Arie Altena
index
Bij deze tekst werd ik in verwarring gebracht. Ik kan me herinneren dat ik drie teksten over DeLillo min of meer afmaakte. De eerste ging over White Noise. Daarvan heb ik geen digitaal exemplaar meer, wel een print. De tweede over Libra, de derde over Mao II. Daarnaast had ik nog het een en ander over The Names, over Endzone en over Americana, maar dat zijn eigenlijk niet meer dan wat aantekeningen. De tekst over Libra is behoorlijk rommelig, maar lijkt ook corrupt te zijn geraakt. De tweede helft van dat bestand heeft een tekst over Mao II, die af lijkt te zijn, maar voor zover ik kan nagaan een eerdere versie is van een langere interpretatie van Mao II. Het enige wat ik kon doen is het allemaal wat opschonen. De spelling met ‘k’s heb ik gelaten. De tekst over Libra blijft echter rommelig.
Op 22 november 1963 werd John F. Kennedy, de eerste Amerikaanse president die bewust gebruik maakte van de macht van de televisie, vermoord. In Libra, Don DeLillo’s roman over Lee Harvey Oswald, de samenzwering tegen John F. Kennedy en geschiedschrijving, noemt Nicholas Branch, de historicus die belast is met het reconstrueren van de geschiedenis van de moord op JFK, dit moment “the seven seconds that broke the back of the American century.” (181). Dit is niet alleen het idee van Nicholas Branch, maar ook dat van de man die zichzelf belast heeft met dezelfde taak als Branch: de auteur van Libra. Volgens DeLillo markeert 22 november 1963 het begin van een nieuw tijdperk.
Libra bestaat uit twee verhaallijnen: het leven van Oswald en het in elkaar zetten van een poging tot moord op Kennedy door Cubaanse ballingen en gefrustreerde ex-CIA-ers. De derde lijn bestaat uit de overwegingen van Branch over (o.a.) geschiedschrijving en de aantrekkingskracht van samenzweringstheorieën. Veel van deze uitspraken slaan behalve op de geschiedenis van de moord op JFK ook terug op de roman, ze vormen een moment van zelfreflexie in Libra. DeLillo neemt dezelfde positie in als Branch: hij reconstrueert een geschiedenis, d.w.z. hij creëert een verhaal op basis van feiten die op verschillende, zelfs tegenstrijdige manieren geïnterpreteerd kunnen worden.
Libra gaat o.a. over de geschiedenis en geschiedschrijving, en de conclusie van Branch (en met hem van DeLillo) lijkt sterk op de ideeën van historiograaf Hayden White. DeLillo schrijft de geschiedenis van de moord op JFK en komt zo in de verleiding om een plot te creëren, een samenzweringstheorie die alles verklaart. Net als Branch probeert hij zich te verzetten tegen aantrekkingskracht van het plot en de paranoia die daaraan ten grondslag ligt. Toch is de auteur van Libra uiteindelijk een plotter, en in die hoedanigheid lijkt hij op de ex-CIA-agent Win Everett (voor zover ik na kan gaan de enige fictieve figuur in Libra) die een aanslag voorbereid waarbij JFK niet vermoord zal worden. Hij lijkt op alle andere samenzweerders die net als Everett de blauwdruk van een moordenaar in elkaar zetten. Let wel: het is de blauwdruk van een fictieve moordenaar die de aandacht af moet leiden. De fictie wordt echter werkelijkheid als Oswald zijn intrede doet en hij precies overeen blijkt te komen met de fictieve moordenaar, met als gevolg dat de voorspelling (eigenlijk DeLillo’s stelling) dat elk plot naar de dood leidt achteraf bewaarheid wordt. Kennedy wordt ook in Libra vermoordt.
Libra gaat vooral over het in elkaar zetten van Lee Harvey Oswald. Marguerite, de moeder van Oswald vraagt aan het einde, na de moord op haar zoon, “who arranged Lee Harvey Oswald?”, zij doelt daarmee op het vermoeden dat Oswald een pion was van de CIA en/of de KGB, een vermoeden dat ook in Libra uitgesproken wordt. Oswald is een instabiele persoon die nogal tegenstrijdige dingen deed. Er zijn verschillende instanties die, op verschillende niveau’s (hun) Oswald in elkaar zetten: DeLillo assembleert zijn Oswald in Libra, de Cuba-veteranen zetten hun Oswald in elkaar, Oswald zet zichzelf in elkaar, en tenslotte creëeren de media Lee Harvey Oswald: de moordenaar van JFK. Het leven van Oswald is het verhaal van de poging een zelf in elkaar te zetten dat in contact staat met de geschiedenis, The real.
“I think we’ve all come to feel that what’s been missing over these past twenty-five years is a sense of a manageable reality. Much of that feeling can be traced to that of one moment in Dallas. We seem to be much more aware of elements like randomness and chaos since then” (DeLillo in DeCurtis 1990 p. 286).
De moord op Kennedy luidt voor DeLillo een tijdperk in waaraan anderen wel de naam postmoderniteit hebben gegeven. Het was de eerste keer dat een gebeurtenis vanaf het begin volledig gemedialiseerd werd. Door de media, vooral de TV, was het een collectieve gebeurtenis. Als Everett de moord op TV ziet beschrijft DeLillo dat als volgt: “He felt connected to the events on screen. It was like secret instructions entering the network of signals and broadcast bands, the whole busy air of transmission” (370). Deze twee zinnen zitten vol met worden die duiden op communicatie en het overzenden van signalen. Het tekent een wereld waarin alles draait om signalen, communicatie, tekens. De moord op Kennedy maakt vanaf het begin deel uit van die wereld. Maar Everett voelt zich wel verbonden met wat hij ziet op het scherm: het is zijn werkelijkheid, niet een illusie.
De moord op Kennedy is het icoon voor een wereld waarin gebeurtenissen bestaan omdat ze op het nieuws zijn. Als ze niet op het nieuws komen zijn ze irrelevant. De representatie van de werkelijkheid door de (massa)media is er primair geworden. Vanaf die moord heerst het gevoel dat de officiële geschiedenis gemanipuleerd wordt, en is duidelijk dat zelfs een in beeld gebrachte gebeurtenis zeer verschillende, zelfs tegenstrijdige interpretaties op kan leveren. “Beyond this confusion af data, people have developed a sense that history has been secretly manipulated…So from the initial visceral shock, I think we’ve developed a much more deeply unsettled feeling about our grip on reality.” (ibid). De keus is tussen apathie en paranoia.
There is enough mystery in the facts as we know them, enough of conspiracy, coincidence, loose ends, dead ends, multiple interpretations. There is no need, he thinks, to invent the grand and masterful scheme, the plot that reaches flawlessly in a dozen directions.” (Libra 58). Voor de moord op JFK geldt dat zelfs de meest rudimentaire data ambigu zijn: “How many shots, how many gunman, how many directions? Powerful events breed their own network of inconsistencies. The simple facts elude authenticitation.” (Libra 300).
Hiermee kom ik op de obsessie van DeLillo voor “powerful events”, gebeurtenissen die zich onttrekken aan direct begrip. De zeven seconden in Dallas waren zo’n “event” waarop de term “unpresentable” wellicht van toepassing is. Omdat ze zich onttrekken aan direct begrip staan ze buiten de geschiedenis. Als geïsoleerde gebeurtenis heeft ze geen betekenis.
“Ritual murder and political assassination, DeLillo’s fiction repeatedly maintains, are always and also attempts to escape the prisonhouse of language, understood as all that which would undermine the illusion of an unmediated access to the real and the sound assumption of a coherent and stable subjectivity.” (Carmichael 1993 p. 214). Zo formuleert één van DeLillo’s commentators het verband tussen “powerful events” en de thematiek van het subject in DeLillo’s werk.
Libra gaat, net als andere boeken van DeLillo over tweede identiteiten, geheimen. Het gaat over het maken van een zelf door een plot te maken. Het gaat over de droom om uit te breken uit de kleine kamer waarin je opgesloten zit en te handelen in de wereld. Het is de droom van een nieuwe, andere identiteit in een wijdere wereld. Dit is in zekere zin een typisch Amerikaanse thematiek, verbonden met de ontdekking van een andere wereld om uit te breken uit de opsluiting van de oude identiteit. In Libra is het Oswald die droomt van een andere identiteit. Zijn droom in realiteit gebracht blijkt tot misdaad en geweld te leiden en tot een plek in de gemedialiseerde wereld.
Oswald is een tegenstrijdige, instabiele persoon. Hij is een machteloze, een speelbal in de handen van grotere machten. Iedereen denkt hem te kunnen gebruiken en hij wordt ook gebruikt – door de KGB, de CIA, Win Everett. Maar Oswald is ook degene die altijd opkomt voor zijn eigen rechten. Uit de informatie die anderen over Oswald geven bouwt DeLillo een beeld op. Oswald zelf is erg incoherent en onduidelijk in zijn ideeën over zichzelf, en lijkt vaak niet de beste lezer van zichzelf te zijn.
Oswald is geïsoleerd. Hij heeft het gevoel dat er een scherm is tussen hem en de wereld. Enerzijds wil hij dat dit scherm intact blijft, anderzijds wil hij het doorbreken en in contact treden met de wereld. Hij wil deel uit te maken van de “echte” wereld. In in zijn geval betekent dat de geschiedenis als collectieve strijd. De echte Oswald schreef aan zijn broer: “Happiness is not based on oneself, it does not consist of a small home, of taking and getting. Happiness is taking part in the struggle, where there is no borderline between one’s own personal world, and the world in general” (motto part I). DeLillo schrijft meerdere malen over Oswalds verlangen opgenomen te worden in de werkelijke wereld: “He wanted subjects and ideas of historic scope, ideas that touched his life, his true life, the whirl of time inside him” (33).
“He wanted to carry himself with a clear sense of role, make a move one time that was not disappointed…He thought the only end to isolation was to reach the point where he was no longer seperated from the true struggles that went on around him. The name we give this point is history.” (248). Dit ziet Oswald als de enige strategie om zichzelf te worden, om zichzelf een identiteit te verlenen die stabiel is en waarbij er een contact is tussen hemzelf en de werkelijkheid. Eén van de problemen daarbij is dat Oswalds idee van wat geschiedenis is, zoals later blijkt, niet in overeenstemming is met de situatie in Amerika. Oswald meent dat er een direct contact mogelijk is met de gebeurtenissen zelf. Hij wil een autonoom subject zijn dat handelt in de wereld, dat zelf de auteur is van de gebeurtenissen om hem heen. Oswald wil een auteur van de geschiedenis zijn in plaats van doelloos te leven in een isolement.
Oswald neemt het heft in eigen handen wanneer hij een aanslag voorbereid op de rabiaat rechtse politicus Walker: “What a sense of destiny he had, locked in is miniature room, creating a design, a network of connections. It was a second existence, the private world floating out to three dimensions” (277). Door een plan te maken, te plotten ontstaat er een soort tweede realiteit en daarmee samenhangend een tweede identiteit die alleen afhangt van het plan. DeLillo legt een rechtstreeks verband tussen het plot (plan) en het handelende autonome subject. Bij DeLillo leidt elk succesvol plot tot rampzalige gevolgen: dood en geweld.
Het personage David Ferrie heeft een mystieke interpretatie van de moord op JFK en het verlangen van Oswald: hij benadrukt het mysterie in de gebeurtenis, dat wat niet te vatten is in interpretaties, en hij wijst Oswald erop dat zijn plek wat dat betreft juist buiten de geschiedenis is (als media-image): “There is something else that’s generating this event. A pattern outside experience. Something that jerks you out of history. I think you’ve had it backwards all this time. You wanted to enter history. Wrong approach Leon. What you really want is out. Get out. Jump out. Find your pace and your name at another level.” (384). Dit andere niveau is de wereld van de media: niet de echte wereld waarin gebeurtenissen plaatsvinden, maar het rijk van de representatie van de werkelijkheid door de media. In dat rijk krijgt Oswald de naam Lee Harvey Oswald, en wordt Kennedy JFK. Oswald herkent zich eerst niet eens in zijn eigen naam: “Lee Harvey Oswald. It sounded extremely strange. He didn’t recognize himself in the full intonation of his name…It sounded odd and dumb and made up. They were talking about somebody else.” (416).
In Ferrie’s opvatting is de gebeurtenis niet te vatten, het is subliem. Woorden kunnen er geen grip op krijgen, het is onvoorstelbaar. Puur beeld, ongeïnterpreteerd. Woorden kunnen de geschiedenis weer op gang krijgen. “With a word they could begin to grid the world, make an instant surface that people could see and touch together.” (Libra 414).
In zijn cel denkt Oswald na over de vraag welk verhaal hij kan vertellen. Hij kan er vele vertellen. Hij bedenkt allerlei hypothesen voor verhalen. Zijn laatste: “He never wanted to fire the fatal shot. It was never his intention to cause an actual fatality. He was only trying to make a political point. Other people were responsible for the actual killing. They fixed it so he would seem the lone gunman. They superimposed his head on somebody else’s body. Forged his name on documents. Made him a dupe of history.” (418).
Pas als hij in de cel zit vindt Oswald zijn werkelijke bestemming, de identiteit waarop Ferrie al zinspeelde. Het ligt in de overdenking van de misdaad, de reconstructie. Het is het begin van de geschiedenis. “After the crime comes the reconstruction. He will have motives to analyze, the whole rich question of truth and guilt…Here is a crime that clearly yields material for deep interpretation…Time to grow in self-knowledge, to explore the meaning of what he’s done. He will vary the act a hundred ways, speed it up and slow it down, shift emphasis, find shadings, see his whole life change. This was the true beginning.” (434). Oswald wordt de geschiedschrijver van zijn eigen misdaad. Zelfs hij kent de waarheid niet. Een feit is slecht het begin van een netwerk van interpretaties en niet iets op zich (hoewel het ook iets op zich is, maar als zodanig subliem, het onttrekt zich aan interpretatie).
Oswald wordt door zijn misdaad onlosmakelijk deel van de gemedialiseerde geschiedenis: “His life had a single clear subject now, called Lee Harvey Oswald…He and Kennedy were partners. The figure of the lone gunman in the window was inextricable from the victim and his history…Everybody knew who he was now. This charged him with strength…He’d found the truth about a room.” (435). Hij vindt zijn plaats in contact met de geschiedenis, maar niet op de manier die hij zelf verwacht had. Zo wordt Lee Harvey Oswald het voorbeeld bij uitstek van een subject van de gemedialiseerde wereld.
Geheimen en samenzweringen zorgen voor de eenheid van het subject. “All conspiracies are the same taut story of men who find coherence in some criminal act” (440) Maar samenzweringen zijn bij DeLillo eerder het gevolg van een toevallige samenloop van omstandigheden, wat echter niet wegneemt dat er personages zijn die wel in geloven in de samenzwering. Het plot (plan) werkt als eenheidsscheppend principe doordat het richting geeft aan het handelen. Geheimen scheppen integriteit. Alleen als je een geheim hebt kun je weten wie je bent. (“Don’t secrets sustain her, keep her seperate, make her self-aware? How can she know who she is if she gives away her secrets?” (26; Branch over zijn dochtertje)). Vooral als het plot geheim is ontstaat het gevoel controle te hebben over een werkelijkheid. Libra is één van DeLillo’s romans waarin hij deze gedachte uitwerkt: “Plots carry their own logic. There is a tendency of plots to move toward death. He believed that the idea of death is woven into the nature of every plot. A narrative plot no less than a conspiracy of armed men. The tighter the plot of a story, the more likely it will come to death. A plot in fiction, he believed, is the way we localize the force of death outside the book, play it off, contain it.” (221).
In Libra is het David Ferrie die suggereert dat identiteit tot stand komt door een plot, en dat een plot voortkomt uit dromen en verlangens. Ondanks het feit dat deze Ferrie een wel erg merkwaardige figuur is die ook nog eens gelooft in astrologie, is dit één van de kernthema’s van Libra. Hij zegt dat er twee lijnen zijn: die van Oswalds leven en die van de samenzwering tegen JFK. Er is een derde lijn die deze twee verbindt: “It comes out of the deepest levels of self. It’s not generated by cause and effect like the other two lines. It’s a line that cuts across causality, cuts across time. It has no history that we can recognize or understand. But it forces a connection. It puts a man on the path of his destiny.” (339). Dromen en verlangens zijn de motor, de wil achter een plot. Zij zijn de achterliggende oorzaak voor het geweld.
Sinds de moord op Kennedy is er een duidelijk plan wat iedereen kan volgen die uit de anonimiteit wil treden: “After Oswald, men in America are no longer required to lead lives of quiet desperation. You apply for a credit card, buy a handgun, travel through cities, suburbs and shopping malls, anonymous, anonymous, looking for a chance to take a shot at the first puffy, empty famous face, just to let people know there is someone out there who reads the papers.” (181). Dat is alleen mogelijk in een land waar de representatie van de wereld door de media voor alles gaat en in feite de plaats in heeft genomen van “the real”. Dat is wat LHO zich uiteindelijk realiseert. Hij vindt zijn plek in de media. Oswald is geen Raskolnikov die in de cel zijn misdaad overdenkt en zijn schuld draagt, niets daarvan: Hij wordt door DeLillo gebruikt om te laten zien dat de geschiedenis pas tot stand komt na de gebeurtenis, en de waarheid ervan niet te achterhalen valt.
“To Nicholas Branch, more frequent of late, “Lee Harvey Oswald” seems a technical diagram, part of some exercise in the secret manipulation of history.” (377). Oswald is lijkt geen persoon maar een blauwdruk gebruikt in een plot. “Pochet litter. Win Everett was at work devising a general shape, a life. He would script a gunman out of ordinary dog-eared paper, the contents of a wallet.” (50). Precies hetzelfde schreef DeLillo in zijn artikel American Blood over Oswald: “Oswald seems scripted out of doctored photos, tourist cards, change-of-address cards,mail-order forms, visa-applications, altered signatures, pseudonyms. His life as we’ve come to know it is a construction of doubles.” (American Blood 24). Het idee dat Oswald in feite samengesteld is uit allerlei documenten om een rol te spelen in een complot, is één van de redenen om Oswald het postmoderne personage bij uitstek te noemen: de Oswald van DeLillo is natuurlijk letterlijk samengesteld uit documenten, uit stukjes tekst en foto’s (die wellicht gemanipuleerd zijn), maar ook de Oswald als “echt” personage in het verhaal laadt steeds het vermoeden op zich dat hij niet echt is maar samengesteld uit stukjes van anderen, terwijl het onmogelijk blijkt (voor de historicus en de schrijver) een onderscheid te maken tussen de echte Oswald en de fictieve persoon die gemanipuleerd wordt door o.a. de Cuba-veteranen.
DeLillo beoogt de aantrekkingskracht van een samenzweringstheorie duidelijk te maken, en te tonen dat het onmogelijk is om de ene waarheid over een gebeurtenis te achterhalen. Zelfs een voorval dat iedereen kan zien zal verschillende, zelfs tegenstrijdige interpretaties opleveren. In andere termen: het is onmogelijk om buiten de orde van de representatie te treden, wat in White Noise overduidelijk werd weergegeven. Aan de andere kant is DeLillo geobsedeerd door gebeurtenissen, objecten, beelden die zich hieraan lijken te onttrekken. Zelf noemt hij dit het mysterie, het mysterieuze, dat wat altijd buiten blijft. Het is de gebeurtenis zelf, objectief gezien, los van interpretaties, los van de orde van de representatie. Het is de gebeurtenis zoals die niet te vatten is in het menselijk representatie-systeem: het is de gebeurtenis als het sublieme. In Libra wordt deze kwestie aan de orde gesteld in het thema van de reconstructie van de geschiedenis (wat ook het thema is van de constructie van het boek dat DeLillo schrijft) en de moord zelf op JFK.
Het thema van geweld – rituele moord (The Names), rampen (Endzone, White Noise), terrorisme (Players, Mao II) en politieke aanslagen (Libra) – is hiermee verbonden. Deze gebeurtenissen (“powerful events”) lijken een directe toegang te geven tot de werkelijkheid en beloven een stabiele identiteit (dat van een subject dat direct contact heeft met de wereld).
Volgens DeLillo is de wereld fundamenteel verandert: het moment van die verandering (door anderen wel de overgang van moderniteit naar postmoderniteit genoemd) vindt plaats op het moment waarop de media het beeld van de realiteit creëeren. Dat moment wordt gemarkeerd door de moord op JFK. Aan deze wereld is een andere opvatting van geschiedenis (Libra) en een andere opvatting van het subjekt verbonden. Tekens zijn primair: ze maken de realiteit. (White Noise is een parodie van dit idee). Uit DeLillo’s boeken blijkt een grote fascinatie voor de gebeurtenis zelf, “the real thing”. De werkelijke gebeurtenis is zowel gevaarlijk, werkelijk waar en onbereikbaar voor interpretaties. DeLillo stelt individu versus simulacrum, woord versus beeld, een “doelloos” leven versus een plot, apathie versus paranoia. De protagonisten verlangen vaak naar een authentieke daad, zo’n daad leidt echter tot zinloos geweld. Branch wil zich in Libra aan feiten houden, aan de dingen zoals ze zich voordoen. Niet omdat deze “echter” zouden zijn, maar omdat ze in zichzelf al genoeg plot bezitten
In Libra focust DeLillo op het moment in de geschiedenis dat gezien kan worden als het begin van het mediatijdperk: de moord op JFK. Deze gebeurtenis is de spil van de roman en het omslagpunt in het leven van Oswald. Libra bestaat uit drie verhaallijnen: het leven van Oswald, het fabriceren van een samenzwering door anti-Castro-elementen en de (re)constructie van die geschiedenis door Nicholas Branch.
De belangrijkste thema’s zijn: de constructie van een identiteit (met name door Oswald zelf, maar daarmee samenhangend ook de constructie van een fictieve persoon, reflexief te lezen als de constructie van een romanpersonage); de aantrekkingskracht van paranoia en geschiedschrijving. DeLillo legt een verband tussen de noties zelf, plot, geheim, geschiedenis, paranoia, zoals hij dat in al zijn boeken doet. Hij doet dit op een manier die ook terugslaat op zijn eigen aktiviteit als schrijver. In Libra gaat het, net als in White Noise, over de struktuur van de realiteit en de poging contact te krijgen met de werkelijke werkelijkheid.
This text is a sketch for a chapter on DeLillo's Libra for my unfinished PhD. It was written in 1993.
some rights reserved
Arie Altena
index