudige manier 'hun eigen ding' kunnen doen. Het is te vergelijken met de applicaties die op buurtwebsites gebruikt worden, waarbij bewoners hun eigen verhalen of geschiedenissen kunnen schrijven, aan elkaar linken en met elkaar kunnen delen, zonder eerst te moeten leren hoe je een website maakt. Fullers voorstellen zijn in die zin vaak tegelijkertijd theoretisch sophisticated en geworteld in een dagelijkse situatie.

Fullers softwarekritiek komt, naar mijn mening, het best tot zijn recht in zijn softwareprojecten en in de essays die bestaande software tot op het bot analyseren - zoals hij doet met Microsoft Word. Tegelijkertijd zijn de kritische opmerkingen over de constructie van de wereld en onze subjectiviteit door de ontwikkelingen in software niet te versmaden. (Hoe verandert het idee over onze subjectiviteit wanneer we intelligent agents laten zoeken naar voor ons relevante informatie in plaats van er zelf naar te zoeken?) Daarbij valt op dat hoe recenter de essays zijn, des te dieper hij de 'achterliggende' technologie in moet duiken. Het is niet genoeg om enkel de interface te analyseren, ook de algoritmes en de basis van bijvoorbeeld de zoektechnologie moeten eraan geloven. Fuller gaat daarbij complexiteit, complicaties en politieke implicaties niet uit de weg, ook al gaat hij niet rechtstreeks in op de rauwe kant van de technologie. Het blijft culturele kritiek. Het is te hopen dat Fuller doorgaat op het door hem ingeslagen pad en deze verzameling aanvult met kritische besprekingen van de blik op de wereld van Google, het semantisch web, filesharing in de weblogwereld en de cultuur van de retro-computing om maar iets te noemen. Uiteindelijk gaat het er om de dingen anders te kunnen zien. Dat immers is de functie van de projecten van Matthew Fuller.

Matthew Fuller, Behind the Blip, Essays on the Culture of Software, Autonomedia, New York, 2003, ISBN 1570271399, 165p, euro 17,60

Gepubliceerd in Metropolis M 2004/2
some rights reserved
Arie Altena
index